Een geestelijk thuis vorm geven
Als de plaatselijke gemeente de spil vormt van het katholieke leven, dan zijn de leden van de ‘nieuw opgezette geloofsgemeenschappen’ (intentional eucharistic communities) te vergelijken met de bewoners van de voorsteden – dichtbij genoeg om zich te identificeren met de stad, maar ver weg genoeg om vrij te zijn van het lawaai en de chaos. En zoals de bewoners van een voorstad die op de vraag “waar woont u” het antwoord kunnen geven: “Kansas City, Denver of New York”, zo zouden leden van de gemeenschap ‘katholiek’ een gemakkelijke omschrijving vinden van hun geestelijk thuis, terwijl de werkelijkheid complexer is.
Ja, de vraag of zulke gemeenschappen contact moeten houden met de grotere kerk en hoe nauw ze betrokken moeten blijven bij het instituut, is een punt van blijvende discussie en spanning onder de groepen van de ‘intentional eucharistic communities’ die half mei in het National 4H Youth Conference Center hier (in Minneapolis) bijeen kwamen. Dit was de derde bijeenkomst van deze niet strak georganiseerde gemeenschappen, wier ledenaantal lag tussen minder dan een dozijn tot meerdere honderden. De eerste bijeenkomst werd achttien jaar geleden gehouden in Washington D.C. Naar het schijnt heeft die een paar van de vroegste en sterkste gemeenschappen voortgebracht. Sommige gemeenschappen bestaan al decennia lang en andere zijn pas kort geleden tot ontwikkeling gekomen, zoals de groep van de Spirit of St. Stephen’s Community in Minneapolis.
Volgens Henry Bromelkamp en Mary Condon Peters, leden van de Spirit of St. Stephen’s, had de gemeenschap deel uitgemaakt van een parochie en toestemming gekregen om vieringen te houden met inclusief taalgebruik en andere vernieuwingen. De gemeenschap had ook uitgebreid aan netwerken en maatschappelijke dienstverlening gedaan. Een nieuwe pastor maakte een eind aan de aparte vieringen en veranderde de stijl van de parochie. Velen vertrokken, velen gingen naar andere parochies en velen kozen hun eigen weg. Bromelkamp en Peters wisten tot voor kort niet dat hun nieuwe gemeenschap in feite deel uitmaakte van een groter verschijnsel dat al lang genoeg bestaan had en grondig genoeg bestudeerd was om tot een definitie en enige veelzeggende uitspraken te zijn gekomen. In de omschrijving van de organisatoren zijn 'intentional eucharistic communities' “díé kleine geloofsgemeenschappen, met hun wortels in de katholieke traditie, die samenkomen om regelmatig de eucharistie te vieren”. “Door het gemeenschappelijk liturgisch leven en de onderlinge steun”, zo gaat de definitie verder, “worden de leden gesterkt om een leven te leiden met het evangelie als middelpunt, gekenmerkt door geestelijke groei en sociale betrokkenheid.” Verder schrijft de definitie het begin van deze gemeenschappen toe aan het “enthousiasme, gewekt door het Tweede Vaticaans Concilie, voor een kerk van mensen” en erkent dat een aantal gemeenschappen werd opgezet binnen de parochies, terwijl andere “opgezet zijn als alternatieven voor de parochie”. Sommige gemeenschappen treden onafhankelijk op, terwijl andere nauwe banden blijven onderhouden met de kerk.
Misschien dat sommigen verklaren, zoals de man uit Denver deed in een kleine groep, toen hij reageerde op een pleidooi van een spreker om de band met de hele kerk nooit te verbreken: “de grotere kerk kan mij niet schelen, het kan me niet schelen wat de bisschop zegt”. Anderen zijn wat omzichtiger en stellen dat identiteit steunt op een band met de officiële kerk. Anderen zien duidelijk dat de beweging een voorbode is van de toekomst, terwijl weer anderen zich afvragen of zulke gemeenschappen een kort bestaan hebben, een soort noodoplossing voor een soort ‘ik heb het gehad’ deel van de katholieke gemeenschap, dat wil zeggen, voor degenen die het gehad hebben met een nieuwe pastor die het kenmerkende van een parochie verandert (gewoonlijk in een conservatieve richting); of een bisschop die nieuwe regels oplegt of bepaalde sprekers een spreekverbod oplegt in zijn diocees; of degenen die het wel hebben gehad omdat ze over het geheel genomen de ‘godsdienstoorlogen’ beu zijn, het schandaal van seksueel misbruik en wat zij zien als een algemeen gebrek aan verantwoording afleggen door de kerkleiders.
