De Heiland maakt gebruik van vele melodieën…  
Home > Thema's > Oecumene > De Heiland maakt gebruik van vele melodieën…
Vertalingen: Nederlands English 

De Heiland maakt gebruik van vele melodieën…

Over het misbruik van religieuze taal in het recente document van de Congregatie voor de Geloofsleer

In het recentelijk verschenen Vaticaanse document over ‘Enkele aspecten van de kerkleer’ (29 juni 2007)(1) is alleen al de opvatting van het begrip ‘waarheid’ twijfelachtig, ingegeven als ze is door angst voor relativisme en identiteitsverlies. Eén exclusieve waarheidsopvatting is nu eenmaal moeilijk te rijmen met een veelheid aan religieuze contexten. Men kan niet de eigen traditie tot maat en norm maken voor de gehele breed opgevatte oecumene. De Vaticaanse documenten wekken de indruk dat de volle waarheid gevangen zou kunnen worden in talige formuleringen en structuren die bindend zouden zijn voor de gehele christenheid. Die claim is niet te verenigen met het bijbelse waarheidsbegrip. Ze houdt geen rekening met het voorlopige karakter van alle formuleringen in relatie tot de vervulling in het einde der tijden. Ze negeert de wezenlijke relatie tussen waarheid en hoop. Ze vergeet de eschatologische afstand tussen theologische formuleringen en de ultieme waarheid. Het open karakter van de waarheid en haar eschatologische oriëntatie krijgen zo geen stem. Dat verklaart mogelijk de teleurstelling van vele theologen die betrokken zijn bij de oecumenische dialoog tussen verschillende Kerken.

Goddelijke belofte en menselijke hoop

De waarheid kunnen wij allen slechts kennen en uitdrukken in de taal van de hoop, want ze heeft in wezen de dimensie van de hoop in zich. Kerken misbruiken de religieuze taal als ze voorgeven, reeds nu de ‘volle waarheid’ te bezitten. We moeten terug naar een grotere bescheidenheid en epistemologische voorzichtigheid. Het beste voorbeeld daarvan zijn de woorden van de apostel Paulus over het fragmentarische karakter van het aardse kennen, waarmee altijd ruimte open blijft voor hoop en godsvertrouwen (zie 1 Kor 13:9.12). Als draagster van hoop verwijst de waarheid altijd naar haar uiteindelijke vervulling. Ze is open naar de toekomst. We zijn allen slechts mensen van de weg. We gaan allen de weg van het fragmentarische kennen, een weg waarop de goddelijke belofte en de menselijke hoop elkaar wederzijds doordringen. Maar dan is het hard nodig om die fragmentarische waarheidsopvatting op waarde te schatten en ons erin te verheugen, want juist die is vol belofte en hoop op grotere vervulling! Waarheid en hoop horen bij elkaar. Die verbinding verdient bijzondere aandacht in de nimmer eindigende debatten en controverses over de Vaticaanse documenten.

Uit het document van de Congregatie voor de Geloofsleer over de structuur van de oude catechismussen spreekt een logica die de openbaring, de waarheid en de heilsmiddelen verabsoluteert. Er is alle reden om het document niet alleen als ecclesiacentrisch te typeren, maar ook als ‘romanocentrisch’ en in zoverre strijdig met de oecumenische opstelling van Vaticanum II. Een oecumene van terugkeer naar Rome en de roomse kerkopvatting behoort tot de illusies van het verleden. Van het grootste belang is een gezamenlijke toewending tot Christus en zijn evangelie. Het gaat niet om het streven naar de overwinning van één kerkelijke traditie over de andere. Het gaat over de overwinning van Christus en Gods heilige Geest over menselijke verdeeldheid binnen de éne Kerk. Alle pogingen om zich van de openbaring, de waarheid en het heil meester te maken, zijn noodlottig gebleken. Ze hebben in het verleden veel ongeluk en conflict opgeleverd. In de dialoog leren we vandaag iets meer te ontdekken van het geheimenis van God, die een voor allen even onbevattelijke werkelijkheid is. Het zou een schadelijke illusie zijn, te menen dat anderen hun geloofsleer moeten bijstellen terwijl wij alleen hoeven te wachten tot zij zich bekeren. Die illusie, als ze kritiekloos wordt volgehouden, kan alleen leiden tot nog grotere spanningen, teleurstellingen en scheuringen.

Christus is de uiteindelijke volheid van Gods openbaring aan de mensen, maar die volheid zal nooit volledig adequaat worden geopenbaard en uitgedrukt in de aardse geschiedenis. De openbaring die de mensheid ontving, is niet absoluut. Dat kan ze niet zijn, omdat ze werd overgeleverd door middel van het menselijk bewustzijn van Christus dat niet het gehele mysterie van God omvat. De volheid van Gods openbaring in Christus is een historische volheid, datgene wat het menselijk  bewustzijn kan bevatten, maar niet de ultieme volheid.

De waarheid kan niet gevat worden in termen van ‘dingen’. Ze heeft vóór alles een personalistisch karakter. Als Christus over zichzelf zegt dat hij de waarheid is, betekent dit dat de waarheid Gods ons omvat en in beslag neemt. Zijzelf sticht de relatie tussen levende personen. Juist daarom ook is de waarheid relationeel. Dat mag niet verward worden met relativisme. Het relationele karakter van personen vormt samen met de liefde de fundamentele wezenstrek van God zelf.

Het in stand houden van verdeeldheid

In de ogen van de Congregatie zijn de protestantse kerken geen kerken in de eigenlijke betekenis, omdat ze geen ‘geldig bisschopsambt en geldige eucharistie’ hebben en ‘slechts bepaalde elementen van de kerk’ bezitten. In de rooms-katholieke Kerk is er de volheid, daarginds echter alleen bepaalde elementen, dus een aantal zaken waar geloof en Kerk het van moeten hebben. Hier worden sporen zichtbaar van een kwantitatieve waarheidsopvatting. Maar vallen geestelijke goederen en waarden te tellen? Hebben ze niet wezenlijk een kwalitatief, persoonlijk en eschatologisch karakter? Niet een bepaald totaal van ‘elementen’ maakt dat een kerk voluit de kerk van Christus is. Christus zelf is het ‘fundament’ (zie 1 Kor 3:11) van het geloof en de Kerk als ‘weg, waarheid en leven’ (Joh 14:6). Het Tweede Vaticaans Concilie heeft weliswaar niet alle kerken van de reformatie eenduidig als kerken erkend, maar anderzijds heeft ze geen van die kerken dat karakter ontzegd, zoals dat vóór het concilie wel vanzelfsprekend gebeurde. Een van de hoofdstukken van het decreet over de oecumene spreekt uitdrukkelijk over de “afgescheiden kerken en kerkgemeenschappen in het Westen”(2).

Hoewel ze ons iets anders verzekert, onderstreept de Congregatie dat wat christenen verdeelt, en niet dat wat hen verenigt. Dit is geen creatieve voortzetting, maar een poging om Vaticanum II uit te leggen in de geest van de kerkleer van daarvóór. Ik beschouw het als een ernstige regressie die ongunstig is voor de toekomst van de oecumene. Het bevordert een consolidatie van het traditionele zelfverstaan van de rooms-katholieke kerk. Het weerspiegelt niet de conciliaire intuïties die nieuwe perspectieven openen voor het oordeel over de kerkelijke status van gemeenschappen uit de Reformatie. Het oordeel dat die geen sacramenteel bisschops- en priesterambt bezitten, is strijdig met de geest van wat Vaticanum II leert. De kerk dankt haar status als kerk niet uitsluitend aan het bestaan van dit ambt in ononderbroken bisschoppelijke successie. De kerk van Christus wordt verwerkelijkt op verschillende vlakken, meer of minder volledig, maar wel wérkelijk. Zelfs als de rooms-katholieke kerk zichzelf beschouwt als volledige verwerkelijking van de kerk van Christus, dan nog mag ze het andere kerken niet ontzeggen om zich ook als zodanig te beschouwen. In bepaalde opzichten kunnen die, zo leert het Concilie, de katholieke kerk daarin zelfs overstijgen(3).

Verwond zijn allen

Het is een foute oplossing als aan anderen de roomse opvatting van kerk en oecumene wordt opgedrongen. Oecumene is de uitwisseling van gaven en de omkeer tot Christus door alle kerken. Dat vergt de wederzijdse erkenning dat de ware kerk van Jezus Christus in iedere kerk aanwezig is en haar concrete expressie vindt, alle menselijke tekortkomingen en zwakheden ten spijt. Dat betekent dat de Geest van God ook in andere kerken werkzaam is. Geen enkele kerk mag het monopolie op waarheid en heil claimen. Zo leren we nederigheid en dankbaarheid tegenover de Heer van de menselijke geschiedenis, vanwege de soevereiniteit van zijn gaven, waarover niemand naar eigen inzicht kan beschikken. We hebben nog een lange weg te gaan om achting te krijgen voor andere kerken, een oprecht en diep respect voor hun anders-zijn.

Het Vaticaanse document oordeelt vanuit een hogere positie over de kerkelijke status van andere kerken. Ik ben ervan overtuigd dat dit oordeel nog zal veranderen. De geschiedenis valt graag in herhalingen. Vroeg of laat zal men moeten toegeven dat deze categorische uitspraken over andere kerken ongegrond waren. Doctrinaire tendensen berokkenen de kerk en het eenheidswerk van de christenen veel schade, die met veel moeite mettertijd zal moeten worden hersteld. Als er al gesproken moet worden over gebreken (defectus) of ‘wonden’, dan moeten die termen toegepast worden op alle kerken zonder uitzondering. Ook de rooms-katholieke kerk is ‘gewond’ door het gebrek aan volledige gemeenschap met de andere kerken. Als dat niet wordt erkend, kan er nauwelijks sprake zijn van het voortzetten van de dialoog op gelijke voet.

Gezegende verscheidenheid

Al dikwijls heb ik de overtuiging geuit, dat het christendom al te leerstellig is geworden. De zorg om de volledigheid, hechtheid, zuiverheid en identiteit van de geloofsleer kan het meest fundamentele doel van religie onzichtbaar maken. De onophoudelijke conflicten en twisten waarin kerkelijke confessies heil en waarheid claimen te bezitten, zijn een dramatische bevestiging van deze stand van zaken. In mindere of meerdere mate zijn we gevangenen van de taal van ieders eigen kerkleer, die ons beperkt in de mogelijkheden tot wederzijds begrip, hartelijke samenwerking en handelen ten goede van mensen. In een leerstellig christendom wordt een geloof dat zich baseert op godsvertrouwen, onderworpen aan de logica van doctrinaire stellingen. We slijpen ijverig aan onze leerstellige constructies, we bepalen onze confessionele identiteiten, we twisten over kerkstructuren en zoeken formules van overeenstemming. Daar hebben we vast nog veel tijd voor, minstens tot het einde van de wereldgeschiedenis! We staan immers pas aan het begin… Maar wie zal zich nog interesseren voor die twistzieke stam van de christenen, waarvan elk in zijn eigen kerkgenootschap claimt te beschikken over de waarheid en de heilsmiddelen? Zal er ooit een moment komen, dat we nuchter worden?

Het document van de Vaticaanse Congregatie rept er met geen woord over, dat de kerk, de hoogste kerkelijke instanties niet uitgezonderd, door eigen schuld de waarheid kan verduisteren. Het gaat er op voorhand van uit dat de rooms-katholieke kerk in de loop der eeuwen altijd trouw het evangelie van Jezus heeft verkondigd en daarvan heeft getuigd. Wat was dan de zin van de schuldbelijdenis in het jubileumjaar 2000 en van de vraag om vergeving(4)? Het is niet voldoende dat er verzekerd wordt, dat het document van de Congregatie niets nieuws bevat en dat de rooms-katholieke kerk nog altijd in alle oprechtheid toegewijd is aan de zaak van de oecumene. Het drama van het jubileumjaar 2000 was, dat het afgesloten werd met de dissonant tussen de oecumenische hoop van de christenen en de harde opstelling van het Vaticaan(5). De hoop dat we het derde millennium minder verdeeld zouden binnengaan, veel dichter bij een verzoening, werd niet vervuld. In vele opzichten lijkt het gerechtvaardigd dat we ons afvragen hoe het de oecumene verder zal vergaan.

De verscheidenheid van menselijke wegen naar God is een zegen. Er bestaan wegen tot het heil die alleen God kent. Laten we er niet over twisten welke de beste of enig juiste weg is. Laten we niet twisten over de volheid van de waarheid en de heilsmiddelen. God heeft er meer van dan wij denken. Hij is de God van allen, een werkelijk oecumenische God. Wat heeft Clemens van Alexandrië dat wijs verwoord rond de overgang naar de 3e eeuw van onze jaartelling:“De Verlosser is veelstemmig (polyfonos) en werkt op vele wijzen (polytropos) voor het heil van mensen” (Protreptikos I,8,3). Dat bijzondere beeld uit de wereld van de muziek kent een grote diepgang: de Verlosser is polyfoon en polytroop, tot heil van alle mensen.

Prof. dr. Wacław Hryniewicz OMI

Prof. dr. Wacław Hryniewicz OMI werd in 1936 geboren in Oost-Polen en in 1960 tot priester gewijd in de Congregatie van de Missionarissen Oblaten van de Onbevlekte Maagd Maria, promoveerde in 1966 op een onderzoek naar de soteriologische betekenis van de opstanding in de toenmalige katholieke theologie, is een van de oprichters van het Oecumenische Instituut van de Katholieke Universiteit van Lublin en was van 1980 tot 2005 lid van de ‘Gezamenlijke Internationale Commissie voor de Theologisch Dialoog tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk’. Prof. Hryniewicz publiceerde bovenstaand artikel op de website ‘Open Theology’. Hoewel de Congregatie voor de Geloofsleer Waclaw Hryniewicz vroeg het artikel van de website af te halen wegens het ‘gebrek aan wetenschappelijke nauwkeurigheid’ en zijn ’oneerlijke, onware en respectloze’ opmerkingen over de Congregatie, heeft de auteur hier geen gevolg aan gegeven. De voetnoten zijn toegevoegd door de redactie.

Vertaling: Piet van Veldhuizen


 

(1) Congregatie voor de Geloofsleer, Ad Catholicam Profundius: Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk, 29 juni 2007. Zie ook het begeleidend schrijven van de Congregatie.

(2) Vaticanum II, Decreet Unitatis Redintegratio over het Oecumenisme (21 november 1964), hoofdstuk 3, artikel 2: De Ecclesiis et Communitatibus ecclesialibus in Occidente seiunctis.

(4) Paus Johannes Paulus II, Plechtige voorbeden: Belijdenis van de zonden en het vragen om vergeving (12 maart 2000). Vergelijk Unitatis Redintegratio nr. 7.

(5) Congregatie voor de Geloofsleer, Dominus Jesus: Uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk (6 augustus 2000): http://www.rkdocumenten.nl/index.php?docid=78.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Oecumene" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol