De kerken elkaar tot zegen
De Raad van Kerken: teken van aanwezige eenheid
Ton van Eijk, die vandaag afscheid neemt als voorzitter en tijdelijk secretaris van de Raad van Kerken in Nederland, neemt in het rijtje van voorzitters van de Raad (De Ru., Kunst. Kruyswijk.(1968-1973), Berkhof (1973-1983), Mulder (1983-1992), Huysmans (1992-1998) Van Eijk (1998-2007) en Van Hout (2007- ) een bijzondere plaats in. Niet alleen op grond van de specifieke wederwaardigheden van de Raad aan het begin van de 21e eeuw tussen 1998 en 2008, maar ook vanwege zijn bijzondere bekommernis om de ontwikkeling van een oecumenische kerkvisie, die hij ook al uitdroeg als lid en voorzitter van de Sectie Geloofsvragen vanaf 1979 resp. 1983-1991 en als docent Ecclesiologie en Oecumenica aan de Theologische Hogeschool Amsterdam en de Katholieke Universiteit te Utrecht.
In de periode van zijn voorzitterschap heeft Ton van Eijk nog niet het beloofde land mogen zien, maar wel verspieders zien terugkomen met trossen oecumenische druiven: de Charta Oecumenica voor de samenwerking van de kerken in Europa (1999), een nieuw beleidsplan voor de Raad van Kerken en een nieuwe taakstelling (2000), de vereniging van drie Nederlandse reformatorische kerken tot de Protestantse Kerk in Nederland (2004), een viertal richtingwijzende rapporten van de Raad van Kerken betreffende de interreligieuze dialoog, een gezamenlijke nieuwe Nederlandse bijbelvertaling (2004), voorstellen voor gezamenlijk missionair kerk-zijn in Nederland, een oecumenische studie over het gebruik en de uitleg van de Schriften (over oecumenische hermeneutiek) en een generaal pardon voor vele duizenden asielzoekers, waarvoor de Raad zich uitermate consequent heeft ingezet door solidariteitsacties en publieke pleidooien aan het adres van politiek en samenleving.
Maar er waren ook tegenvallers: er moest fors bezuinigd worden, de belangstelling voor de landelijke kerkendagen liep terug, de lokale raden van kerken begonnen hier en daar te verkommeren, de vergrijzing sloeg toe en jongeren werden moeilijker bereikt, de kerken hadden het erg druk met hun eigen besognes, Romeinse documenten uit 2000 en 2007 leken geen recht te doen aan het oecumenische besef van een groeiende gemeenschap c.q. koinonia van de kerken in de Raad, de positie van waarnemende leden, aspirant-leden en geassocieerde lid-kerken ten opzichte van de kerken die als volledige leden van de Raad te boek staan vroeg om verduidelijking, hetgeen tot ongemakkelijke discussies leidde.
Belangrijker nog: er waren in het afgelopen decennium de wederwaardigheden waarmee de Raad cultureel en politiek te maken kreeg: terwijl de oecumenische beweging zich samen met de VN concentreerde op een decade tegen het geweld, waren er de terroristische aanslagen in New York, Madrid en Amsterdam, op Bali en in Casablanca en dagelijks in het Midden-Oosten, in Irak en Afghanistan. Dat baarde de angst voor terrorisme en de angst voor de Islam en werd ook voor de Raad van Kerken een beproeving: hoe de kerken en de samenleving te dienen met een oprechte interreligieuze dialoog, hoe kerkleden te leren omgaan met de multireligieuze samenleving, hoe de interne meningsverschillen op dit punt met elkaar te verzoenen? En hoe aan de geseculariseerde en veelal agnostische tijdgenoten duidelijk te maken, dat het geloof in God mensen niet per definitie gewelddadiger maakt, maar, integendeel een bron van verzoening en respect voor de ander is die de voorwaarden zijn voor vrede en vrijheid? Hoe, in A Secular Age (Charles Taylor 2006) de geloofwaardigheid van geloof en kerk ook in het publieke domein te dienen door “zich te beraden over de eenheid van de kerken in vieren, getuigen en dienen aan deze eenheid vorm te geven door het initiëren en bevorderen van al datgene wat alle of sommige kerken die aan de Raad deelnemen, gezamenlijk kunnen doen en zich te bezinnen op vragen aangaande christelijk geloof, kerk en samenleving…”, zoals de taak van de Raad in de Nieuwe Statuten is omschreven. Over de eenheid van de kerken en hoe zij elkaar en de samenleving tot zegen kunnen zijn wil ik het vanmiddag bij dit afscheid met U hebben.
De eenheid van de kerken als gegeven, dat niet verduisterd mag worden
Op de bijeenkomst van het Central Committee van de Wereldraad van Kerken in februari van dit jaar pleitte zijn voorzitter Walter Altmann voor het volhardend streven naar zichtbare eenheid van de kerken, maar niet als een onbereikbare opgave, maar als een reeds gegeven gave (op basis van Hand. 2 en 4 b.v.) die we zichtbaar moeten maken en die we telkens weer verduisteren door onze angst voor verlies van confessionele identiteit. Bij het afscheid van Ton van Eijk als voorzitter en secretaris ad interim van de Raad van Kerken in Nederland wil ik daarom stilstaan bij de diepe ecclesiologische betekenis van de in de Raad van Kerken reeds aanwezige gestalte van zichtbare eenheid, waarin de kerken elkaar tot zegen zijn en samen op weg met hetzelfde evangelie van het rijk van God voor de hele oikoumenè (Mt. 24,14), dat wij in Jezus, de Christus, van God ontvangen hebben. Met Paulus zeg ik daarvan: er is geen ander ( Gal. 1, 7).
Het Rijk van God als Missio Dei
De oecumenische beweging van de laatste halve eeuw heeft ons, christenen van verschillende tradities, verschillende kleuren en culturen, bondgenoten gemaakt in dezelfde missie, die in oecumenisch verband vanaf 1952 ( op de zendingsconferentie van Willingen) al als Missio Dei is beleden: een boodschap van vrede en verzoening, gerechtigheid en dienstbaarheid, genade en vreugde (Rom. 14,17) voor alle volkeren, wereldwijd. Die boodschap krijgt gestalte in het leven van mensen die er zich door laten gezeggen en die werk maken van hun geloof. Die dat doen binnen en buiten het verband van de vele kerken en ondanks de verdeeldheid van die kerken in de georganiseerde oecumenische beweging van lokale, regionale en mondiale kerkverbanden. Maar binnen die verbanden door persoonlijk getuigenis en dienst van velen, van gemengd gehuwden zogoed als van bisschoppen, pastores en theologen die zich buigen over de vragen van evangelie en cultuur, van mannen en vrouwen vrijwilligers in diakonaat en ander kerkewerk, van diplomaten en politici die samen met kerkmensen vrede bewerken in conflictgebieden, van helpers van vluchtelingen en asielzoekers, van kunstenaars en journalisten die boodschappers zijn van het goede en schone en die waar nodig op profetische wijze misstanden blootleggen en aanklagen, van allen die bruggenbouwers zijn tussen rivaliserende groepen en godsdienstige gemeenschappen, van allen die over kerkgrenzen heen zoeken naar ware menselijkheid en daarbij de vraag naar God niet schuwen, zij allen zijn – als leden van het ene Lichaam van Christus en als Mensen van God – pleitbezorgers en dienaren van de eenheid en heiligheid van God)(1)en tradentes van eenzelfde Traditie. Maar daarin zijn zij allen allereerst begiftigden en begaafden (Marion: adonné(e)s), die de heelmakende, gemeenschapstichtende, begeesterende kracht van de ene Geest en Levensadem van God hebben ervaren in de ontmoeting, het samenwerken en samenleven met mensen uit andere kerk- en geloofstradities. Kerken en kerkmensen zijn via de oecumenische beweging, via de Raad van Kerken en de daarin gegroeide en ervaren lotsgemeenschap en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de geloofwaardigheid van het evangelie van Jezus elkaar tot zegen geweest en dienen dat steeds meer te worden.
Zo hebben we de Schriften opnieuw en nu samen vertaald, hele stukken catechese en exegese gezamenlijk uitgegeven, zingen we meer dan 150 kerkliederen samen, hebben we kerkdeuren geopend voor vreemdelingen en vluchtelingen en tentenkampen gebouwd voor asielzoekers zonder papieren. We hebben de contacten van de Raad uitgebreid in een Beraad van Kerken, waar we ook kerken en groepen die de oecumene niet altijd vertrouwden, de hand van koinonia hebben geboden (3 Joh.10) en zij ons. We hebben samen wegen verkend voor ontmoeting en dialoog met joden en moslims, hindoes, boeddhisten en humanisten, in vrijheid verbonden, zoekend naar vrede, vreugde en gerechtigheid. We zijn begonnen samen te werken in projecten van zending en missie om samen present te zijn in een geseculariseerde cultuur en dat niet alleen met het oog op de financiën of het behoud van kerkgebouwen. En wat wellicht nog belangrijker is: we zijn begonnen ook onze zorgen te delen over moeilijke kwesties, zoals die rond de afbraak van het leefmilieu, de blijvende armoede van velen, de telkens weer oplaaiende internationale conflicten, de veranderde normen en waarden inzake seksualiteit en relaties, en een menswaardige stervensbegeleiding. Dat alles behoort, naar gelovig besef, tot wat Ton van Eijk beschouwt als de kernwaarde van de kerk en de kerken van Jezus Christus, namelijk ‘De Wirkungsgeschichte van het Rijk Gods’, tot de vruchten van het Christusgebeuren en tot het werk van de Heilige Geest.
Een te rooskleurig beeld? Verduistering en tegenwind
Natuurlijk is dit op het eerste gehoor een veel te rooskleurig beeld, de problemen en hinderlijke wederwaardigheden aan het begin van de 21e eeuw zijn bepaald niet gering en mogen niet ongenoemd blijven: de crisis van het Godsgeloof en de kerkvormen, de secularisatie van de cultuur, de opgaven en moeilijkheden van een multireligieuze samenleving, het milieuvraagstuk, de onrechtvaardige verdeling van welvaart en welzijn in de wereld, maar ook in Nederland enz. Zoals Ton van Eijk het treffend formuleerde in het Voorwoord van zijn Katholieke ecclesiologie in oecumenisch perspectief (Meinema, Zoetermeer 2000), p. 5: “De kerk is de plaats van de verborgen God, wiens lichtend aangezicht zij bovendien menigmaal door eigen schuld verduistert”. Het gaat in de kerk en de kerken en daarmee ook in de oecumenische beweging en de Raad van Kerken uiteindelijk om de dienst aan en de eer van God, om mensen van God, die het beleid van God over het mensenbestaan willen dienen en uitdragen, om een missio Dei zoals gezegd, die ruimer is dan die van de kerken, die bij Adam en Eva begint, in Abraham, Isaak en Jacob, in Mozes en Aaron en in Israëls profeten en wijzen, zoekende en tastende getuigen vindt temidden van de hen omringende godsdiensten. En die in Jezus en de leerlingen die hem volgen trouwe gezanten vindt, die het evangelie van Gods beleid (Mt.24,14) hebben geproclameerd in de hele oikoumenè, opnieuw temidden van hen omringende godsdiensten. Al is zo “de kerk ook de plaats waar hemel en aarde elkaar raken” (Hebr. 12,22-24) (Van Eijk, p. 15), de gang van de kerk door de eeuwen was geen triomftocht zonder tranen, noch was de gemeenschap der heiligen zonder zonde, zonder smet of rimpel, noch had zij het recht het monopolie te claimen op Gods beloften van heil. Soms ontaardde de proclamatie van het evangelie in gedwongen bekeringen en kettervervolging, in kruistochten met macht en geweld. Vaak kwam men niet verder dan een missie met slappe knieën en lauw geloof, vol eigenbelang en vertoon van pracht en praal van de clerus, die zich tot het eigenlijke erfdeel van God optuigde. Vanaf het begin was er veel geruzie over het doel en de weg en over de ware betekenis van het optreden, de boodschap en het lot van Jezus. Het eigen gelijk en de eigen groepsbelangen stonden dan de solidariteit en de lotsgemeenschap, de koinonia in de weg, waartoe Jezus de zijnen zozeer had opgeroepen (Joh, 17, vgl de Johannesbrieven) en die het kenmerk bij uitstek was van Gods beleid, Gods Rijk, het keurmerk van de navolging van Jezus (Hand. 2 en 4) en de samenvatting van de vruchten van de Geest die blijvend zijn (Gal. 5,22).
De Raad van Kerken als Conciliar Community
De feilen van de kerkgeschiedenis, de verdeeldheid van de christenen onder elkaar, de verborgenheid Gods temidden van de ellende en de misdaden van de geschiedenis, de twijfel aan de Godsidee door de godsdienstkritiek van de Neuzeit en de secularisatie van de cultuur en het gebrek aan moed van de kerkleiders om de historische breuken en excommunicaties te overwinnen en tot verzoening te komen: dat alles kleeft ook de oecumenische beweging aan en is ook het lot van de Raad van Kerken geweest. Die Raad is niet beter of slechter dan de kerken die er deel van uitmaken, hij bestaat in en uit die kerken. Hij is de dienaar en pleitbezorger van de eenheid die ons in Christus is gegeven en die wij zo vaak verduisterd hebben en telkens weer op het spel zetten. De Raad is, in de geijkte taal van Faith and Order en de Wereldraad van Kerken, hun conciliar community, het teken van hun reeds aanwezige, reële zij het nog onvolledige eenheid c.q. koinonia of communio. Dit beginsel van conciliaire gemeenschap houdt twee andere beginselen in: de bereidheid tot trouw aan het apostolisch getuigenis en het geloof van de kerk door de eeuwen heen (the faith of the church through the ages); en de bereidheid om “te luisteren naar wat de Geest van God via de andere kerken aan ons te zeggen heeft”: het beginsel van solidariteit in geloof en navolging.(2)
Het samen op weg van de kerken in de Raad van Kerken bestaat dan ook in het in vreugde delen in een gezamenlijk Traditie, in het samen werken aan de paradosis of the Gospel (Montreal), in de erkenning van elkaars doop en elkaars aandeel in de gaven van de Geest, die ons heiligt en voert tot het heil en alle waarheid via Woord en Sacrament, mits zuiver verkondigd en trouw bediend volgens de apostolische traditie (CA VII). Het bestaat tegelijk in de actieve inzet van allen voor de noden van de samenleving en de strijd tegen het onrecht, voor de dialoog met de andere godsdienstige gemeenschappen en levensbeschouwelijke groeperingen hier te lande, waarmee christenen en kerken in vrijheid verbonden zijn en voor de zorg voor vrede en behoud van het milieu van het leven. Ton van Eijk heeft het bijna dertig jaar met eigen ogen kunnen zien, hoezeer er binnen de Raad van Kerken is geijverd voor de geloofwaardigheid van het christelijk getuigenis en de christelijke dienst in de samenleving en hij heeft bijna tien jaar leiding mogen geven aan de groei van gezamenlijke eredienst, een gemeenschappelijk liedrepertoire, een gemeenschappelijke Nieuwe Bijbelvertaling, een oecumenisch leesrooster, en gezamenlijk suggesties het licht doen zien voor de viering van de Week der Gebeden, van de Goede Week en Pasen en van andere christelijke feestdagen. Hij was getuige en bewerker van zoveel meer aan spirituele contacten en vriendschappen tussen gelovigen uit zeer verschillende kerken, van gezamenlijke studie en gezamenlijk gebed en meeleven met elkaars wel en wee.
Oecumenische dialogen: geen gebed zonder end, geen vruchteloos groot verhaal
Daarom moet het maar eens uit zijn met het eeuwige gejammer over dat vruchteloze "poldermodel van de Raad van Kerken" (de bisschoppen in hun missiebrief van mei 2006!), de eeuwige klacht dat de oecumenische dialogen niets opleveren of theologisch onder de maat blijven (de Oostenrijkse theoloog Ulrich Körtner in diens boek Wohin steuert die Ökumene uit 2005; José Saracco, vooraanstaande Neo-Pentecostal woordvoerder uit Argentinië in Porto Alegre). Daarom, wie alsmaar roept, dat de oecumene in een crisis verkeert of als een ‘groot verhaal’ moet worden bijgezet in het mausoleum van de ideologieën van de 20e eeuw, ziet over het hoofd, dat er in de vorm van goed gedocumenteerde oecumenische dialogen in feite binnen één generatie een complete herlezing (rélecture) heeft plaatsgevonden van de belangrijkste aspecten van de christelijke traditie, waarover in 2000 jaar controversen zijn ontstaan die schier onoplosbaar waren vastgeroest. (Cf. Growth in Agreement I+ II). En ziet niet, dat er op grond van die herlezing nieuwe ‘oecumenische binnenmarkten’ zijn gegroeid: tussen Eastern Orthodox en Oriental Orthodox Churches, tussen Rome, Constantinopel en Canterbury, tussen Anglicaanse en Lutherse kerken in Scandinavië, Groot Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Noord-Amerika (via de akkoorden van Porvoo, Meissen en Reuilly, en die tussen ELCA en de American Episcopal Church), tussen de kerken van de Reformatie die vanaf 1973 al met elkaar de Leuenberg gemeenschap vormen, tussen al die plaatselijke kerken, zoals de Protestantse Kerk in Nederland, die via federaties of fusies zijn samengegaan in zichtbare, kerkordelijk bekrachtigde eenheid en tussen al die kerken die in Raden van Kerken op regionaal, nationaal of lokaal niveau het gezamenlijke erfgoed in vreugde willen delen (oecumenisch directorium 1993, Ut unum sint 1997).
Onderlinge waardering voor elkaars kerk-zijn
Het moet ook eens uit zijn met de idee, dat de kerken van het Oosten of die van de Reformatie en van de Oud-katholieke kerken van de Unie van Utrecht of al die nieuwe z.g. emergent churches in Afrika, Azië en Zuid-Amerika, die hier hun migrantengemeenschappen hebben, geen kerken zijn, maar slechts schismatieke geloofsgemeenschappen of, erger nog “Actiegroepen die vergeten zijn zichzelf op te heffen”! We zouden ons wat betreft het ecclesiale karakter van de andere geloofsgemeenschappen beter dan in Dominus Jesus of in de recente (2007) Responsa van de Congregatie voor de Geloofsleer op vragen betreffende Lumen Gentium nr. 8 en Unitatis Redintegratio (nr 3 en 14) moeten houden aan de afspraken van het Toronto Statement (1950) dat destijds door De Wereldraad van Kerken als uitgangspunt werd aanvaard voor de onderlinge waardering van elkaars kerk-zijn voor alle toenmalige en toekomstige lidkerken van de WCC. Dat document werd opgesteld in goed overleg met een zware theologische delegatie van de RKK o.l.v. Le Guillou en Y. Congar in het Istina-Centrum in Parijs en vormde ook de basis voor het toetreden van de Rooms-katholieke kerk tot de Commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad in 1968. Het vormt ook de achtergrond van de in LG 8 en UR 3 beleden differentiatie tussen de kerk van Christus en de Rooms-katholieke kerk, waarin het ecclesiale karakter van de dialoogpartners en de gelijkwaardige positie van de gesprekspartners in de oecumenische dialoog (par cum pari UR 9) is erkend.
De betekenis van de Christian World Communions: koinonia (communio) als sleutelbegrip
De meeste van de lidkerken van de Wereldraad vormen immers met elkaar Christian World Communions, en hun communio-karakter is daarbij in de afgelopen decennia steeds sterker bereflecteerd, waarbij er aanzienlijke convergentie is gegroeid met de rooms-katholieke communio-idee of de Orthodoxe koinonia-opvatting, die binnen Faith and Order op haar vijfde wereldconferentie in Santiago de Compostela in 1993 – samen met officiële afgevaardigden van de RKK – als gemeenschappelijke basis voor de ecclesiologie werd aanvaard. Op die grondslag en op basis van de in Lima bereikte convergenties over doop, eucharistie en ambt, publiceerde Faith and Order in 2006 het document The Nature and Mission of the Church, dat thans bij de kerken in bespreking is gegeven en dat de basis zou moeten worden voor een oecumenische visie op de kerk. De bilaterale dialogen van de Christian World Communions en de multilaterale dialoog binnen Faith and Order, waarin ook de rooms-katholieke Communion of Churches nu al veertig jaar is betrokken, hebben ook reusachtige winst opgeleverd, zoals de Lima-tekst van Faith and Order over Doop, Eucharistie en Ambt uit 1982 en het al genoemde rapport The Nature and Mission of the Church van Faith and Order uit 2006 of de Gemeenschappelijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer tussen RKK en LWF uit 1999 en het Rapport van de Dialoog tussen de WARC en de RKK over het Rijk van God en de Kerk (The Church as Communion of Common Witness to the Kingdom of God) van begin dit jaar. De resultaten vormen samen, zoals gezegd, een vrijwel complete herlezing (relecture) van het theologische erfgoed, waarover in het verleden controversen zijn ontstaan, inclusief die over kerk, sacramenten en ambten en zelfs over de structuren van gezag en besluitvorming in de kerk tot en met die over een mogelijke Petrus-dienst van de bisschop en de zetel van Rome als centrum unitatis. Met de Anglican Communion en de Methodist World Conference is op dit terrein, met name na de encycliek Ut unum sint van Johannes Paulus II (1995), een hoge mate van goodwill en gelijkgezindheid bereikt.
Called to Be The One Church
Samen met vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk hebben de lidkerken van de Wereldraad in het verband van Faith and Order vanuit de Assemblee van Porto Alegre (2006) een oproep gericht aan alle kerken om de reeds geschonken reële kerkgemeenschap(3) dieper te beleven en duidelijker vorm te geven.(Called to be the One Church).
Het uiteindelijke doel van de oecumenische beweging, zoals omschreven op de achtereenvolgende Assemblees van de Wereldraad van Kerken, van de verschillende Christian World Communions en van het Tweede Vaticaans Concilie is dat van zichtbare eenheid
- in één eucharistische gemeenschap,
- gebaseerd op het gemeenschappelijke geloof van de kerk van alle eeuwen,
- op de onderlinge erkende éne doop,
- waaruit de erkenning van elkaars leden en leiders als dienaars van het evangelie volgt en als gezondenen met een gemeenschappelijke missie,
- in de naam van God, die wij aanroepen als Onze Vader, die wij hebben ontmoet in Jezus, de Zoon en Messias van Godswege en die wij ervaren in de kracht van de gaven van Gods Heilige Geest,
- met het oog op samenleven in vrede, gerechtigheid en respect voor de voorwaarden van het leven,
- opdat de wereld gelooft dat de boodschap en het optreden van Jezus, de gekruisigde Messias, tot heil van allen, een missie van Godswege was (Joh. 17:20-21) in dienst van het beleid van de God van Abraham, Isaak en Jakob.
De weg naar dit doel vereist de bereidheid van alle christelijke kerken, bewegingen en groepen tot beraad en dialoog over alle historische en actuele punten van kerkscheidend conflict en controverse inzake de interpretatie van de joods-christelijke traditie – the paradosis of the gospel – zoals neergelegd in de Schriften van Israël en van het Nieuwe Testament, zoals uitgelegd in de conciliaire besluiten van de oecumenische concilies van de christenheid gedurende het eerste millennium en van de hervormingsconcilies en synoden van de gescheiden christelijke tradities in het tweede millennium (Montreal 1963).
De christelijke kerken zelf zullen, naar het voorbeeld van de Toronto-verklaring van de Wereldraad van Kerken (1950) en van de uitspraken van het Tweede Vaticaans Concilie in Lumen Gentium § 8 en Unitatis Redintegratio § 3 en 22 (1965), de erkenning van elkaars kerk-zijn niet bij voorbaat uitsluiten, maar bereid zijn naar de kritiek van andere kerken en religies op de eigen kerkvormen en kerkopvattingen te luisteren als naar datgene wat de Heilige Geest van God door die andere kerken en religieuze tradities aan elk van hen te zeggen heeft (vgl. Lima, Ministry, § 52, 1982). Op dit punt heeft de Assemblee van Porto Allegre in zijn verklaring Called to be the One Church, op basis van studies over de kerkvisie van Faith and Order(4) eerste vragen aan de kerken gesteld, die door de Raad van Kerken ook aan de Nederlandse lidkerken van de Raad zijn verder geleid. Ze vormen samen een agenda voor de toekomst en daarom vermeld ik ze hier:
-
Bent u in uw eigen kerkelijk leven en getuigenis trouw aan het geloof van de apostelen en in hoeverre vindt u dat dit ook in de andere kerken het geval is?
-
Waar bespeurt u in het geloof en het leven van andere kerken, dat zij trouw zijn aan Christus?
-
Kunt u in de andere kerken een gemeenschappelijk patroon van initiatie herkennen, gefundeerd in de doop?
-
Op grond waarvan meent u als kerk dat deelname aan de Maaltijd van de Heer met leden van andere kerken noodzakelijk, respectievelijk geoorloofd dan wel onmogelijk is?
-
Op welke manieren kan uw kerk de officiële ambten van andere kerken erkennen?
-
In hoeverre kan uw kerk de spiritualiteit van andere kerken delen?
-
In hoeverre kan uw kerk instemmen met het beleid van andere kerken waar het gaat om de aanpak van problemen, zoals sociale en politieke overheersing, vervolging, onderdrukking, armoede en geweld?
-
In hoeverre kan uw kerk met andere kerken delen in de apostolische zending?
-
In hoeverre deelt uw kerk samen met andere kerken in catechese en theologische opleiding?
-
Kan uw kerk ten volle delen in gebed met andere kerken
Nieuwe allianties?
De aard van deze vragen veronderstelt een andere, veel meer zelfkritische attitude van de lidkerken van de Wereldraad en van de Raad van Kerken in Nederland. Ze gaan uit van reeds bestaande mogelijkheden van kerkelijke gemeenschap en van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en wederkerige verantwoordingsplicht (mutual accountability).
In de geest van deze vragen zou de Raad van Kerken op tal van gebieden van het kerkelijk leven Nieuwe Allianties kunnen sluiten resp. door de lidkerken doen sluiten. Met name het samen met andere kerken delen in de ene apostolische zending – waaruit de andere stellingen voortvloeien – verdient daarbij speciale aandacht, omdat tot dusver de organen van Zending en Missie onvoldoende hebben afgestemd met de programma’s van de Raad van Kerken. Dit vraagt werkelijk nieuwe allianties, zoals ook de Nederlandse rooms-katholieke bisschoppen in hun Missiebrief van 2006 hebben aangegeven, allereerst met de zendingsorganen van de lidkerken van de Raad en vervolgens ook met groeperingen en bewegingen, religieuze orden en congregaties en jongerenbewegingen die nog niet betrokken zijn bij het werk van de Raad van Kerken. De oorzaken van het kredietverlies van de kerken van het Noorden en van de missionaire groeikracht van de kerken van het Zuiden dienen, zonder vooroordelen of beschuldigingen vooraf, te worden bestudeerd en besproken. De in Nederland gevestigde migrantenkerken en de groeperingen die onder auspiciën van de Raad samenkomen in het Beraad van Kerken en Geloofsgemeenschappen zullen daarbij in de komende jaren een bron van inspiratie kunnen vormen.
Suggesties voor toekomstig beleid van de Raad van Kerken
In de afgelopen veertig jaar zijn met name op kerkendagen en kerkenconferenties tal van beleidsvoorstellen geformuleerd met het oog op de samenwerking van de lidkerken van de Raad en de uitbouw van de gemeenschap van kerken in Nederland. Sinds de kerkenconferentie van 1978 is men daarvoor teruggeschrokken en ook onder leiding van Ton van Eijk heeft de Raad zich op dit punt uiterst terughoudend opgesteld. Dat lag, denk ik, overigens meer aan de opstelling van de lidkerken, wier commitment aan de Raad verzwakte, dan aan zijn voorzitter die tweemaal heeft geijverd voor nieuwe beleidsplannen van de Raad van Kerken en een groter commitment van de lidkerken en kandidaat lidkerken. Met grote schroom, zonder enig gezag en alleen op persoonlijke titel wil ik, voortbouwend op de oecumenische perspectieven die Ton van Eijk voor ogen stonden, tenslotte een aantal virtuele beleidsvoornemens formuleren, die het idee van nieuwe allianties concreet vorm zouden kunnen geven en die wellicht hier en daar nieuw oecumenisch élan zouden kunnen genereren.
-
Het gebruik van de gezamenlijke Nieuwe Bijbelvertaling dient ook gezamenlijk bevorderd te worden, in ieder geval in de catechese en de bijbeluitleg in de prediking.
-
De kerken dienen op het terrein van de evangelisatie (public relations, welkomstwerk, media, bezinningsweekenden, abdijbezoek), de catechese en het diaconaat (aanvullende bijstand, verslavingszorg, daklozenhulp, migranten en vluchtelingenzorg, maar ook het politieke diaconaat voor stad en regio) zoveel mogelijk samen te werken en elke vorm van proselitisme te vermijden. Kerken bouwen en kerken sluiten zou niet zonder onderling overleg met de andere kerken en geloofsgemeenschappen ter plaatse mogen geschieden.
-
Bijzondere aandacht zouden de kerken gezamenlijk moeten hebben voor de catechese onder jongeren en volwassenen. Daartoe behoren ook cursussen over het doel en de weg van de oecumene, die dringend nodig zijn om het oecumenische élan gaande te houden en de resultaten van de oecumenische beweging breed te communiceren. Bij de postdoctorale vorming van pastores zou men dienen te streven naar een oecumenische opzet, waarbij de pastores van een stad of regio gezamenlijk de theologische ontwikkelingen, de pastorale noden en creatieve vormen van getuigenis en dienst met elkaar kunnen bestuderen.