Wat de motiveringen ook mogen zijn, ongeveer 230 mensen kwamen uit 17 staten en het District of Columbia bijeen, als vertegenwoordigers van minstens 42 geloofsgemeenschappen, om hun toekomst en de toekomst van de kerk te bespreken. Ook al hadden de gemeenschappen een definitie, de hoofdspreker, Robert McClory, droeg een theologie aan, of tenminste theologische inzichten van de beroemde dominicaanse theoloog Edward Schillebeeckx (96), die in dit verband als de intellectuele auteur van de intentional eucharistic communities beschouwd kan worden. McClory, schrijver van As It Was in the Beginning: The Coming Democratization of the Catholic Church, levert regelmatig bijdragen aan de National Catholic Reporter. Hij begon zijn toespraak met zijn ervaringen te vertellen bij de uitvoering van een opdracht in 2007 voor de NCR om verslag uit te brengen over de reacties in de kerk van Nederland na de uitgave van een boekje door de Nederlandse provincie van de orde der Dominicanen. Het boekje stelde voor dat de parochies, vanwege het priestertekort, en vanuit een ambtstheologie die voortkwam uit het Tweede Vaticaanse Concilie, hun gedachten moesten laten gaan over het kiezen van leken uit hun midden, om voor te gaan in de eucharistie. Het voorstel kwam in feite voort uit ervaringen met wat bijna overal beschouwd werd als onbeteugelde experimentele vormen van liturgievieringen en oecumenische groepsvieringen. In één geval houden dominicanen al de laatste veertig jaar toezicht op een parochiegemeenschap waar een protestantse voorganger soms voorgaat in de eucharistieviering en waar de priesters zeggen dat ze geen idee hebben van de confessionele banden van veel gemeenteleden.
McClory vertelde over een gesprek dat hij gevoerd had met een jong gemeentelid die hem zei dat hij en zijn familie van “nogal ver” waren gekomen om de dienst bij te wonen. Gevraagd of hij protestant of katholiek was, lachte de jongeman en gaf als antwoord: “Wat u niet moet vergeten is, dat de protestanten en katholieken vierhonderd jaar geleden ieder hun eigen weg insloegen en dat nu wij, hun nakomelingen, weer bij elkaar komen. Daar is toch niets mis mee?”
Bij thuiskomst ging McClory op onderzoek naar de uitgangspunten van wat er aan de hand was en kwam uit bij Schillebeeckx, van wie de mensen in Nederland zeiden dat hij in wezen het draaiboek had geschreven voor wat er aan de gang was. Het lezen van Schillebeeckx betekende het lezen van een herziene katholieke geschiedenis, vooral op het punt van de priesterwijding, die, zegt de theoloog, aanvankelijk een zaak was van de gemeenschap, de gemeenschap benoemde zijn herders. Geleidelijk aan werd de bisschop – in het begin ook gekozen door de gemeenschap – het middelpunt van alles en het enige gezag op het gebied van wijdingen. “Schillebeeckx”, zei McClory, “gelooft dat de kerk terug kan keren naar de eerdere praktijk, vooral omdat het aantal priesters en de gelegenheid voor eucharistievieringen afnemen. Hij zegt dat niemand het móét doen, maar we moeten erover nadenken. In zijn eigen woorden: ‘Dit houdt altijd iets onwettigs in, maar we hoeven ons daar geen zorgen over te maken, want de kerk heeft nooit iets bereikt zonder dat iemand bereid was iets onwettigs te doen’,” zei McClory. Ook moet er “geen gevoel zijn van ‘wij’ tegen ‘zij’” of een ‘nieuwe orde’ tegen een ‘oude orde’. Daarentegen zei McClory dat Schillebeeckx voorziet dat “deze twee ordes samen zullen gaan optrekken”. McClory zei dat de theoloog ook hen die hervorming nastreven, waarschuwt niet te klagen over de bisschoppen en niet teveel te verwachten van de hiërarchie. Het is, volgens McClory, de mening van Schillebeeckx dat de bisschoppen “de toezichthouders van de oude orde zijn en niet begrijpen waar jullie mee bezig zijn. Ze kunnen niet begrijpen wat jullie aan het doen zijn, omdat ze hebben geleerd de oude orde te begrijpen. Zij zijn de toezichthouders. De oude orde vormt een deel van hen. Jullie kunnen niet van hen verlangen dat ze buiten hun begrensde gebied denken, omdat ze door dat systeem betaald worden”.
McClory merkte op dat bij een onderzoek onder leden van ‘intentional communities’ 70% zei dat ze geen of weinig belangstelling hadden voor de institutionele kerk. Hij zei dat hij dacht dat Schillebeeckx hen zou aanmoedigen om toch nog een band te behouden. “Het grotere geheel van de kerk is tegenwoordig duidelijk in moeilijkheden, en ik heb het sterke vermoeden dat het groepen zijn als die van jullie, die de weg naar nieuwe, betere wegen kunnen wijzen”, zei hij.
Als het voorgaande als een uitnodiging tot chaos klinkt, is het wel ironisch dat William D’Antonio een van de belangrijkste organisatoren van de drie conferenties is. Hij is een vooraanstaand socioloog en lid van een ‘intentional eucharistic community’, die belangrijk onderzoek heeft gedaan van katholieke groepen en hun gedrag in de laatste decennia. Als voormalig leidinggevende van de American Sociological Association en nu docent van het Life Cycle Institute van de Catholic University of America, is D’Antonio een van degenen die geloven dat ‘intentional eucharistic communities’ de voorlopers van de toekomst zijn. In een interview zei hij dat hij gelooft dat gemeenschappen op de een of andere manier een band moeten onderhouden met de grotere kerk. Gezien het tekort aan priesters en andere factoren die het parochieleven beïnvloeden, zei hij: “de kerk heeft ons even hard nodig als wij de kerk”.
Een andere socioloog, Michele Dillon van de Universiteit van New Hampshire, concludeerde aan de hand van onderzoeken bij ‘intentional eucharistic communities’ dat het groepsprofiel weinig verrassingen oplevert. “De meesten van u behoren tot de generatie van het Tweede Vaticaanse Concilie of ervoor. En, zoals in de hele kerk, zijn er meer vrouwen dan mannen. U bent hoogopgeleid en u heeft een sterke katholieke achtergrond.” Dillon, die met D’Antonio heeft samengewerkt aan projecten, zei dat de leden van deze gemeenschappen “het traject van heel deze katholieke opvoeding duidelijk maken. Het werkt duidelijk erg effectief.” “In vergelijking met andere groepen”, zei ze, “lijken ‘intentional eucharistic community members’ erg veel op de profielen van leden van hervormingsgroepen zoals Call to Action en Voice of the Faithful. In andere opzichten lijken de leden erg veel op andere Amerikanen die zich losmaken van bepaalde kerkgenootschappen op zoek naar een bredere spiritualiteit. Ze haalde getallen van het onderzoek aan waarin 70% zei dat de institutionele kerk voor hen persoonlijk niet belangrijk was. Ze drong bij leden van gemeenschappen erop aan binding te blijven behouden met de grotere kerk, een idee dat door sommige aanwezigen, die pijnlijke ervaringen met de kerk vertelden, werd verworpen. “Sociologen zijn gek op instituten omdat de instituten, zoals we weten, de bouwstenen van de maatschappij zijn; het zijn de instellingen die ons binden. Sta me toe u te berispen”, zei Dillon, “U allen legden de nadruk op het Tweede Vaticaanse Concilie, maar soms handelt u alsof u geen deel van de kerk wilt uitmaken”. “In het loslaten van de zogeheten grote kerk”, zei ze, “staan de groepen in feite het gezag af aan het instituut. Ik zou willen benadrukken dat de institutionele kerk u nodig heeft. U heeft het instituut misschien minder nodig dan het instituut u, maar u maakt er deel van uit, of u dat nu prettig vindt of niet”.
Dillon heeft begrip voor de pijn en de redenen waarom mensen de institutionele kerk verlaten, maar het verlaten van die kerk betekent dat de aanbevelingen van het Tweede Vaticaanse Concilie verworpen worden. “Gezien uw overgave aan het kerkmodel van het Concilie, is het enigszins ironisch dat u zich tegelijkertijd losmaakt van de institutionele kerk”. Terwijl het pleidooi om deel te blijven uitmaken van de grotere kerk met overtuigingskracht werd gehouden in verscheidene presentaties en in kleinere groepsdiscussies, werd de manier waarop dat gedaan moest worden niet uitgebreid behandeld. Veel gemeenschappen onderhouden de band met het instituut, omdat priesters geregeld voorgaan in hun eucharistische vieringen. In andere gevallen blijven leden actief bij sociale organisaties en andere activiteiten van parochie en bisdom. En in nog andere gevallen behoudt men zijn lidmaatschap zowel in een officiële parochie als in een gemeenschap. Sommigen, echter, ervaren bevrijding van wat ze zien als aanmatigende regels en gezagspatronen als een doel op zich en zien geen noodzaak de band met de grotere kerk te handhaven.
Tom Roberts
Tom Roberts, vrijgesteld redacteur bij de National Catholic Reporter, trekt door de VS, en brengt verslag uit van het parochieleven. Dit is de eerste van een aantal reizen die hij van plan is te maken, waarbij hij nu door Ohio naar het oosten trekt, naar New Jersey en van daar naar de hoofdstad van de Verenigde Staten gaat. De tekst is overgenomen uit the NCR van 8 juni 2009. Zijn e-mailadres is troberts@ncronline.org. Lees hier de volledige serie: In Search of the Emerging Church.
Vertaling: Huub de Kruif.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.