Calvinus Oecumenicus  
Home > Thema's > Oecumene > Calvinus Oecumenicus

Calvinus Oecumenicus

We hebben het vandaag over Johannes Calvijn als man van de kerk en als zodanig durf ik wel te zeggen, dat hij niet onderdoet voor menige paus.(1) Calvijn was geen scheurmaker, maar een voluit katholiek en oecumenisch theoloog.(2) En hij was vooral dé grote voorman van de oecumene in de 16e eeuw. Hij wilde vóór alles de eenheid van de kerk dienen. Daarom is het geen wonder, dat er heel wat publicaties zijn  verschenen onder de veelzeggende titel: ’Calvinus Oecumenicus’.(3)

Voor alle duidelijkheid: met oecumene bedoel ik, dat kerken die flink van elkaar verschillen toch het contact met elkaar zoeken en uitdrukkelijk naar eenheid streven.(4) Onder oecumene versta ik dus beslist geen soft sausje in de trant van: iedereen even lief en alle katjes grijs! Daar is Calvijn ook de man niet naar. Hij streefde altijd naar eenheid van de kerken, maar niet tot elke prijs.(5) Hij hoopte aanvankelijk nog steeds op een echte reformatie van de eigen katholieke kerk van zijn dagen. En waarom is de kerk van Christus volgens Calvijn katholiek? “Omdat men geen twee of drie kerken kan vinden, zonder dat Christus wordt verscheurd, en dat kan niet ”.(6) 

Calvijn is vaak neergezet als kerkbreker en scheurmaker. Dat was hij niet en dat wilde hij ook niet zijn.(7) Die beschuldiging heeft hij ferm van de hand gewezen.(8) In zijn ogen was Rome zelf sektarisch - door zich af te wenden van Gods Woord en Christus te loochenen als enige Middelaar en het enige Hoofd van de ware Kerk. Calvijn spreekt in boek IV van zijn Institutie over de ware kerk, waarmee de eenheid onderhouden moet worden, want: “zij is de moeder van alle vromen”.

Waar de verkondiging van Gods Woord met eerbied wordt gehoord en de sacramenten niet verwaarloosd worden, daar ziet men de kerk. Niemand mag haar gezag verachten. Niemand mag de eenheid met haar verbreken en van haar afvallen. Want zij is de pijler en het fundament van de waarheid en het Huis Gods. Wie afvalt van de Kerk verloochent volgens Calvijn niet alleen God, maar ook Christus.(9)

We mogen Johannes Calvijn gerust de grote oecumenicus van de Hervorming noemen. Hij had gigantisch veel relaties en voerde een enorme correspondentie met de kerkelijke en politieke leiders van zijn tijd in heel Europa. Hij stond in verbinding met het wereldlijk gezag,(10) maar ook met talloze stromingen: lutheranen, zwinglianen en anglicanen, met Wittenberg en Zürich, maar ook met Rome en Canterbury. Het ging hem bovenal om Gods eer, om de waarheid van het evangelie en om de eenheid van de kerk.

Het bekendst is zijn brief aan kardinaal Sadoletus, waarin hij de reformatorische beginselen uiteenzette.(11) En niet te vergeten zijn beroemde brief aan Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterbury, die een oecumenisch concilie wilde samenroepen van alle niet-roomse kerken. Calvijn vond dat zo belangrijk, dat hij wel tien zeeën zou willen oversteken om dat te realiseren.(12) 

De eenheid van de kerk fundeerde Calvijn dus in Christus als het enige Hoofd van de kerk.(13) Van daaruit werkte hij volhardend aan de zichtbare eenheid van alle reformatorische kerken, die instemden met deze grondslag. Daarbij was de gehoorzaamheid aan de heilige Schrift essentieel. Aan de eenheid die Calvijn nastreefde lag de goddelijke drie-eenheid ten grondslag en Christus als onze enige Zaligmaker door genade alleen.

Misschien had u dat niet gedacht, maar het bisschopsambt was voor Calvijn helemaal geen breekpunt voor de eenheid.(14) Wel zette hij zich af tegen Rome. Met name tegen de manier waarop het pauselijk ambt en het bisschoppelijk ambt in zijn dagen functioneerden. Ook zette hij zich af tegen de gedachte, dat het bisschopsambt gefundeerd zou zijn in de apostolische successie.(15) En verder had hij weinig op met protestantse vrijdenkers, die de eenheid van de kerk niet zo belangrijk vonden.(16) 

Het is mooi dat we hier vandaag in Nijmegen zijn, Noviomagus Batavorum, Een oude stad met een rijk rooms verleden. Zoals u weet werd Johannes Calvijn 500 jaar geleden geboren in Noyon: Noviomagus Veromandorum.

In Nijmegen waren ze er eeuwenlang trots op dat Karel de Grote in hun stad (in 768 - lang voor de Reformatie) werd gekroond. Maar tenslotte bleek, dat Karel de Grote niet in Nijmegen was gekroond , maar in Noyon, de geboorteplaats van Calvijn. Twee steden met dezelfde  naam: Nijmegen en Noyon en vandaag zijn die twee steden met elkaar verbonden door de naam van die bijzondere katholiek: Johannes Calvijn.

Hij is vaak als heel streng beschouwd, maar door zijn hele oeuvre loopt een lijn van mildheid, die al begon bij de uitgave van zijn eerste boek, dat  over de mildheid ging, maar die ook duidelijk werd uit zijn hele correspondentie. Zo scheef hij bijv. aan Menso Poppius in Maastricht: “Nooit mag de strengheid het van onze menselijkheid winnen”. In Geneve – de plaatsnaam die wel het allermeest met Calvijn verbonden is - heeft de WARC een kalender uitgegeven met milddadige uitspraken van Calvijn. Ik wil besluiten met een paar van die milddadige uitspraken :

Calvijn over geld: We zijn eraan gewend ons geld goed op te bergen en veilig te stellen. Wat we zouden moeten doen  is veeleer de armen helpen, die steeds gevaar lopen hun geld kwijt te raken .

Calvijn over de regering: Een regering is pas goed en rechtvaardig, als ze zorgt voor het recht van de armen en verdrukten.

En de laatste: Calvijn over genieten: Nergens is het verboden te lachen, lekker te eten, nieuwe spullen te kopen, van muziek te genieten of een wijntje te drinken.

Margriet Gosker

Dr. Margriet Gosker hield bovenstaande toespraak op 3 maart 2009 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen tijdens de eerste van een viertal debatavonden over Calvijn: De katholieke Calvijn.



(1) R.N. Carew Hunt: “For all his abhorrence of Rome, he was after his manner as good a churchman as any pope”, quoted in G.S.M. Walker, ‘Calvin and the Church’, in: D.K. McKim (ed.), Readings in Calvin’s Theology, Grand Rapids 1984, 212.

(2) H. Scholl, Calvinus Catholicus. Die Katholische Calvinforschung im 20. Jahrhundert, Freiburg (im Breisgau) / Basel / Wien 1974. C.E. Braaten and R.W. Jenson, The Catholicity of the Reformation, Grand Rapids 1996. J.T. McNeill, ‘The claim of catholicity in Calvin’, in: Unitive Protestantism, Richmond 1964, 68-74. G.W. Morrel, The catholicity of Calvin’s Doctrine of the Church, Berkeley 1964. M. Gosker, ‘Ambt en katholiciteit’, in: J. Kronenburg en R. de Reuver (ed.), Wij zijn ook katholiek, Heerenveen 2007, 127-140.

(3) A. de Reuver, ‘Calvinus Oecumenicus’, in: J. Kronenburg en R. de Reuver (ed.), Wij zijn ook katholiek, Heerenveen 2007, 231-235. Gottfried Locher, ‘Calvin Anwalt der Ökumene’, in: K. Barth, M. Geiger (ed.), Theologische Studien (1960), Heft 60. W. Nijenhuis, Calvinus Oecumenicus. Calvijn en de eenheid der kerk in het licht van zijn briefwisseling, ’s-Gravenhage 1958. H. Quistorp, ‘Calvinus Oecumenicus’, in: Book Reviews 11 (1958-1959) 481-483. J. T. McNeill, ‘Calvin as an Ecumenical Churchman’, in: Church History 57 (1988), supplement, 43-55. Michael Weinrich, Calvin und die Ökumene. Impulsreferat auf der Sitzung des Moderamens des Reformierten Bundes am 24./25. Okt. 2008 in Giessen.

