Hoofdlijnen van een nieuw leven  
Home > Thema's > Inculturatie > Hoofdlijnen van een nieuw leven
Vertalingen: Nederlands English 

Hoofdlijnen van een nieuw leven

Na 18 maanden rapportage blijkt de toekomst van de kerk complex

Achttien maanden geleden startte ik een rapportageproject en dat werd spoedig een serie die de naam kreeg van In Search of the Emerging Church (Op zoek naar de herrijzende kerk). Zesentwintig rapportages later kijk ik terug op een aantal interviews, een verzameling demografische gegevens, anekdotes en persoonlijke ervaringen. Het resultaat is een overzicht van nieuw kerkelijk leven en veel daarvan is best gezond, al was het maar omdat het minder vastzit aan traditionele klerikale structuren dan in de kerk altijd het geval is geweest.

Terugkijkend is de titel – Herrijzende Kerk – op zijn minst niet echt passend, zoals titels vaak niet passend zijn. Het suggereert dat iets van het geheel herleeft in plaats dat er iets anders ontstaat. De werkelijkheid is ingewikkelder.

Het project zou mij brengen naar Ohio, New Jersey, New Mexico, Californië en Pennsylvanië en bestond uit interviews met deskundigen van zowel binnen als buiten de katholieke gemeenschap. Het project kreeg een afronding op een conferentie in Florida in 2009; dat was het hoogtepunt van een andere, vierjarige, studie onder de naam Ontluikende Modellen voor Pastoraal Leiderschap, gefinancierd door een gift van $2 miljoen van Lilly Endowment. Nadien is de studie en de financiering uitgebreid. De 1200 mensen, meest leken, die bijeen waren en de berichten die zij inbrachten tonen zonneklaar dat verandering aan de gang is.

De bijeenkomst liet ook een centrale werkelijkheid zien die – links om of rechts om – zal bijdragen aan de vormgeving van de toekomst van de kerk: de bisschoppen van de VS lijken tot nu toe weinig interesse te tonen om de overvloedige gegevens te gebruiken – die verzameld zijn door katholieke sociologen – om nationale plannen te maken voor de toekomst van de kerk. Of het nu gaat over het tekort aan priesters, de groei van het aantal lekenbedienaren, het toenemende aantal permanente diakens, de uittocht uit de kerk van miljoenen katholieken of over de gegevens omtrent de houding van katholieken gedurende meer dan 25 jaar, er schijnt bij de bisschoppen geen belangstelling te zijn om zulke tendensen op nationaal niveau te bespreken.

Zo was de conferentie in Florida niet een project van de bisschoppen. Het was een project van zes nationale ambtsgroepen die ondersteuning geven aan lekenvoorgangers, pastorale opbouwwerkers, diakenen, priesters, jongvolwassen voorgangers en kerkelijk administratief personeel en het werd betaald door een financier van buiten de kerken. Sommigen zouden kunnen zeggen dat zo’n bijeenkomst duidt op de vitaliteit, creativiteit en onafhankelijkheid van katholieke leken. Maar zoals wij hieronder zullen zien ligt dat anders in een hiërarchische organisatie. Als de leiding, de bisschoppen, de informatie niet tot zich neemt en er ook niets mee doet, hopen de gegevens zich op en blijft het resultaat zonder veel consequentie.

Eén verklaring die hiervoor door ervaren waarnemers wordt gegeven is dat bisschoppen, die veel waarde hechten aan hun autonome status in hun diocees, afkerig zijn van nationale plannen en programma’s.

Misschien maakte dit nadeel de bijeenkomst in Florida des te belangwekkender – het was een van de weinig werkelijk nationale gesprekken over de toekomst van de kerk.

Twee hoofdsprekers benoemde de beloften en de spanningen die inherent zijn aan dit soort bevindingen. Het waren bisschop Blase Cupich, bisschoppelijk adviseur van het project, en Marti Jewell, toen directeur van het project (nu assistant professor theologie aan de Universiteit van Dallas). Cupich baseerde de kracht van de studie op de theologie zoals ontwikkeld op Vaticanum II in de zestiger jaren. Cupich zei dat leken die zich meer en meer inlaten met het leiding geven, daarmee beantwoorden aan de oproep tot heiliging die een onderdeel is van het erfgoed dat zij met hun doopsel ontvingen. De huidige betrokkenheid is niet slechts een antwoord op de noden die het gevolg zijn van het tekort aan priesters. Hij zei: “Leken en gewijde voorgangers hebben allen een rol als het gaat over de toekomst van onze kerk”.

Jewell, die zich zelf beschreef als een praktisch theologe, wees meteen naar de laatste pagina van haar bijdrage: “Als u er van houdt om meteen naar de laatste pagina van een boek te gaan en het eind van het verhaal meteen wilt lezen, dan vertel ik u wat het resultaat van het onderzoek is”. Zij zei: “het parochiële leven zoals wij dat kenden, is veranderd”.

Jewell zei ook, er is geen weg terug en zij ziet een groeiende behoefte aan samenwerking tussen priesters en lekenbedienaren. Het aantal nog actieve priesters wordt kleiner en het bestand veroudert; een gevolg is dat ongeveer de helft van parochies in de VS hun priester delen met een andere parochie of ander werk.

In een interview van 2009 met Catholic News Service omschreef zij de huidige trend rondom minder priesters, meer lekenbedienaren en gesloten of samengevoegde parochies als: “de meest verbazingwekkende verschuiving in de context van de katholieke kerk van de VS en ik denk dat van ons gevraagd wordt om opnieuw te definiëren wat een parochie nu eigenlijk is”. 

De aantallen

Als er een soort natuurkracht in de kerk werkzaam is, dan is dat de duidelijke demografische verschuiving die optrad gedurende de laatste 50 jaar. Daarbij springt het meest in het oog de constante daling van het aantal priesters en andere religieuze roepingen, dat ooit de solide basis van de locale katholieke gemeenschap vormde. Gedurende mijn onderzoek werd het duidelijk dat alle overwegingen over de toekomst moeten beginnen met het lezen van de belangrijke gegevens die beschikbaar zijn en wat die kunnen voorspellen.

Voor hen die nieuw zijn in dit onderwerp zij vermeld dat de daling van het aantal priesters waar onderzoekers al meer dan 20 jaar geleden voor waarschuwden, een erosieproces is. Kerkleiders bagatelliseerden de gegevens of verwierpen ze zonder meer.

De daling van het aantal priesters is slechts een belangrijke indicator te midden van een scala van gegevens dat aangeeft hoe dramatisch en op hoeveel terreinen de kerk aantoonbaar is veranderd in de laatste halve eeuw.

In het midden van de tachtiger jaren begonnen twee sociologen, Richard A. Schoenherr van de Wisconsin Universiteit in Madison en Lawrence A. Young van de Brigham Young Universiteit in Provo, Utah te studeren op het verloop van het priestertekort in de VS. Zij publiceerden daarover een boek in 1993: Volle Kerkbanken en Lege Altaren: demografie van het priestertekort in de bisdommen van de VS. Robert McClory beschreef het onderzoek in de National Catholic Reporter (NCR) als een “compacte sociologische analyse” met daarin “een hard bewijs voor een 40% terugloop in het aantal actieve diocesane priesters van 35.000 in 1966 naar 21.000 in 2005”. Schoenherr vermeldde tevens dat in diezelfde periode de katholieke bevolking zou groeien van 45 naar 74 miljoen.

Schoenherr en Young waren de eerste om de daling en gevolgen daarvan nauwgezet te documenteren. De werkelijke daling van het aantal priesters blijkt goed overeen te komen met de projecties van Schoenherr. Men kan beweren dat de daling de meest heldere indicator is voor de vorm die de kerk in de toekomst zal aannemen. Zonder priesters is het niet mogelijk om canoniek correcte eucharistie te vieren en zonder de eucharistie zullen eucharistische gemeenschappen ophouden te bestaan.

Schoenherr, die het actieve priesterschap verliet om te trouwen, bemerkte duidelijk het hiërarchische ongenoegen over de resultaten van de studie. Hoewel de bisschoppen het negen jaar durende project ondersteunden, trokken zij hun bijdrage in 1990 in na een derde interim rapport.

Het project ontving ook een gift van $ 400.000 van Lilly Endowments.

Drie bisschoppen bagatelliseerden het belang van de resultaten in een brief aan hun collega bisschoppen. Kardinaal Roger Mahony van Los Angelos verklaarde in 1990: “Ik verwerp deze pessimistische analyse en ben van mening dat het Schoenherr rapport de katholieke kerk in ons land een slechte dienst heeft bewezen”. Hij beschuldigde Schoenherr ervan een “persoonlijke agenda” na te streven door zich te verzetten tegen het verplichte celibaat voor priesters. Mahony zei dat de studie “veronderstelt dat het alleen gaat om sociologie en statistisch onderzoek. Dat is nonsens. Wij zijn leerlingen van Jezus Christus. Wij leven bij de gratie Gods en onze toekomst wordt gevormd door Gods ontwerp voor zijn kerk, niet door sociologen”.

Het is onduidelijk of Mahony en speciaal inzicht heeft in Gods ontwerp voor de kerk. Schoenherr’s statistieken en prognoses hebben zich echter redelijk goed bewezen in de afgelopen tijd. Zijn bevolkingsprognose voor de katholieke bevolking was rond 10 miljoen te hoog. Volgens het Centrum voor Toegepast Onderzoek in het Apostolaat (CARA) van de Georgetown Universiteit in Washington groeide het aantal katholieken tot 64,8 miljoen in 2005 en staat nu (2010) op 65,6 miljoen. Het is waarschijnlijk dat Schoenherr geen rekening heeft gehouden met de massieve exodus van katholieken uit de kerk in de tussenliggende periode.

Tegelijker tijd daalde het aantal actieve diocesane priesters van 28.702 in 2005 naar 27.182 in 2010.

Dat zijn ruwweg 6.000 á 7.000 priesters meer dan in Schoenherr’s prognoses, maar hij had geen rekening gehouden met de instroom van buitenlandse priesters. Niemand van de US Conference of Catholic Bishops had aandacht gegeven aan dat verschijnsel van de laatste jaren, maar het bisschoppelijk Office of Child and Youth Protection heeft gegevens verzameld over het huidige aantal buitenlandse priesters als onderdeel van hun mandaat om na te gaan wat bisdommen doen aan de bescherming van kinderen.

Volgens een rapport van 2009 werken er 6.146 buitenlandse actieve diocesane priesters in de VS.

Mary Jane Doerr, mededirecteur op dat kantoor, zei in een telefooninterview dat het aantal misschien niet exact juist is omdat een klein aantal priesters dubbel geteld is vanwege overplaatsing van het ene bisdom naar het andere. Zij zegt echter dat 6.000 een goede schatting is.

Als dat juist is dan is de schatting van Schoenherr van 21.000 actief dienende diocesane priesters in 2005 in de VS er slechts een 2.000 naast.

Volgens de statistieken, opgesteld door het Office of Child and Youth Protection, is het bisdom met het hoogste aantal buitenlandse priesters New York met 379, gevolgd door Sacramento, Calif. met 166, het Militair Aartsbisdom met 147 en San Antonio met 144 priesters.

De landen die de meeste priesters leveren aan de VS zijn India 797, Filippijnen 682, Ierland 658 en Nigeria 562.

Andere landen die vaak voorkomen op de lijst zijn Columbia, Mexico, Vietnam, Spanje en Polen.

Ook al zijn er In de periode van 1965 tot 2010 heel wat parochies gesloten in bepaalde delen van het land, toch is het aantal parochies gegroeid van 17.637 naar 17.958. Tegelijkertijd is het aantal parochies zonder een vaste priester toegenomen van 549 in 1965 naar meer dan 3.400 vandaag (2010) en dat aantal is nog stijgend.

Volgens gegevens van CARA steeg het aantal gevallen waarin een bisschop de zorg voor een parochie had toevertrouwd aan een diaken, een religieuze zuster of broeder of aan een leek van 93 in 1985, het eerste jaar waarover gegevens bekend zijn, naar een maximum in 2005: 553, waarna het getal daalde naar 517 in 2009.

Als men kijkt naar het tekort aan priesters moet men in gedachte houden dat priesters niet gelijkmatig over het land verspreid zijn. Sommige bisdommen, zoals Newark, N.J., hebben relatief veel priesters terwijl in andere bisdommen een enkele priester verschillende parochies bedient, verspreid over uitgestrekte territoria.

De actief dienende priesters zijn ook redelijk op leeftijd. Jewell meldde dat in 2009 70% van hen ouder is dan 55 jaar.

Ook anderszins is het beeld bedreigend. Het aantal priesterwijdingen is gedaald van 994 in 1965 naar 459 in 2010; het aantal groot-seminaristen daalde in die periode van 8.325 naar 3.483.

Volgens gegevens van CARA is het aantal katholieke basisscholen gedaald van 8.414 in 1975 – het eerste jaar waarover gegevens aanwezig zijn – naar 5.889 in 2010. Het aantal katholieke middelbare scholen daalde in die tijd van 1.624 naar 1.205. Het aantal leerlingen op katholieke basisscholen daalde van 2,55 naar 1,5 miljoen en op middelbare scholen van 884.181 naar 611.723.

Een studie door het Pew Forum on Religion and Public Life uit 2008 gaf aan dat de katholieke kerk meer leden verloor dan enig andere denominatie in het land. Ontevredenheid met de leer van de kerk en andere redenen maakten dat 22,8 miljoen Amerikanen de kerk verlieten en meestal zich aansloten bij één van de andere grote stromingen. Als deze 22,8 miljoen Amerikanen als een groep zouden worden beschouwd, zou het de tweede richting in grootte zijn ná de rooms-katholieken en ver vóór de eerstvolgende, de Southern Baptists.

Toen National Catholic Reporter onlangs over deze studie berichtte, bleek tijdens een contact met de bisschoppenconferentie van de VS dat niemand daar de situatie volgde of bestudeerde. Echter de nieuw benoemde president van bisschoppenconferentie, aartsbisschop Timothy Dolan van New York, zei in een recent interview dat een handreiking aan de miljoenen afgehaakte katholieken de topprioriteit van zijn nieuwe functie zou zijn.

Tenslotte, peilingen van CARA in 2000, 2005 en 2010 gaven aan dat slechts 22-23% van de volwassen katholieken in de VS wekelijks of vaker naar de mis gaan.

Als er één lichtpunt is in al die cijfers, dan is dat de stijging van het aantal opgeleide lekenbedienaren. In haar toespraak van 2009 vermeldde Jewell dat 31.000 leken meer dan 20 uur per week in een kerkelijke bediening werkten en dat er meer dan 10.000 in opleiding waren. Evenzo is het aantal gewijde permanente diakens – mannen die in de uitoefening van hun taak vaak geassisteerd worden door hun vrouw en die ook een gezin hebben – is gegroeid van 898 in 1975 tot 16.549 in 2010, meer dan in enig ander land. Slechts één bisdom (Salina, Kansas) heeft geen actieve diakens en sommige bisdommen hebben meer permanente diakens dan priesters.

Meer doen met minder

Enige jaren geleden vertelde mij een bisschop uit een extreem afgelegen bisdom (hij is nu emeritus) met een reputatie vernieuwingen krachtig te ondersteunen (veel van zijn parochies werden geleid door kloosterzusters en leken) dat, als ik een glimp van de toekomst van de kerk zou willen ervaren, ik zou moeten kijken naar de grensgebieden.

Misschien begreep hij toen datgene wat nu helder wordt, dat zelfs in de welvarende VS de kerk van de toekomst meer zal moeten doen met minder. Dat betreft dan van het aantal priesters en geprofeste religieuzen tot de hoeveelheid beschikbare middelen voor de bediening. Het was deze gewaarwording die mij her en der de binnenstad deed opzoeken en twee bisdommen in New Mexico; daar lijkt de kerk helemaal niet op die voorbeeldige maar verflauwende instelling van het noordoosten en andere historische industriële centra. De kerk in New Mexico is niet Iers van origine, zij is Spaans, bijna Mexicaans. Zij is veel ouder dan de kerk in het oosten. Zij is nooit rijk geweest en locale gemeenschappen hebben vanwege de geografie en de cultuur, altijd een graad van autonomie gekend, die elders ongewoon zou zijn.   

Mijn serie rapportages startte in mei 2009 in Cleveland, een bisdom dat ernstig getroffen is door fenomenen die bepalend zullen zijn voor de kerk in de VS: leegloop van de kerk, tekort aan priesters, economische malaise veroorzaakt door betalingen in verband met seksueel misbruik en financiële malversaties. Bisschop Richard Lennon startte zijn ambt in 2006 in dit complexe bisdom. Hij schoof een reorganisatieproces dat aan de gang was, opzij door te besluiten dat 29 van de 224 parochies moesten sluiten en dat 41 zouden worden samengevoegd. In het bisdom zouden aldus 18 nieuwe parochies worden opgericht en er zouden er netto 52 verdwijnen. Sommige sluitingen en samenvoegingen verliepen zonder incident, maar het hele diocees was in rep en roer en is dat nog. Een aantal parochies is bij Rome in beroep gegaan om de besluiten van de bisschop ongeldig te laten verklaren; dat is een lang proces. In bijna alle andere gevallen die door parochianen in andere delen van het land waren aangespannen, heeft dat niet tot het gewenste resultaat geleid. (In het begin van 2012 heeft het Vaticaan alle besluiten van de bisschop herroepen en ongeldig verklaard/red.)

Het volgende geeft aan hoezeer het een en ander veranderd is. Parochie Sint Pieter in Cleveland was een goed bekend staande parochie, zowel in kerkelijke kringen en ook in de wijdere samenleving. Ongeveer 250 leden van deze parochie besloten een non profit organisatie op te richten, de Gemeenschap van St. Petrus, en de eredienst te vervolgen in een niet kerkelijke omgeving nadat de parochie gesloten was. Bob Zack, woordvoerder van de groep zei: “Wij willen de gemeenschap bij elkaar houden. De bisschop beklemtoonde in verschillende artikelen en hij zei steeds weer dat de gemeenschap het belangrijkste is, niet de gebouwen”. De parochianen hielden hem aan zijn woord en zeiden dat hij de gebouwen kon hebben, maar dat zij de gemeenschap wensten te behouden.

Hun pastor Pater Robert Marrone ging met hen mee. De parochie ging in beroep in Rome en wacht een beslissing af (Ook hier heeft Rome de bisschop teruggefloten/red.). Lennon zei dat hij wel bereid is tot een gesprek met de groep. In een recent (2010/red.) telefoongesprek zei Zack dat de gemeenschap nog wacht op een uitnodiging en dat Lennon geen formele stappen had ondernomen tegen de gemeenschap en de pastor.

Niet zonder ironie kan worden gemeld dat Cleveland ook de standplaats is van Future Church, een groep onder leiding van Christine Schenk, zuster van St. Joseph. De groep was een van de eerste om reeds 20 jaar geleden de betekenis te begrijpen van het werk van Schoenherr en Young. Zij en haar groep begonnen op te roepen tot verandering van regels over celibaat en wijding van vrouwen als een weg om parochiegemeenschappen te redden. Zij is een gemeenschapwerkster uit de grond van haar hart en geduldig zowel van nature als door opleiding. Zij doet dit al heel lang en is hoopvol, misschien wel tot onze verbazing.

In een telefoongesprek dat ik kortgeleden met haar had, zei zij: “Het is duidelijk dat veranderingen aan de gang zijn en dat de zaak groter is dan iemand van ons. Wij zien er alleen maar onderdelen van op een bepaalde tijd. Gewoonlijk zijn er grotere krachten aan het werk die samen de toekomst maken. Maar een belangrijk ding dat ik zie, is dat katholieken van het type pay, pray,and obey (betaal, bid en gehoorzaam) tot het verleden behoren. Als je de toekomst wilt, moet je deelnemen aan het vormgeven ervan en dat moet een toekomst zijn waar het gehele volk van God, niet alleen bisschoppen en priesters, iets te zeggen heeft”.

Zij is van mening dat de extreme standpunten die de laatste vijftien jaar door sommige bisschoppen zijn ingenomen, de veranderingen bevorderen en dat zulke acties er toe geleid hebben dat meer katholieken zeggen zich te moeten verzetten en dat er een ander soort kerk moet komen omdat het zo niet meer werkt.

Tom Roberts is vrijgesteld redacteur bij de National Catholic Reporter. Zijn e-mailadres is troberts@ncronline.org. Dit is de 27ste en laatste van de serie die in zijn geheel te lezen is op: In Search of the Emerging Church.

Vertaling: Bert Roebert



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Inculturatie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol