Pastores gaan voorbij
Er wordt veel geschreven over kerkelijke zaken, een milde regen van boeken, boekjes en blaadjes, neerdalend op het gelovige kerkvolk ‘van al zoo hoge, van al zoo veer’, met de beste bedoelingen bedacht op geleerdenkamers of achter de burelen van kerkelijke gezagsdragers. Maar soms neemt ook het kerkvolk zelf het woord en wordt er ‘van onderop’ verteld wat er aan de hand is in Gods lieve kerk. En juist dat gebeurt in het hier kort besproken boek. In klare taal, onomwonden, met beide benen op de grond, getuigen mensen die werken in en niet zelden lijden aan de kerk, wat de katholieke werkelijkheid is op dit moment. En het is goed, dat dit eens duidelijk gezegd wordt!
De titel van dit boek luidt ‘Pastores gaan voorbij’, maar de voorzijde van de kaft van dit boek wordt gedomineerd door een donkere pastoor, in traditioneel zwart priesterpak, een man zonder gezicht, die zo te zien beslist van geen wijken wil weten. Deze dreigende figuur doet je meer denken aan Big Brother is watching you. Gelukkig wordt al direct in de eerste zinnen van de inleiding van het boek dit sombere beeld tegengesproken: “De pastor van een parochie zie ik als een voorbijganger, die een eind met ons meeloopt en ons op het goede spoor zet, maar uiteindelijk moeten we als parochie weer samen verder. De gelovigen mogen en moeten gehoord worden!”
Als vroeger bij ons thuis een drukke conversatie opeens stil viel, placht mijn goede vader te zeggen: “Daar gaat een dominee voorbij!” De plechtige verschijning van zo’n protestantse gezagsdrager was destijds kennelijk voldoende om bij het eenvoudige kerkvolk een eerbiedige stilte te veroorzaken. Toen was dat ongetwijfeld ook vaak het geval als ‘Mijnheer Pastoor’ aan de einder verscheen. En tegen dat soort eerbiedige ‘luister en huiver’, dat ook nu weer niet zelden geëist wordt door bisschoppen en priesters, nemen Janssen en Zuidberg stelling, samen met de vele door hen bevraagde katholieke kerkmensen. Ook de niet in gezag gestelde gelovigen zelf hebben recht van spreken. Priesters en andere pastores komen en gaan, maar juist zij blijven en dragen de gemeenschap.
Het eerste deel van dit boek geeft in knappe, korte paragraafjes de feiten zoals we die nu waarnemen in de katholieke kerk in ons land en ook daarbuiten. Na de euforie van het Tweede Vaticaans Concilie, dat zoveel vensters opende en nieuwe perspectieven bood, begon de kerkelijke leiding haast overal langzaam maar heel zeker de weg terug in te slaan: terug naar de hiërarchische priesterkerk, met vooral volgzame gelovigen, die zo kritiekloos mogelijk aanvaarden wat de kerk te geloven voorhoudt, zich stipt houden aan alle kerkelijke regels en regeltjes, en de kerk voornamelijk bezoeken voor het passief ontvangen van de officiële kerkleer, de eucharistie en andere sacramenten. De enige plaats in de kerk voor de gelovige leek is de kerkbank, waar hij stilletjes moet zitten luisteren en aannemen.
Deel twee, veel uitgebreider dan het eerste, brengt onder woorden hoe veel kerkbetrokken gelovigen de huidige trend ervaren. Het zijn vaak bewogen getuigenissen van mensen die geleerd hebben gezond kritisch in de kerk te staan en zich met groot verantwoordelijkheidsgevoel willen inzetten voor hun geloofsgemeenschap. Ze voelen zich nu vaak weggezet, monddood gemaakt en niet meer serieus genomen. De kerk als kleine, levende gemeenschap wordt nu helaas ook nog dikwijls door parochiefusies doodgedrukt. De grote zorg van de kerkleiding is het veilig stellen van de rechtgelovigheid, de handhaving van wet en regels, de grootst mogelijke nadruk op eucharistie en sacramenteel leven, en niet de pastorale bekommernis om mensen.
Na een analyse op lokaal niveau – deel III – worden wegen gewezen om uit de impasse te komen. Enkele sprekende titels geven aan wat hier wordt geboden: samenwerking tussen professionals en vrijwilligers, communicatie tussen oud en nieuw, het gesprek gaande houden, onder begeleiding mogelijkheden bekijken, verbreding in vormen van vieringen, ruimte scheppen voor bezinning en verdieping. Het boek eindigt positief, met een reeks korte maar heel sympathieke bemoedigingen voor allerlei situaties waarin gelovige en actieve kerkmensen terecht kunnen komen: voor als het nog goed gaat, voor als het moeilijk wordt, voor als men pijn en gemis voorbij is, voor als je zoekt naar gelijkgezinden, voor als je de leegte moet uithouden.
Het is jammer dat je in een korte bespreking als deze eigenlijk zo weinig kunt zeggen. Maar dit wil ik nog even kwijt. Het is intriest dat we met onze lieve kerk op zoveel plaatsen in een situatie zijn beland die we helaas moeten karakteriseren als ‘een leegte’. Dit boek echter biedt in elk geval een helpende hand om het in die leegte uit te houden, want je bent niet alleen, je hebt lotgenoten. De tekst van het boek eindigt dan ook met deze wat droeve bemoediging: ‘De ervaring van een leven in de woestijn en van grote eenzaamheid is niet zomaar te veranderen. Hoe houden mensen dit uit? Misschien gaat het verlangen naar God samen met de hoop dat er iemand zal zijn die ook gelovig zoekende is. Misschien wordt het parochianen gegeven anderen op hun weg tegen te komen met wie de zoektocht gezamenlijk ondernomen kan worden.’
Cor Rademaker
Cor Rademaker is historicus en ‘gezond kritisch’ katholiek in Vleuten; hij bespreekt in bewogen bewoordingen het boek van Marie-José Janssen en Gerard Zuidberg: Pastores gaan voorbij, witboek over kracht en pijn van vrijwilligers in de katholieke kerk, Kampen (Ten Have) 2008, 143 bladzijden.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.