(4) Met oecumene bedoel ik dus niet de hele bewoonde wereld, niet de Hellenistische cultuur, niet het Romeinse Imperium, niet een brede religieuze interactie tussen de verschillende wereldreligies. Evenmin doel ik op de vroege wereldkerk, die de term ‘Oecumenisch Concilie’ gebruikte en daarbij dacht aan gezaghebbende geldigheid voor de hele toenmalige kerk.

(5) J. Hesselink, ‘Calvinus Oecumenicus. Calvin’s vision of the Unity and Catholicity of the Church’, in: Reformed Review 44 (1990) 2, 97-122, 97.

(6) ...quod fieri non potest. Institutie VI, 1, 2.

(7) Voor Calvijn staat vast dat wie de uiterlijke gemeenschap van de Kerk eigener beweging verlaat niet is te verontschuldigen. Institutie IV, 1, 19. Calvijn citeert daarbij Cyprianus: “Hoewel in de Kerk onkruid en onreine vaten gezien worden, mogen wij ons niet afscheiden. Want de aarden vaten te verbreken komt alleen aan de Here toe”. In een van zijn brieven roept Calvijn emotioneel uit: “Laten Gods engelen getuigen wie de echte scheurmakers zijn”, Ganoczy, 279.

(8) Calvijn legt uit welk verschil Augustinus maakte tussen ketters en scheurmakers. Ketters bederven de zuiverheid van het geloof door hun valse leer, scheurmakers verscheuren de band der gemeenschap, zelfs bij gelijkheid van geloof (Institutie IV, 1 ,5). Tot geen van beide groepen wil Calvijn gerekend worden.

(9) Institutie IV, 1, 10.

(10) J. Calvijn, ‘Smeekschrift aan keizer Karel V en op de Rijksdag te Spiers vergaderde vorsten over de noodzakelijkheid van de reformatie der kerk’, in: D.J. de Groot (ed.), Johannes Calvijn, Bloemlezing uit zijn werk, Utrecht 1953, 39-65.

(11) J. Calvijn, ‘Antwoord op de brief van Sadolet, September 1539’, in: D.J. de Groot (ed.), Johannes Calvijn, Bloemlezing uit zijn werk, Utrecht 1953, 8-38.

(12) Maar Wittenberg (Melanchthon) en Zürich (Bullinger) voelden er niet voor. In zijn brief van Juli 1552 aan Cranmer noemt Calvijn het “most of all desired”, om een vergadering bijeen te roepen “of the most eminent men of learning from all the various Churches which have embraced the pure doctrine of the gospel”, maar hij erkent, dat het weinig “likely is to be attained”. R.J. Clements and Lorna Levant (ed.), ‘John Calvin to the Archbishop Thomas Cranmer of Canterbury d.d. July 1552’, in: Renaissance Letters, Revelations of a world reborn, New York University Press 1976, 235-236. R. Newton Flew and R.E. Davies (ed.), The Catholicism of Protestantism being a report presented to His Grace the Archbishop of Canterbury by a group of Free Churchmen, Westport 1981.

(13) E.-M. Faber, Calvin and the unity of the Church, http://www.calvin.org/media/pdf/theo/Faber_EinheitKirche_E.pdf.

(14) J.T. McNeill, ‘Calvin and episcopacy’, in: The Presbyterian Tribune 66 (1942),14-26.

(15) “Het voorwendsel van de opvolging is ijdel, indien de nakomelingen niet de waarheid van Christus, die ze door de hand van hun vaderen ontvangen hebben, ongeschonden en onbedorven bewaren en daarin voortdurend blijven”, Institutie IV, 2, 2.

(16) We mogen volgens Calvijn niet om een of ander klein verschil lichtvaardig de kerk verlaten, Institutie IV,1,12. “Katharen, Donatisten en Wederdopers schijnen soms te denken, dat zij verder gevorderd zijn dan anderen. Als ze zien dat het evangelie geen vrucht draagt, bij wie de verkondiging gehoord hebben, dan oordelen zij meteen dat daar geen kerk is”. Institutie IV,1,13.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Oecumene" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol