De klok terug?
Twee recent verschenen documenten uit Rome deden me behoorlijk schrikken, ofschoon bij nader inzien de soep niet zo heet gegeten wordt als ze wordt opgediend. Ze handelen namelijk over twee kwesties, die echter niet of nauwelijks relevant zijn voor de werkelijkheid van vandaag en feitelijk weinig implicaties hebben voor het praktisch functioneren ervan. Ze betreffen de wijze waarop de Eucharistie gevierd kan worden en de kerkopvatting die Rome hanteert.
In het eerste document wordt verlof gegeven, om de Eucharistie opnieuw te vieren volgens de Tridentijnse ritus, dat wil zeggen in het Latijn en volgens de riten die daarmee vergezeld gaan, voortvloeiend uit het Concilie van Trente (1545-1563). In de praktijk betekent dit, dat de Mis weer gevierd mag worden zoals vóór het Tweede Vaticaans Concilie (1963-1965): in het Latijn en met de rug naar het volk. Er zullen niet veel priesters zijn die dat nog kunnen tenzij de ouderen, als zij al heimwee hebben naar die oude wijze van celebreren. De jongeren weten al helemaal niet, hoe dat moet, omdat ze er geen ervaring mee hebben. Via bestaande dvd’s zouden ze dat moeten leren.
Maar waarom dan die maatregel? Waarschijnlijk omdat sommige reactionaire bewegingen binnen de kerk daarnaar verlangen, zoals de Pius X gemeenschappen. Door deze maatregel worden ze immers binnen de kerk gehouden. Ofschoon dit niet met evenveel woorden gezegd wordt, wordt er door deze maatregel in feite verborgen kritiek uitgeoefend op de ontwikkelingen van deze tijd, die volgens Romeinse normen ‘oneerbiedig’ met de Eucharistie omgaan. Het mysterie daarvan wordt beter gehandhaafd, als het geheimzinnig in een vreemde taal gebeurt en alleen door de priester zonder deelname van het volk. In feite hoeven we niet veel van deze maatregel te vrezen, omdat een geëngageerde geloofsgemeenschap aan dit document nauwelijks een boodschap heeft.
Erger is het tweede document dat gepubliceerd werd en dat handelt over de kerkopvatting die Rome hanteert en over haar verhouding ten overstaan van de andere kerken. Protestantse kerken zijn volgens Rome niet echt kerk, omdat ze de wezenlijke eigenschappen van het kerk-zijn missen: de juiste leer, een juiste visie op de sacramenten en de gezagsstructuur die bij de kerk hoort. Het stuk bevestigt weer eens de standpunten die de Congregatie van de Geloofsleer in 2000, toen nog onder leiding van kardinaal Ratzinger, de huidige paus, innam in het document Dominus Jesus.
Het document onderstreept, dat het Tweede Vaticaans Concilie de oude leer over de Kerk van Christus niet heeft willen veranderen en dat de oecumenische betrokkenheid van de R.-K. Kerk niet inhoudt, dat zij haar overtuiging opgeeft dat ze de enig echte kerk van Christus is. Buiten de R.-K. Kerk bestaan er wel “talrijke elementen van heiliging en waarheid” , maar die doen niets af aan het feit dat deze kerken, ook de oosters-orthodoxe, de paus niet als hoofd erkennen en dus een “gebrek” hebben en dat de protestantse gemeenschappen geen kerk zijn, maar hoogstens een kerkgemeenschap, omdat zij in strijd zijn met de orthodoxie van de R.-K. kerk.
Begrijpelijk dat de protestantse kerken teleurgesteld of beter geschokt gereageerd hebben. Al sinds enkele decennia zijn de rooms-katholieken actief in het voeren van de oecumenische dialoog. Het lijkt erop alsof de R.-K. kerk in één klap deze oecumenische stemmen tot zwijgen wil brengen. Door het recente standpunt wordt een streep gehaald door een aantal essentiële verworvenheden van de interkerkelijke dialoog, waarvan vrijheid van geloof en geweten de wezenskenmerken vormen.
Heeft het eerste document weinig directe implicaties, het tweede document des te meer. Niet alleen is het beledigend voor de andere christelijke kerken, maar het beantwoordt ook niet aan de actuele relaties, die de kerken met elkaar hebben. Er wordt door Rome wel sussend gezegd. dat de oecumenische dialoog uit dit standpunt geen consequenties moet trekken, maar feitelijk wordt de bodem onder deze dialoog weggehaald.
Alles bijeen is dit document weer een uiting van het machtsdenken van de R.-K. Kerk. Zij is blijkbaar nog steeds overtuigd van het eigen gelijk en ziet niet in, dat niemand anderen mag uitsluiten van de genade van God. De deur van God staat immers open voor iedereen en alleen God oordeelt. Van hieruit gezien is het kerkelijk leergezag feilbaar en niet onfeilbaar, waarvoor het zichzelf houdt. Ook de paus is een menselijk wezen en dus onderwerp voor het maken van fouten.
Uit deze twee documenten zal het duidelijk zijn, dat de policy van deze paus zich eerder richt op het innemen van behoudende standpunten dan dat hij openingen maakt naar een eigentijdse benadering van de bestaande vraagstukken. De kerken zullen tegen deze stroom moeten oproeien en ernaar moeten streven, om zowel lokaal als landelijk in interkerkelijke verbondenheid in de geest van het evangelie gestalte te geven aan de opbouw van een humane samenleving. Niet de orthodoxie bepaalt de verhouding tussen de kerken onderling, maar de orthopraxie, het gerechtig handelen in deze wereld. Met respect kijk ik daarom naar de protestantse zusterkerken, die zich door dit document weliswaar gebruuskeerd moeten voelen, maar die zich bemoedigd moeten weten door de verontwaardiging die hun katholieke medechristenen met hen delen. Het mag erop lijken, dat de klok terug wordt gezet, maar feitelijk wordt de juiste tijd ingesteld, de tijd van een werkelijke oecumene.
Ton Baeten
Bovenstaande bijdrage is tevens verschenen in het Eindhovens Dagblad van 21 juli 2007.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.