-
Daarbij zal aandacht dienen te zijn voor de contextuele en culturele verschillen en voor de noodzaak om de vragen van geloof, wetenschap en techniek open te bestuderen. De voor- en nadelen van de culturele, economische en politieke globalisering dient men eerlijk voor ogen te houden.
-
De interreligieuze en interlevensbeschouwelijke ontmoeting en dialoog zal als een gemeenschappelijke opdracht van de kerken en christelijke bewegingen een hoge prioriteit dienen te krijgen.
-
Kerken dienen in al hun beleidscommissies ook theologen van andere kerken op te nemen. Kerken dienen geen eigen beleid te voeren op al die punten waar men tot gemeenschappelijk beleid zou kunnen komen.
-
Oecumene zou moeten inhouden: samen delen van wat wij allen hebben gekregen, in plaats van eindeloos bakkeleien over de verschillen die wij zelf hebben veroorzaakt en die de eenheid van de kerken in de weg staan. Koinonia betekent allereerst: deelgenoot zijn. En pas daarna: eenheid en saamhorigheid. Samen delen in de vreugde van Gods verbond en in het erfgoed van het geloof in Jezus Christus, elkaar tot zegen. Binnen deze positieve grondhouding dient het beleid de geldende regels prudent, dat is verstandig en niet angstig, toe te passen.
Besluit
De kerken elkaar tot zegen: dat zou in Nederland ook het motto en de kracht van de Raad van Kerken moeten worden. En dat mag best wat kosten! Allereerst in spirituele zin, doordat we de eigen waarheidsclaims opgeven en daarmee de fnuikende asymmetrie in de dialoog over kerk, ambt en sacramenten overwinnen. Dit is wat ik de oecumenische sleutelkwestie van dit moment zou willen noemen, de kern van het ecclesiologische vraagstuk in de oecumene: kent de ene kerk van Jezus Christus verschillende gestalten of typen (tupoi: Kardinaal Willebrands ) en hebben die in de oecumenische dialoog een gelijkwaardig recht van spreken (UR 9: dialoog par cum pari) of handhaven we het monopolie van de ene ware moederkerk, waarnaar allen moeten terugkeren, zoals dat in de ecclesiologie van de Catholica tot Vaticanum II gangbaar was en blijkens recente uitspraken van de Congregatie voor de Geloofsleer (2000, 2007) en zelfs van sommige protestantse hoogleraren weer opgeld lijkt te doen.
Ton van Eijks ecclesiologie (Teken van aanwezigheid, 2000) bezondigt zich daar zeker niet aan en zijn werk als voorzitter van de Raad van Kerken wijst in de richting van een nieuw oecumenisch commitment van de lidkerken en kandidaat-leden van de Raad, waartoe ook de tekst Called to be the One Church van Porto Alegre (2006) lijkt op te roepen. Dat houdt in elk geval in, dat de Raad van Kerken geen sluitpost op de begroting mag worden, maar een "pastorale prioriteit" (Johannes Paulus II 1985, 1997; Nederlandse Bisschoppen 1987) dient te blijven, koste wat kost.
Anton Houtepen
Prof. Dr. Anton Houtepen (1940) is emeritus hoogleraar Oecumenische Theologie aan de Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht en voormalig directeur van het Centrum voor Interculturele Theologie, Interreligieuze dialoog, Missiologie en Oecumenica (IIMO) te Utrecht.
(1) Vgl. de titel van het verslag van een conferentie van vertegenwoordigers van nationale en regionale Raden van Kerken te Genève in 1997 en het document van de Groupe des Dombes: Pour la conversion des Églises, Paris, Centurion 1991.
(2) In gedetailleerde studies van de Acta van de concilies van de eerste acht eeuwen heeft H. Sieben aangetoond, dat deze twee beginselen – het principium antiquitatis en het principium unanimitatis – in hun wederkerige dialectiek het algemeen aanvaarde structuurprincipe vormden van de conciliaire besluitvorming en de receptie van deze besluiten in de eerste acht eeuwen van de kerk. De twee beginselen samen vormen een ‘matrix van catholiciteit’, die duidelijk maakt, dat de bereidheid tot conciliair beraad ‘if occasion requires’ een van de kwaliteitscriteria is van de kerkelijke lotsgemeenschap. Wie niet mee wil doen aan het interkerkelijke beraad of het oecumenische streven zelf als ketters afwijst, stelt zich buiten de gemeenschap van kerken die één, heilig, katholiek en apostolisch willen zijn volgens het Credo van Nicea.
Binnen Faith and Order is al vanaf zijn eerste Wereldonferentie te Lausanne in 1927 gezegd, dat overeenstemming inzake de kerkvisie bepalend is voor de eenheid van de kerk, het werd in Lund 1952 uitgewerkt in de studie The Church in the Purpose of God en is in 1993 op de vijfde Wereldconferentie van F&O nog eens uitdrukkelijk herhaald, mede op grond van de toen voorliggende convergentieteksten over doop, eucharistie en ambt, over de gemeenschappelijke geloofsbelijdenis van Nicea en over de opdracht van de kerk in de wereld. Wellicht tot ieders verrassing – dat wil zeggen. vreugde dan wel teleurstelling – is ook in Porto Alegre het streven naar zichtbare eenheid van de kerk en naar een door alle christenen gedeelde kerkvisie sterk benadrukt en is er nieuw beleid afgesproken om daartoe te geraken. In de afscheidsrede van Aram I werd erop gewezen dat de rol van de Wereldraad advocaat van de ontrechten te zijn, zijn eerste doel, te streven naar de eenheid van de kerk niet in de schaduw mag stellen. In een aparte hoorzitting is uitvoeriger dan anders gesproken over het werk van Faith and Order en met name ook over zijn ecclesiologiestudie. Door het Policy Reference Committee en de gehele Assemblee is een document aanvaard met de titel Called to be the one Church, dat zelf een korte samenvatting is van een uitvoeriger tekst van Faith and Order getiteld The Nature and Mission of the Church waarvan een eerste versie al in Harare 1998 ter tafel lag (toen met de titel: The Nature and Purpose of the Church). Deze oproep van Porto Alegre is om twee redenen van groot belang: (1) er is een tiental vragen gesteld aan de kerken – alle kerken, niet alleen de lidkerken van de Wereldraad – over hun onderlinge relaties en hun samenwerkingsprogramma’s, (2) er zijn voorstellen gedaan om te komen tot een verbreding van de deelnemers aan het oecumenische beraad via de organisatie van een Global Christian Forum.
(3) Deze reéle, zij het nog niet volledige communio wordt ook in de jongste Responsa van de Congregatie voor de geloofsleer volledig serieus genomen: It is possible, according to Catholic doctrine, to affirm correctly that the Church of Christ is present and operative in the churches and ecclesial Communities not yet fully in communion with the Catholic Church, on account of the elements of sanctification and truth that are present in them. Nevertheless, the word “subsists” can only be attributed to the Catholic Church alone precisely because it refers to the mark of unity that we profess in the symbols of the faith (I believe... in the “one” Church); and this “one” Church subsists in the Catholic Church. De krantekoppen over dit document waren, zoals te begrijpen valt, nogal ongenuanceerd, evenals de reacties van sommige kerkleiders. Het document is overigens zelf ongenuanceerd, waar het de terminologie van Unitatis Redintegratio en het onderscheid ecclesiae-communitates ecclesiales betreft. Zo wordt de term “subsistit” in UR 13 wel degelijk ook voor de Anglicana gebruikt en wilde UR blijkens de Responsa op de modi van de bisschoppen op Vaticanum II de titel ecclesiae (het kerk-zijn in theologische zin) van de Westerse geloofsgemeenschappen niet a priori uitsluiten en vond dat dat voorwerp moest zijn van de oecumenische dialoog! De dialoogresultaten over de ecclesiologie, over sacramenten en ambten sindsdien maken nuances op dit punt des te meer geboden. Een terugval in pre-Vaticanum II posities kan in elk geval onmogelijk bedoeld zijn. Het feit dat Kardinaal Kasper de Responsa niet mee heeft ondertekend spreekt hier boekdelen!
(4) Binnen Faith and Order is al vanaf zijn eerste Wereldonferentie te Lausanne in 1927 gezegd, dat overeenstemming inzake de kerkvisie bepalend is voor de eenheid van de kerk, het werd in Lund 1952 uitgewerkt in de studie The Church in the Purpose of God en is in 1993 op de vijfde Wereldconferentie van F&O nog eens uitdrukkelijk herhaald, mede op grond van de toen voorliggende convergentieteksten over doop, eucharistie en ambt, over de gemeenschappelijke geloofsbelijdenis van Nicea en over de opdracht van de kerk in de wereld. Wellicht tot ieders verrassing – dat wil zeggen. vreugde dan wel teleurstelling – is ook in Porto Alegre het streven naar zichtbare eenheid van de kerk en naar een door alle christenen gedeelde kerkvisie sterk benadrukt en is er nieuw beleid afgesproken om daartoe te geraken. In de afscheidsrede van Aram I werd erop gewezen dat de rol van de Wereldraad advocaat van de ontrechten te zijn, zijn eerste doel, te streven naar de eenheid van de kerk niet in de schaduw mag stellen. In een aparte hoorzitting is uitvoeriger dan anders gesproken over het werk van Faith and Order en met name ook over zijn ecclesiologiestudie. Door het Policy Reference Committee en de gehele Assemblee is een document aanvaard met de titel Called to be the one Church, dat zelf een korte samenvatting is van een uitvoeriger tekst van Faith and Order getiteld The Nature and Mission of the Church waarvan een eerste versie al in Harare 1998 ter tafel lag (toen met de titel: The Nature and Purpose of the Church). Deze oproep van Porto Alegre is om twee redenen van groot belang: (1) er is een tiental vragen gesteld aan de kerken – alle kerken, niet alleen de lidkerken van de Wereldraad – over hun onderlinge relaties en hun samenwerkingsprogramma’s, (2) er zijn voorstellen gedaan om te komen tot een verbreding van de deelnemers aan het oecumenische beraad via de organisatie van een Global Christian Forum.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.