Nemen de kerken zichzelf te serieus?
Oecumene, kerk en evangelie voor deze tijd
Samen met u wil ik een wandeling maken. We vertrekken bij de negende assemblee van de Wereldraad van Kerken die in februari 2006 gehouden werd te Porto Alegre in Brazilië. Vandaar doen we kort twee andere grote oecumenische bijeenkomsten aan die beide afgelopen najaar gehouden werden: de derde bijeenkomst van Oecumenische Christenen te Sibiu in Roemenië en het zgn. ‘Christelijk wereldforum’ nabij Nairobi in Kenia. Naar aanleiding van die bijeenkomsten reflecteren we over de oecumenische beweging en de crisis waarin ze zich bevindt. We zullen proberen de richting aan te geven waarvan wij geloven dat ze de weg wijst uit de crisis. Vervolgens vertalen we een en ander concreter naar onze eigen kerken toe. Sta me toe dat we deze bezinnende wandeling eindigen in mijn eigen Oud-Katholieke Kerk want het geeft me de kans om aan te geven hoezeer mijn eigen kerk aan deze opdrachten gecommitteerd is.
1. Internationale oecumenische bedrijvigheid
God, in Uw genade, vernieuw de wereld….dat was het thema van de negende assemblee van de wereldraad van kerken die in 2006 in Porto Alegre gehouden werd. Ik herinner me het slotmoment nog heel goed. Met meer dan drieduizend mensen verzameld in een tent, zing je op het ene ogenblik Gods lof op aanstekelijke Afrikaanse ritmes en het andere verstil je bij een meditatieve Taize-melodie, of je bent gewoon indrukwekkend stil, of je spreekt – ieder in je eigen taal – het ‘Onze Vader’. Daarbij hoort dan een bijbelse maar ook zo levensnabije preek over Openbaring 22,1-5 (Toen toonde de engel mij een rivier met het water dat leven geeft…en omgeven door de rivier stond de levensboom…zijn loof brengt de volken genezing.) Predikant Robina Winbush preekt met begeestering en somt voorbeelden op van het loof dat genezing brengt: Braziliaanse vrouwen die zich organiseren, Europese jongeren die zich niet neerleggen bij armoede en onrecht in de wereld, de Wereldraad die het taboe op het gesprek over seksualiteit doorbreekt, …enzovoort. Ze heeft wel tien van die voorbeelden. Telkens klinkt er beamend applaus. Na de preek ook applaus, maar Robina verlaat het liturgisch centrum zonder daar acht op te slaan. Het is niet voor haar, dat applaus, het is voor God! Hij is bezig onze wereld nieuw te maken! Na de dienst, terwijl we de tent verlaten, zingt het koor nog enkele liederen die het tijdens deze dagen bijzonder goed gedaan hebben. Enkele mensen beginnen te dansen. Ook Philip Potter (voormalig secretaris van de Wereldraad, 82 jaar!) en vele anderen: het is een dans van dankbaarheid om de levenskracht die we in ons mogen ervaren. Geen ‘rituele dans’ die nu eenmaal moet uitgevoerd worden voor de eigen gewetensrust. Het is een dans op het aanstekelijk ritme van Zijn Genade, waarmee Hij de wereld en zijn mensen vernieuwt. Ik denk: we moeten een ‘dansende kerk’ worden!
De assemblee van de wereldraad heeft de leidende rol van de Wereldraad in de oecumenische beweging bevestigd. Het mag duidelijk zijn dat deze beweging aan een nieuw elan toe is en de assemblee dacht dat de eigen organisatie daartoe het nodige initiatief kan en moet nemen. Daartoe legde men ook de nadruk op het belang van de oecumenische vorming want dat is een voorwaarde voor het engagement voor de eenheid onder de christenen. Verder heeft men de spirituele en de missionaire opdracht van de wereldraad bevestigd en het belang van de inter-religieuze dialoog onderstreept. Tot slot sprak men steun uit voor het profetisch spreken van de raad tegen onrecht en onderdrukking en de solidariteit van de raad met de armen, waarin men reeds een grote traditie heeft opgebouwd. Vorig jaar vierden we overigens de veertigste verjaardag van de ‘wereldconferentie van Kerk en Maatschappij’ (Worldconference on Church and Society). Het is een beweging die in ruime mate bijgedragen heeft tot de christelijke sociale ethiek.
Sibiu
Er was niet alleen de negende assemblee van de Wereldraad in februari 2006 in Brazilië, er was ook in september vorig jaar de algemene vergadering van de Conferentie van Europese kerken in Sibiu. Deze bijeenkomst was de derde in zijn soort, de eerste vond plaats in 1989 (Basel), de tweede in 1997 (Graz). Ze werden alle georganiseerd in samenwerking met de Raad van Europese Rooms-Katholieke bisschoppenconferenties.
De slotverklaring van Sibiu geeft aan de kerken drie opdrachten mee:
(1) samenwerking zoeken waar het maar kan en in het bijzonder in de discussie over de wederzijdse erkenning van de doop die verder moet gaan;
(2) de charta oecumenica als leidraad voor het zoeken naar eenheid in Europa, zowel op kerkelijk als op maatschappelijk gebied, als stimulerende gids niet slechts met de mond belijden maar ook in de praktijk gebruiken en dus uitvoeren;
(3) opkomen voor wereldwijde sociale gerechtigheid, bescherming van de schepping en de promotie van een duurzame levensstijl.
Het Christelijk Wereldforum (Global Christian Forum) is opgericht op initiatief van de Wereldraad van kerken. Immers twee derden van de christenen behoren tot kerken en organisaties die niet bij de Wereldraad zijn aangesloten. Het betreft de christenen die lid zijn van het ruime scala van Pinksterkerken en de evangelische beweging, die vorig jaar trouwens ook haar honderdste verjaardag vierde, of van de Rooms Katholieke Kerk. Daar wil de Wereldraad wat aan doen. De Raad voelt zich terecht geroepen de initiator te zijn van een wereldwijd kerkenforum. Dat forum zou wel alle kerken en op die wijze alle christenen van over de hele wereld moeten samenbrengen. Dit forum wijst volgens algemeen secretaris Kobia het nieuwe spoor waaraan de oecumenische beweging op dit ogenblik behoefte heeft.
Onder impuls van de Christelijke wereldgemeenschappen (World Christian Communities) heeft het forum verder gestalte gekregen als een soort van beweging die complementair zou moeten zijn aan de ‘georganiseerde oecumene’ van de Wereldraad en die van de bilaterale dialogen. Het forum situeert zich in de voorwaardenscheppende sfeer. Het wil grenzen doorbreken en dat heeft het gedaan door christenen van haast alle kleuren die er op het christelijk pallet te vinden zijn, bij elkaar te brengen opdat ze elkaars wijze van christen-zijn zouden leren vertrouwen. Het forum wil een open ruimte scheppen, teneinde de ontmoeting, het samen vieren van Gods’ woord en het gemeenschappelijk gebed mogelijk te maken. Deze kennismaking en ontmoeting vormen een voorwaarde voor verder theologisch gesprek, dat natuurlijk ook nog zal moeten plaats vinden. Daarom zal het Global Christian Forum vermoedelijk een tijdelijke hulp zijn teneinde het oecumenisch proces over enkele dode punten heen te helpen. (Men kan stellen dat de eerste fase van het ‘forum-proces’ dat met de bijeenkomst van kerkleiders in Kenia werd afgesloten, grotendeels de vooropgestelde doelen heeft gehaald.)
2. De crisis in de oecumene
Maar van al deze initiatieven hebben we maar weinig terug gezien in de pers. Dat er zo weinig aandacht is van de media is een teken van het feit dat de interesse van het breder publiek gering is. De oecumene is niet spannend meer, de oecumenische beweging heeft haar aantrekkingskracht grotendeels verloren. Hoe is het zover gekomen?
2.1. Dat de oecumene, ondanks de vele resultaten die tijdens de afgelopen decennia ontegenzeggelijk zijn geboekt en die tot op de dag van vandaag respect afdwingen vanwege hun verregaand committent, toch in crisis is geraakt, moet mede tegen de achtergrond van onze westerse (postmoderne) cultuur worden gezien.
Met alle andere grote verhalen, heeft ook het grote verhaal – of moet ik zeggen: het grote ideaal – van de oecumene veel van haar motiverende en mobiliserende kracht verloren. Dat is de reden waarom een historische fusie als die waarvan de PKN het resultaat is, amper iets van de euforie van een belangrijke overwinning oproept. Bovendien gaat het om instituten die fuseren tot een nieuw instituut. En op nieuwe instituten zitten mensen niet te wachten…
2.2. Ook een instituut als de Wereldraad is niet langer interessant. De oecumene à la de Wereldraad wordt als een bureaucratie ervaren: goed georganiseerd, met technocraten die er hun brood mee verdienen en die vooral stapels adviezen, studies, verklaringen e.d. publiceren die niemand nog allemaal kan lezen. De georganiseerde oecumene is bovendien te zeer van westerse en zelfs ‘reformatorische’ snit, beweren sommigen. Ze deelt bijgevolg in de algemene scepsis die instituten en bureaucratische organisaties treffen.
2.3. De postmoderne cultuur heeft er echter eveneens toe geleid dat ook het geïnstitutionaliseerde christendom in West Europa in een gemarginaliseerde positie wordt gedrongen. Ook in ons eigen land is dat vast te stellen. Het is logisch dat een en ander ook de oecumene beïnvloedt en dat ze deelt in deze marginalisering. Vervolgens zetten de kerken zelf de oecumene ook bijkomend onder druk door de eigen profilering. Men voelt zich bedreigt in het eigen bestaan. Door de eigen identiteit opnieuw te formuleren, en zo mogelijk duidelijker en met meer nadruk op het verschil met de andere kerken, probeert men verloren terrein terug te winnen of tenminste het overgebleven terrein krachtiger dan voorheen te verdedigen.
3. De uitweg: opnieuw ‘katholiek’ worden!
Die crisis in de oecumene is in wezen een crisis van de kerk. Kern van de crisis is dat de dragers van de traditie zichzelf met de traditie vereenzelvigen. De instituten verabsoluteren zich, de kerken nemen zich te ernstig. Ze denken dat de traditie hetzelfde is als de wijze waarop zij ze geformuleerd hebben en gestalte hebben gegeven. Ze houden er onvoldoende rekening mee dat traditie een levend en dynamisch gebeuren is, waarbij de heilsboodschap telkens opnieuw betrokken dient te worden op de actualiteit en op de levenservaring van mensen op een bepaald moment, in een bepaalde periode, van de geschiedenis. Christenen hebben niet een soort van waarheid die onveranderbaar is en die alleen maar doorgegeven zou moeten worden zonder dat de eigen inbreng daarbij in tel zou zijn.
Christenen hebben zelfs geen stichter, zoals bijvoorbeeld Lutheranen of Marxisten dat wel hebben, betoogde Aartsbisschop Rowan Williams in Porto Alegre. Christenen kijken niet achteruit, maar vooruit… naar Iemand die in onze wereld aanwezig wil zijn. Wij zijn genoemd naar “Christus”. Dat is een titel die door de eerste christenen aan de Verrezene werd gegeven. Het betekent ‘gezalfde’, van Godswege onder ons om heil te bewerken. Aan dat heilswerk willen wij ook deelnemen en dus zullen wij daar zijn waar ook Christus aanwezig wil zijn. Bij de armen en de uitgestotenen het eerst en verder bij alle mensen, met welke achtergrond of godsdienst dan ook, om van hen te houden met daad en woord. Wij hebben geen absolute Waarheid met “grote W” te brengen, we hebben wel een opdracht. Het feit dat Jezus een unieke plaats inneemt betekent nog niet dat God zich exclusief tot Jezus zou beperken om mensen tot liefde te bewegen. Christen-zijn heeft op de eerste plaats niets te maken met het aanhangen van een doctrine, een leer. Het centrum van christen-zijn is een ‘praxis’, een wijze van leven dus. De Verrezene zet, zo mogelijk nog intenser als tijdens zijn aardse leven voordien, Gods heilswerk onder de mensen verder. Onze enige bekommernis mag het zijn daaraan mee te werken…
Sta me toe nog een verhaal te vertellen dat ik in Porto Alegre hoorde. Het is de getuigenis van Anna May Chain uit Myanmar (voorheen Birma). Ze stamt uit een gezin dat baptist is en zelf is ze dat ook nog steeds. Haar pakkend verhaal ‘speelt’ in de tijd van de burgeroorlog in haar land, waar de christenen een kleine minderheid vormen. Het is 1949 en speciaal de christenen worden vervolgd tijdens die oorlog. De familie van de jonge Anna wordt echter in huis genomen door de buren, die moslim zijn, en daar verborgen. De familie verkiest zelf naar de gevangenis te gaan omdat het er veiliger is. Ondanks het feit dat men met de ‘christelijke vijand’ geen contact mocht hebben op gevaar van er zijn leven bij in te schieten, brengen boeddhistische vrienden toch eten, kleren en medicijnen naar de gevangenis. Door actieve bemiddeling van een franse priester – van katholieken was in de opinie van Birmese baptisten toen weinig te verwachten – wordt de familie opgevangen in een katholiek klooster. De priester zette zich overigens niet alleen voor de christenen in maar eveneens voor de boeddhistische oorlogsslachtoffers…
Een verhaal van solidariteit en liefde. Gods’ verhaal gespeeld door zijn mensen met allemaal verschillende overtuigingen in hun hoofden, maar met in hun hart een kompas dat hen feilloos leidde naar die andere mens, die hen nodig had: dat was ‘the place to be’!
Wij hebben niet veel: geen stichter en geen absolute waarheid (Zou Paulus dat met ‘Gods zwakheid” bedoelen?), maar we hebben dat kompas dat ons op de Verrezene richt en ons daarom leidt naar de plek waar Hij - ook nu - aanwezig is. Het is de plek waar vriendschap moet gesticht worden en solidariteit moet opbloeien.
Het is datzelfde kompas dat ons ook de uitweg uit de oecumenische impasse kan wijzen. Het kompas wijst ons de richting van wat men wel eens ‘een nieuwe katholiciteit’ genoemd heeft.
Opnieuw ‘katholiek’ worden dus. Er wordt niet mee bedoeld dat we ‘Rooms-Katholiek’ moeten worden. Die term hangt samen met een geografische en een juridische betekenis die in de loop van de laatste eeuwen aan het woord ‘katholiek’ zijn gaan kleven.
Bij ‘katholiciteit’ gaat het oorspronkelijk om de volgende twee vragen die aan de kerk gesteld kunnen worden. De eerste vraag is hoe de kerk haar verhouding tot de wereld, als woonplaats van mensen, ziet. De tweede vraag is hoe de kerk haar opdracht om het evangelie te verkondigen ter hand en ter harte neemt.
Verhouding kerk en cultuur
De eerste vraag heeft rechtstreeks te maken met de universaliteit van de christelijke boodschap. Het is dus mogelijk die boodschap in elke cultuur een plek te geven. En nog meer: de boodschap is voor elke cultuur en voor alle mensen zonder meer relevant. De boodschap die het christendom in een cultuur te brengen heeft is dat mensen er zijn voor elkaar zoals God er is voor de mensen. Het betreft een boodschap van solidariteit, die de wereld meer leefbaar en daarbij ook menselijker maakt. Het christendom heeft trouwens een neus ontwikkeld voor het opsporen van allerlei tekenen van liefde in een cultuur en tussen mensen. Het ziet die sporen als verwijzingen naar de werkzame aanwezigheid van de Verrezene in onze realiteit. De relatie tussen christendom en cultuur is die van een dialoog. Het christendom ‘brengt’ dus niet alleen een boodschap, het is ook bereid een boodschap te ontvangen. Uitgangspunt daarbij is de acceptatie van de ander zoals die is, ook van de anders-gelovige. Kijk maar naar Paulus op de Aeropaag in Handelingen 17. Of herinner het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob in Johannes 4. In dat laatste verhaal rekent Jezus af met alle zogezegde waarheden met een grote ‘W’, en stelt hij dat het erop aan komt ‘in geest en waarheid’ te aanbidden en te leven. Met andere woorden: met een hart dat open staat voor de waarheid van de ontmoeting met de Verrezene.
Christelijke boodschap is een geschiedenis van mensen
Met betrekking tot de tweede vraag is het belangrijk ervan bewust te zijn dat het centrum van christelijke boodschap geen overtuiging is maar een geschiedenis, een gebeuren. Het gaat om de geschiedenis van de uittocht, van de ballingschap, van Jezus van Nazareth. Die geschiedenis is in staat onze kijk op het leven te richten op een dusdanige wijze dat de zin ervan komt bovendrijven. Daarin bestaat ook de navolging van Christus: het is leren zien door de ogen van de Heer zelf.
Wie met die ogen leert te zien die zal ook bepaalde ‘ondertitels’ bij gebeurtenissen en gedragingen kunnen geven die de betekenis ervan aangeven. Niet vanaf een veilige en dus hautaine hoogte, maar als een betrokken medespeler. Zo ontstaat telkens opnieuw een vernieuwde verwoording van het geloof die gedragen wordt door een gelovige gemeenschap. Het verhaal van de leerlingen op weg naar Emmaüs is daarvoor illustratief. De leerlingen hebben het met elkaar over ‘alles wat is voorgevallen’ en leren er, gegidst (of ‘gecoacht’) door de Verrezene, de betekenis van zien. Als kundig heelmeester verbindt de Heer de wonden van de leerlingen met de traditie. Met andere woorden ze hebben de leessleutel voor hun realiteit niet uit zichzelf, hij wordt hun aangereikt door de geschiedenis waarin ook zij mogen staan.
Wat de bedoeling van die ondertitels is? De wereld van de mensen meer in de richting van het Koninkrijk te laten evolueren. Meer verzoening en vrede door gerechtigheid en solidariteit, meer vriendschap en liefde… Geloven ín de Heer Jezus is ‘samen met Hem geloven in het Koninkrijk!’ (M. Kalsky).
4. De opdrachten voor de kerken
We moeten dus weer ‘katholiek’ worden. Dat betekent: betrokken op de wereld en levend vanuit een traditie, een geschiedenis waarvoor we ook de verantwoordelijkheid dragen om die verder zetten. Wat kan dat concreet voor de kerken betekenen? Ik zie de volgende opdrachten. Als kerken deze opdrachten ter harte nemen zal er zich m.i. ongetwijfeld ook een vernieuwd perspectief voor de oecumene openen.
4.1 Samen met anderen bouwen aan een cultuur van verdieping
Door het medewerken aan een cultuur van verdieping, ‘wijsheid`, spiritualiteit, ontmoeting en geborgenheid. Mensen ervaren dat ze met de ‘trage vragen’ van hun leven (Kunneman) niet verder komen als ze niet uitgroeien boven het ‘dikke ik’ van hun ego. U weet wel: we leven in een tijd voor snelle jongens en doortastende meiden, een tijd voor mensen die rechttoe rechtaan op hun doelen afgaan, de doorzetters die er wel voor zorgen dat ze aan hun trekken komen. Tegelijk zijn mensen ook erg ontevreden. Dat komt door die confrontatie met die trage vragen… want het leven plooit zich natuurlijk niet altijd naar de eigen wensen… De kerk moet mede ruimte bieden aan die vragen en mogelijkheden tot spirituele groei… en zich dus ook openen voor waar mensen op dit vlak allemaal mee bezig zijn.
De kerk moet zich hier eerder verstaan als een van de spelers op de spirituele markt dan als een monopolist die ervan overtuigd is de enige te zijn die zgn. kwaliteit zou kunnen bieden. (Vgl. Govaert Buys op de Oecumenelezing).
4.2 De wereld ‘open’ houden door ruimte te maken voor het mysterie
Religies houden de wereld ‘open’ en ze zoeken naar de plek die mensen hebben in ‘het grotere geheel’. Ook de christelijke godsdienst doet dat en christenen belijden dat er voor elke mens vanzelfsprekend een plek is in Gods’ liefde die ons om niet gegeven wordt. Vele gebeurtenissen in de geschiedenis maken dat duidelijk met als hoogtepunt het leven, sterven en verrijzen van de Heer.
In de tekenen die Hij ons daarvoor heeft gegeven vieren we dat ‘Jezusgebeuren’ in de eucharistie. We doen dat op een dusdanige wijze dat we in dat gebeuren als het ware zelf ‘geïncorporeerd’ worden. Rond de tafel samengeroepen, orden we tot ‘Lichaam van Christus’ dat opnieuw gegeven wordt aan de wereld. Niet als een actiegroep (alhoewel soms actie moet gevoerd worden), niet als mysterieus (‘gnostisch’) genootschap dat een geheime waarheid zou bezitten (en waar je alleen maar achter komt als je ‘ingelijfd’ bent), maar als een teken van vriendschap. Het is die vriendschap die mensen hun vanzelfsprekende ‘plek in het groter geheel’ toont. Die vriendschap is dus een religieuze weg omdat ze uiteindelijk zal leiden tot de ervaring van de dragende grond van het bestaan, tot godsontmoeting dus. Die vriendschap ‘spelen we uit’ in de sacramenten die alle zijn als Gods’ uitgestoken hand waarmee de Eeuwige in ons leven komt en het deelt. Zoals Jezus dat deed. Zoals Jezus sacrament was.
Met haar liturgie en sacramenten zet de kerk niet alleen zichzelf, maar de hele wereld onder de spanning van Gods’ vriendschap. Dat is haar bijdrage opdat de wereld niet zou omkomen in zijn beperktheid.
4.3 Kritisch in de samenleving en daadwerkelijk solidair, met andere woorden: niet van deze wereld, maar als gist van gerechtigheid en liefde in deze wereld
De christenen zullen de samenleving kritisch volgen met de bedoeling ontwikkelingen van spirituele en morele ondertitels te kunnen voorzien. De menswaardigheid van onze cultuur, van onze samenleving, van onze wereld houdt christenen in de kerk bezig. Dat is immers het perspectief van het koninkrijk. Onze roeping om de Heer na te volgen drijft en beweegt ons daarbij, omdat het ons de sleutel biedt tot die menswaardigheid. Zoals op het bruiloftsfeest van Kana mensen samenzijn die alleen nog het water van hun eigen mogelijkheden zien, zo ziet onze wereld niet verder dan de grenzen van de voor de hand liggende menselijke logica’s. Het voorbeeld van de zelfgave van de Heer kan hier voor een doorbraak zorgen en de ervaringen van de leerlingen kan ook onze realiteit doen opengaan voor onvermoede krachten tot liefde en solidariteit.
Daden van gerechtigheid en solidariteit, vriendschap, liefde zijn nodig. Er is geen kerk die zich werkelijk die naam mag toe-eigenen zonder concrete diaconale inzet. Het geloof zonder de werken is dood (Jacobus 2,17). En er laat zich hier ook geen taakverdeling opdringen. Bewijs me eerst dat ge geloof hebt, als je geen daden hebt, dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen.”(Jak. 2,18 – vertaling van de Naardense Bijbel)
4.4 Samenwerken met andere religies
Samenwerken met andere religies die ook opkomen voor de menswaardigheid van leven en samenleven. Teveel zijn religies elkaar met geweld te lijf gegaan, vaak omdat men elkaar als een bedreiging aangevoeld heeft. Dat komt omdat de ander de eigen zekerheden ondergraaft maar ook omdat religie vaak ‘gekraakt’ is geweest voor de ambities van machtige mensen. Ook religie moet zich ontworstelen aan de dynamiek van concurrentie en agressie en dat kan alleen maar doordat religies, en de religieuze mensen erachter, elkaar leren kennen en elkaars zoeken naar waarheid leren waarderen.
We mogen hier opnieuw verwijzen naar het
schitterende verhaal uit Johannes 4, het gesprek van Jezus met de Samaritaanse. Jezus begeeft zich op heidens terrein, hij vraagt de heidense vrouw zelfs te drinken en gaat in diepgaand gesprek met haar. Aan het einde van het verhaal blijkt dat het niet van dogma’s en instituten afhangt of mensen gelovig worden maar van de openheid in hun eigen hart. Er zijn zeer mooie voorbeelden van missionarissen en zendelingen die deze openheid bij anders-gelovigen ook nu ontmoet hebben. En dat was vermoedelijk alleen maar mogelijk omdat ze zelf aan eenzelfde openheid in het eigen hart blijvend gebouwd hebben.
4.1 Verkondigen van het evangelie
Paulus geeft ons het goede voorbeeld op de Aeropaag van Athene. Hij wandelt er in een door en door religieus landschap dat een breed aanbod aan richtingen en stromingen kent. De Atheners waren geëngageerde zoekers en bewuste mensen. Paulus staat ervoor open en verwelkomt hen en hun cultuur (Hand. 17,22 e.v.). Daarom moet de kerk een herberg zijn, waar vele zinzoekers een thuis kunnen vinden en waar ze vooral het Jezus-gebeuren kunnen horen en ervaren op een wijze dat het persoonlijk en sociaal relevant wordt. Verkondiging is het verbinden van ervaringen met de traditie opdat in het licht ervan de ware zin komt boven drijven. Het is niet onmogelijk dat iemand dan zodanig geraakt wordt dat deze mens zelf christen zou willen worden. De moderne zinzoeker is ook een ‘open mens’. (vergelijk: het verhaal van Filippus met de Kamerling in Hand. 8,26 e.v.)
5. De uitleg leidt naar een oecumene van ‘eenheid in verscheidenheid’!
Deze opdrachten zijn te zien als uitwerkingen van de goede voornemens die door de grote oecumenische vergaderingen zijn uitgesproken. Als kerken deze opdrachten in de focus van hun denken en doen zetten, zullen ze ook meer gaan samenwerken. Er zijn daarvan in de recente oecumenische geschiedenis interessante voorbeelden te vinden (te denken valt bv. aan de Porvoo-overeenkomst.) Het is de missie die we als christenen hebben die ons op de weg naar de eenheid zet en ons tot die eenheid uitdaagt. Bij alle discussies over dogmatiek en kerkstructuur zou men dit centrale punt nooit uit het oog mogen verliezen. Het brengt immers de juiste context aan waarin dogmatische vragen en vragen van kerkstructuur moeten besproken worden.
Het is mogelijk dat kerken op verschillende plaatsen op de wereld er ook anders zullen gaan uitzien, omdat de uitdagingen waarvoor men staat ook anders zijn en omdat de cultuur waarin men kerk wil zijn in elk geval anders is. Ook leggen de verschillende confessies eigen accenten. Dat kan niet anders en dat maakt precies ook de rijkdom uit die samenhangt met de ‘katholiciteit’ waarover we spraken. Verscheidenheid hoeft geen probleem te zijn voor de eenheid, als die maar beleefd wordt in solidariteit en complementariteit met elkaar. Dat maakt de Oude kerk ons duidelijk: dat lokale kerken er heel anders kunnen uitzien omdat ze voor heel andere uitdagingen staan in de verkondiging van het evangelie, maar ze kunnen toch met elkaar optrekken in zusterlijke, conciliaire band. Dat was precies het centrale punt van de oud-katholieke beweging in de negentiende eeuw. Voor het oplossen van het oecumenische vraagstuk moeten we terug naar de Oude kerk waar we de sleutel vinden voor een eenheid in verscheidenheid. Het was de overtuiging van die Oud-Katholieken – en daarom noemden ze zichzelf bewust op deze wijze – dat men niet mee moest in de richting van de ‘Roomse nieuwigheden’ van de onfeilbaarheid van de paus bijv.
6. Oud-Katholiek uitroepteken
Toen Bisschop Reinkens in juni 1887 het nieuwe seminarie voor zijn bisdom in Bonn opende, legde hij er in zijn toespraak de nadruk op dat hij geen “Drillanstallt” wilde, maar een plek waar de Geest van God verwelkomd zou worden als de drijvende kracht achter alle studie. Bisschop Reinkens hield de studenten voor dat het belangrijkste was voor de theologie, en dus voor theologiestudenten, zich met mensen te verstaan en tegenover hen rekenschap af te leggen van de hoop die ze als christenen in hun leven gevonden hadden. Daarom moesten de studenten ”God voor ogen houden, de wetenschap ernstig nemen en de gepaste broederlijkheid onder elkaar ontwikkelen”. Vermoedelijk is daarmee meteen het hele program gegeven voor een missionaire kerk die in de cultuur en maatschappij waarvan ze een onderdeel is van het evangelie wil getuigen. Misschien maakt een minderheidspositie je er wel meer van bewust dat (1) het zich verstaan met mensen, (2) God en Zijn Heilsgeschiedenis met de mensen voor ogen houden en (3) het ontwikkelen van zusterlijkheid en broederlijkheid, precies de voorwaarden zijn om de hoop die in ons leeft ( Ef. 4,4 -1 Petrus, 3,15) door te geven.
We worden tot kerk geroepen. We worden het niet op ons eigen initiatief. Kerk-zijn is met God mee mogen doen opdat de wereld ‘ten goede en ten leven’ zou gekeerd worden. Het vraagt een openheid van ons eigen hart om ons te kunnen geven aan de dynamiek van de Geest. Dat is lastig voor instituten. We missen die openheid nu en daarom blijven de interessante en moedige adviezen en aanbevelingen van de grote oecumenische vergaderingen vaak dode letters. Meer beweging is nodig, beweging in de richting van een ‘nieuwe katholiciteit’. Aan de basis is die beweging er vaak wel, of in elk geval veel meer dan aan de top. Dat is vast sociologisch te verklaren. Een reden te meer om de kerk vooral vanuit de basis op te bouwen. Op het eiland in de levensrivier waar de levensboom staat, met zijn loof van moed en eenvoud, echtheid en ontvankelijkheid, op dat eiland groeit de dankbaarheid om alles wat de Heer onder mensen mogelijk maakt. Vermoedelijk is het dan geen onbereikbaar ideaal een ‘dansende kerk’ te worden!
Joris Vercammen
Dr. Joris Vercammen, Oud-Katholiek aartsbisschop van Utrecht, heeft bovenstaande tekst op maandag 21 januari uitgesproken bij de Gereformeerde Gemeente in Waalwijk.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.