Straf en vergeving voor misbruik in de kerk
Op de vierde zondag van de veertigdagentijd staat dit jaar het verhaal van de echtbreekster centraal: een actueel, maar complex thema (Joh 8:1-11).
Er is met dit verhaal uit het Johannesevangelie van alles aan de hand. Er zijn tal van hedendaagse commentatoren op het Johannesevangelie die het overslaan en het domweg niet behandelen. Ze laten het weg. Ze zijn van opvatting dat het verhaal enkele eeuwen later in het evangelie is gevoegd en er dus niet thuishoort. In de oudste manuscripten in het Oosten, die van Byzantium (nu Istanbul) en Alexandrië in Egypte, komt het verhaal niet voor, terwijl het in de jongere manuscripten in het Westen wel voorkomt. Het is het later onderhands ingevoegd.
Maar dat is niet alles. Het verhaal over de echtbreekster zelf laat ons lelijk in de steek. Want er rijzen twee nijpende vragen uit op die niet worden beantwoord −afgezien van de vraag waarom Jezus met zijn vinger in het zand schrijft, waarom hij dat twee keer doet, en wat hij schrijft, voordat hij de vrouw vergeving schenkt. We kunnen er alleen maar over speculeren. Maar dat doen we niet en dus laten we het zo.
Maar er zijn twee nijpende vragen: een over straf en een over vergeving. Wat vindt Jezus van het straffen van een misdrijf? En wat houdt de vergeving in die Jezus de vrouw aanbiedt? Moeten we straffen, moeten we vergeven?
Met zo’n lezing kunnen we niet om hét thema van de actualiteit van vandaag heen: het misbruik in kerkelijke internaten.
Om te beginnen met wat de vrouw fout deed, ze heeft echtbreuk gepleegd en is op heterdaad betrapt. Is dat ernstig? Toen: ja. En nu? Je kunt dat niet beoordelen zonder kennis van toedracht, intentie, omstandigheden en gevolgen.
Is misbruik in de kerk ernstig? Er zijn vier soorten misbruik. Er is machtmisbruik en lichamelijk misbruik, en bij lichamelijk misbruik kan het gaan om misplaatste erotische genegenheid, seksuele aanranding en verkrachting. Aan het maken van zo’n onderscheid valt niet te ontkomen. Het belangrijkste is dat het om minderjarigen gaat, waarbij machtsmisbruik en lichamelijk misbruik samengaan.
Waarom straf?
Moet er een straf worden opgelegd? De vrouw diende volgens de schriftengeleerden en farizeeën te worden gestenigd. Ze zeiden er niet bij, dat volgens de Joodse wet zowel de vrouw als de man dienden te worden gestenigd (Lev 20:10; Deut 22:22).
Jezus wijst, in het verhaal, de doodstraf door steniging af. Wijst hij iedere straf af? Het lijkt erop, want hij vergeeft haar. Maar wat zou er gebeurd zij wanneer er een gesprek tussen hem en de schriftengeleerden en farizeeën had plaatsgevonden? Maar, er was geen gesprek, noch over een andere straf noch over geen straf.
En daar zitten we dan, met het misbruik in de kerk, in Australië, Amerika, Ierland, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, België. Moet het misdrijf worden gestraft? Om het scherp te stellen, volgens schriftengeleerden en farizeeën: ja; volgens Jezus, althans in de lijn van het verhaal: nee. Dit laatste is decennia lang praktijk geweest: er werd niet of nauwelijks gestraft −uit laksheid, onkunde, ‘esprit de corps’ (zo iets doe je een medepriester niet aan) of, vrees voor reputatieverlies −maar nu is die vrees eindelijk bewaarheid, zoals ook Paus Benedictus XVI aangeeft in zijn brief van 19 Maart aan Ierland. Een reden die ook is aangevoerd voor het ongestraft laten: vergeving. Het slachtoffer werd op het hart gebonden om de dader te vergeven. Daardoor werd de vraag of er gestraft moest worden omzeild.
Dan toch maar straffen? Om de doodstraf, zoals bij de vrouw, gaat het natuurlijk niet. Maar welke straf dan wel? Welke straf voor hoogbejaarden voor misdrijven die verjaard zijn? Welke straf voor hoogbejaarden wanneer de kerk het verjaren van misdrijven voor alle gevallen zou verlengen of opheffen, maar dat kan juridisch geen effect hebben voor de daden die al verjaard zijn. Welke straf zou moeten volgen op machtmisbruik, misplaatste erotische genegenheid, seksuele aanranding of verkrachting? Gevangenisstraf, ontzetting uit het ambt, overplaatsing, boetedoening en/of schadevergoeding?
Ik zou hier willen suggereren: we zouden bij het straffen in de geest van het evangelie niet de hoge toon moeten willen volgen van hedendaagse populisten, maar matigende verstandigheid en milde wijsheid betrachten.
Waarom zouden we eigenlijk straffen? Een oud Romeins inzicht luidt: we straffen om de wraak van de slachtoffers en hun omgeving te kanaliseren. Ik weet niet of die wraak er is en, als hij er is, of die intens is. Een ander oud Romeins inzicht luidt: we straffen om de rechtvaardigheid die tussen mensen uit balans is geraakt, weer in balans te krijgen. Inderdaad, slachtoffers vragen erkenning, genoegdoening, herstel van het evenwicht in de relatie. Dit betekent dat in elk geval een ernstig, oprecht en helder gesprek moet worden gevoerd tussen slachtoffer en degene die het misdrijf heeft gepleegd, en altijd onder leiding van een onpartijdige derde.
Dat is wat door de Waarheid en Verzoeningcommissie in Zuid-Afrika is gepraktiseerd, na de ineenstorting van het apartheidbewind. De anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu bracht slachtoffers en degenen die de misdrijven hadden gepleegd met elkaar in contact, liet ze elkaar recht in de ogen kijken, droeg in alle rust de tenlastelegging voor, liet die op de beide partijen die elkaar aan bleven kijken inwerken, schiep daarbij alle ruimte voor de expressie van emotievolle herinneringen, hielp daardoor de waarheid aan het licht te brengen, en wachtte rustig af welke uitwerking dit op de beide partijen had.
Achteraf echter werd er gemord in Zuid-Afrika: waar bleef het recht? Is er verzoening mogelijk zonder recht −dat was de vraag. Wat voor de samenleving geldt, geldt ook voor de kerk: wij −wij!− zijn troebel over de verhouding tussen recht en verzoening, recht en liefde, recht en vergeving. Op zondag prijzen we de verzoening, de liefde, de vergeving, door de week eisen we recht. Waar ligt het verband tussen die twee? Om terug te keren naar het evangelie: waarom was er geen gesprek tussen de schriftengeleerden en farizeeën en Jezus. Zij wilden straffen, Jezus bood vergeving aan. We lijden nog altijd onder die scheiding. Ik denk niet dat die kloof te dichten is, omdat er altijd een spanning blijft, maar we kunnen er wel minder troebel en in groter klaarheid mee om leren gaan.
Vergeving
En dit leidt me tot het tweede thema: vergeving. Ik wil er kort over zijn. De kerk heeft in het verleden de slachtoffers vaak opgeroepen tot vergeving: “vergeef de dader die je leed heeft berokkend. Ze heeft de slachtoffers zelfs opgeroepen tot het gebed om vergeving: “bid tot God opdat je de kracht krijgt om de dader, de pleger van de ontucht, te vergeven”. Zo’n oproep is niet alleen te vroeg, maar ook misplaatst. Waarom misplaatst? Mag je niet bidden voor de kracht om te vergeven, de moed om te vergeven, de wil ook om te vergeven? Jazeker, en vaak heb je die ook hard nodig. Maar het is misplaatst dat een instituut wier leiders misdrijven plegen de slachtoffers oproept om die leiders te vergeven. Dan worden die slachtoffers misbruikt, voor een tweede keer misbruikt. Bovendien wordt de vergeving misbruikt en wordt het gebed om vergeving misbruikt. Hoezo wordt de vergeving misbruikt?
Laat ik het in alle helderheid zo zeggen. Voor vergeving zijn drie dingen belangrijk: vragen, geven en ontvangen −vergeving vragen, vergeven geven en vergeving ontvangen.
Het eerste, vergeving vragen, houdt in dat de dader het slachtoffer vraagt om vergeving −dus dat hij zélf het slachtoffer vraagt om vergeving. Daders vragen om vergeving, niet hun leidinggevenden. Die kunnen namens de kerk wel excuses aanbieden, maar dan wel vergezeld van maatregelen, zoals de reparatie van deze uitwassen van toenmalig moreel rigorisme, en voor nu, de vaste wil ervan terug te keren.
Het tweede is dat het slachtoffer de vergeving aan de pleger geeft. Vergeving is vrij, het slachtoffer kan de vergeving weigeren, vooralsnog of voor altijd. Vergeving is geen plicht, maar een vrije gave. Dus de pleger van het misdrijf kan en mag die vergeving niet claimen. De kerk mag er niet om vragen in een zaak waarin ze zelf is gemoeid. Vergeving is aan het slachtoffer zelf.
Het derde is dat de vergeving moet worden ontvangen door het slachtoffer, in nederigheid, hoe hooggeplaatst de pleger van het misbruik ook is. Hij was en is wellicht nog altijd hooggeplaatst, maar hij heeft laag gehandeld. In het ontvangen van de vergeving is hij afhankelijk van het slachtoffer. Als deze niet wil vergeven, kan het ook niet worden ontvangen. De pleger van het misdrijf past dan ook dankbaarheid
Om voor de laatste keer terug te keren naar het evangelie: misschien mag het slachtoffer wanneer het hele proces van vragen, geven en ontvangen van de vergeving heeft plaatsgevonden nog zeggen: “ik veroordeel je niet −ik veroordeel je niet meer−, ga nu maar, en zondig voortaan niet meer”.
Hans van der Ven
Prof. Dr. Hans van der Ven, hoogleraar Vergelijkende empirische religiewetenschap, met bijzondere aandacht voor religie en mensenrechten, aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, hield bovenstaande overweging (naar aanleiding van het evangelie van de echtbreekster) op zondag 21 maart 2010 in de Dominicuskerk te Nijmegen.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.