Persoonlijke herinneringen aan kard. Jo Willebrands  
Home > Thema's > Oecumene > Persoonlijke herinneringen aan kard. Jo Willebrand

Persoonlijke herinneringen aan kard. Jo Willebrands

Mijn liefde voor de oecumene heb ik van hem geleerd. En dat begon tijdens mijn studie filosofie, begin jaren vijftig. Van de vorige eeuw, moet ik eraan toevoegen, want ik besef nu dat ik zelf ook al tot de oudere garde behoor, tot mijn eigen verbazing ‘maar’ 21 jaar jonger dan directeur Willebrands, zoals ik hem heb leren kennen. Hij was directeur van het Philosophicum te Warmond. Wij kregen geschiedenis van de filosofie van hem maar zijn verhalen over zijn ‘hobby’, de oecumene, boeiden veel meer.

Op een ochtend – we hadden zijn afwezigheid niet echt opgemerkt ondanks dat we hem bijna dagelijks bij het avondgebed in de kapel zagen – begon hij zijn college, na een lange stilte, met: Ja, heren, het meer van Genève is wel het mooiste meer van de wereld. Bij onze vragende blik kwam de voor hem zo typische jongensachtige glimlach en stak hij van wal. Hij was daags tevoren ‘even’ naar de Wereldraad van kerken geweest. Met het vliegtuig, in die tijd geen gebruikelijk vervoersmiddel voor kerkelijke werkers. Wel voor hem, dus. Zijn West-Friese nuchterheid liet hem daar niet moeilijk over doen. Hij gaf ons een gedetailleerd verslag van zijn bezoek aan de secretaris generaal, de Nederlander Visser ’t Hoofd.

De eerste Duitse dominee die met speciale toestemming van Pius XII priestergewijd was, haalde hij naar Warmond om voor ons zijn ‘bekeringsgeschiedenis’ te vertellen. Hij behoorde tot één van de bekendste oecumenische gespreksgroepen die daar onder de oorlog waren gegroeid. Willebrands zelf had in de Bollenstreek ook in zo’n gespreksgroep gezeten, met collega theoloog Jan Groot. Toen Willebrands de dominee met zijn vrouw ging ophalen op het station van Leiden, dacht hij: ik heb een tweepersoonsauto dus dat kan wel. Auto’s waren er toen alleen nog maar voor bisschoppen, maar Willebrands was ook hierin zijn tijd vooruit. Wel als een toch wat verstrooide professor, zoals bleek bij het station van Leiden: hij kon alleen de koffers meenemen en de dominee en zijn vrouw volgden in een taxi.

Op dat studie-internaat had ik in 1951-52 de leiding van de typografie, onder eindverantwoordelijkheid van prof. Tinus Jansen, de latere eerste bisschop van Rotterdam. Toen Willebrands dit hoorde, vroeg hij mij of ik dictaat kon opnemen. Steno had ik ooit geprobeerd maar niet echt geleerd. Zijn dicteren van brieven bleek echter in een tempo te gaan waar geen steno voor nodig was. Door zijn grote werkkamer heen en weer lopend ontwikkelde hij zijn zinnen, soms met een lange pauze, wikkend en wegend. Het waren brieven aan de coryfeeën van de oecumenische beweging in die dagen, de bisschoppen van Parijs, Paderborn en Cherbourg en aan de Staatssecretaris van het Vaticaan. Eenmaal opgesteld en uitgetypt in het Nederlands werden die dan vertaald door anderen. Het waren de dagen dat hij zijn internationale vleugels van de oecumene begon uit te slaan. Hij had er dan behoefte aan mij bepaalde zaken toe te lichten. Zo vertelde hij dat hij op het Staatssecretariaat op het eind van het onderhoud te horen kreeg dat hij zijn gedachten nog maar eens op papier moest stellen: “zulke dingen leer je dan”, zei hij met de bekende glimlach, “en dus haalde ik de al geschreven brief uit mijn tas om die aan de kardinaal te overhandigen”. Toen er geleidelijk meer brieven kwamen maar mijn studieresultaten achterbleven, vroeg hij of hij niet teveel van mijn tijd claimde. Ik vond van niet want dit was voor mij wel iets belangrijker, maar daar was hij het niet mee eens, kon het er ook niet mee eens zijn.

Ook in zijn eenvoud kon hij nuchter blijven. Zo wist hij dat hij genoemd werd als opvolger van de bisschop van Haarlem en vertrouwde mij toe dat hij dan niet in Haarlem zou gaan wonen maar in Amsterdam waar hij enige jaren kapelaan was geweest bij deken Van Noort, de vroegere professor van Warmond die bekend was om zijn theologiehandboeken. Amsterdam als wereldstad en cultureel centrum trok hem meer als plek van waaruit hij wilde werken. Ongetwijfeld zal de oprichting van de Wereldraad van Kerken daar in 1948 mede zijn gedachten bepaald hebben maar mentaal was hij al een wereldburger aan het worden.

In mijn Leuvense studiejaren, op het College voor Latijns Amerika, verbonden aan de universiteit aldaar, stond hij me graag met zijn raad terzijde. Ik bewaar daarvan mooie brieven, door hemzelf met de hand geschreven. Na mijn priesterwijding werd in Leuven afgesproken dat ik naar Colombia zou gaan en ik deelde dit aan Willebrands mee tijdens een bezoek aan Warmond. “Ga je dan ook de protestanten daar vervolgen, Isaac?” Colombia was in Nederland alleen nog maar vanwege deze bijzonderheid bekend.

Ik bleef echter nog enige tijd in Nederland voor verdere studie en wilde tegelijkertijd pastorale ervaring opdoen. De bisschop van Haarlem benoemde mij als kapelaan in de vroegere schuilkerk in de Kalverstraat in Amsterdam, in de volksmond de Papegaai genoemd. Daar hielden we in januari 1957 de internationale bidweek voor de eenheid van de christenen en hadden Willebrands uitgenodigd voor de preek tijdens de zondagsdienst. Terwijl we klaar stonden in de sacristie kwam ineens de koster uit de pastorie: Heren, het is niet meer nodig: de radio meldt dat de paus een oecumenisch concilie bijeen gaat roepen. Ik herinner me de nuchtere opmerking van Willebrands op dat moment: zo’n vaart zal dat niet lopen! Hij kon toen nog niet bevroeden hoe dat concilie zijn leven verder zou bepalen.

In 1960 was ik een jaar in Colombia en heb hem toen over mijn eerste ervaringen, met name over de verhouding met de protestanten in dat superkatholieke land, geschreven. Hij was inmiddels secretaris geworden op het Secretariaat voor de Eenheid in Rome, dat onder leiding stond van kard. Bea. Precies een jaar later kwam de brief na omzwervingen bij mij terug, door een foutieve adressering; ik was toen in Chile. Met een kort briefje heb ik dezelfde brief naar het goede adres gestuurd. Prompt kreeg ik antwoord van Willebrands: je brief heeft na zo’n tijd nog niets aan actualiteit verloren.

De jaren daarna heb ik hem nog met enige regelmaat ontmoet, zoals bij de begrafenis van Marga Klompé met wie hij een bijzondere vriendschappelijke relatie had. Hij waardeerde haar inzet voor de kerk in Nederland en internationaal. Na haar terugtreding uit de actieve politiek werd zij door hem gevraagd voorzitter te worden van de Bisschoppelijke Beleidsraad van de Nederlandse Kerkprovincie. Willebrands merkte in die jaren dat hij eigenlijk Nederland wat ontgroeid was. Hij was Romeins geworden, zeiden sommige critici, maar dat is niet juist, denk ik. Hij geloofde in de oecumene, ook aan de top en dan moet je aan de top durven zitten als je dat kunt, dacht hij. Het bureaucratische leven in het Vaticaan lag hem niet maar nam hij op de koop toe. Zijn taaie volharding voor het ideaal heeft mij grote bewondering voor hem afgedwongen.

En inspireert mij ook nu nog om ondanks de kille oecumenische atmosfeer bij onze kerkleiding, nationaal en internationaal, volhardend te blijven geloven in de oecumene.

Isaac Wüst

redactielid van deze website



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Oecumene" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol