30 jaar Basisbeweging Nederland  
Home > Thema's > Inculturatie > 30 jaar Basisbeweging Nederland

30 jaar Basisbeweging Nederland

Namens het bestuur van de Basisbeweging Nederland heet ik u allemaal hartelijk welkom: groepsleden uit het hele land, groepen die geen lid meer zijn maar vandaag willen meevieren, gasten, waaronder Henk van Hout, voorzitter van de Raad van Kerken en Joris Vercammen, aartsbisschop van Utrecht, Jasja Nottelman van de Vrouwensynode en Frans Voets van het Landelijk Oecumenisch Platform. Allemaal hartelijk welkom. Fijn dat u er bent om samen te vieren dat de basisbeweging in Nederland sinds dertig jaar een georganiseerde spreekbuis heeft.

De Basisbeweging Nederland bestaat dertig jaar, dat wil zeggen, het formeel georganiseerde verband. Want eerst waren er de groepen: over de hele wereld ontstonden ze, vanaf de jaren vijftig, de basisgroepen zoals we die nu kennen. En basisbeweging is eigenlijk iets van alle tijden, onder telkens andere namen. Overal waar leiding van kerken zichzelf teveel als instituut ziet, of op andere wijze te ver weg raakt van de geloofsgemeenschap en haar engagementen en haar zorgen, overal waar maatschappelijke actualiteiten geloofsgemeenschappen inspireren tot actieve presentie, daar ontstaat basisbeweging, onder welke naam ook. Er waren tijden dat ze als ketterse groepen werden vervolgd, soms werden het kloostergemeenschappen, er zijn tijden dat ze marginaal worden, er zijn tijden dat ze iets in bewegen brengen, er zijn tijden dat hele kerkgemeenschappen weer basisbeweging worden. 

In Nederland ontstonden de huidige basisgroepen in de jaren zestig, voornamelijk als oecumenische groepen dwars door de kerken heen. De opkomende oecumene en maatschappelijke veranderingen liggen aan onze basis.

Binnen de katholieke kerk volgden nog de ‘Open Kerk’, de Marienburgvereniging en later de Acht Mei Beweging. Als Oecumenische Beweging volgen nog het Landelijk Oecumenisch Platform en De Vrouwensynode. Deze en diverse ander organisaties zijn basisbeweging, het is geen exclusiviteit van ons. Daarom past ons bescheidenheid.

Wij als formele organisatie zijn jong. Dertig jaar, wat is het helemaal?! Toch lijkt het onvoorstelbaar lang geleden. Als ik terugdenk aan mijn jonge jaren toen ik meewerkte aan de voorbereiding van die eerste grote ontmoeting in de Dominicus te Amsterdam, mei 1978, dan bekruipt me het gevoel dat ik naar de prehistorie kijk. Er is zoveel gebeurd en veranderd sindsdien.

We beleefden de tijd van perestrojka en glasnost, de hoop op ontspanning in de wereld en humane vormen van gelijkheid en gerechtigheid overal op aarde.

We beleefden de geweldloze revolutie in Oost Europa. Het volk nam het socialisme in handen om het te democratiseren. West Europa nam het over en het kapitalisme werd als grote triomf binnengedragen. Sindsdien lijkt de wereldfilosofie door economen bepaald te worden.

We beleefden het einde van de Apartheid in Zuid-Afrika, een nieuwe golf van hoop.

We beleefden 11 september en 7 oktober 2001, de aanslag binnen de Verenigde Staten van Amerika en de reactie van Bush in Afghanistan. Ground Zero heeft inmiddels een nieuw aanzien, in Afghanistan wordt nog steeds geschoten.

We beleefden de grote economische crisis, zelfs voor liberalen is het kapitalisme niet meer zomaar een heilsstaat. Maar echte veranderingen levert het niet op, ook die hoop lijkt alweer voorbij. De schijnbare vrede en de massieve globalisering zorgden voor kaalslag onder alle burgerbewegingen en actiegroepen in Nederland.

Dertig bewogen jaren, voor iedereen die hoopte op een wereld van gerechtigheid. Maar vooral voor iedereen die ook wilde werken voor een wereld van gerechtigheid. Deze dertig jaren waren een slijtageslag, en binnen onze beweging is dat goed te zien. We zijn oud geworden en jeugd is een spaarzame aanwezigheid, zo hier en daar gegeven.

Onder onze groepen heerst veel onzekerheid: waar was het allemaal voor? Want ook kerkleidingen hebben onze hoop in elkaar weten te timmeren, hebben vaak meer ontmoedigd dan aangemoedigd om te blijven werken aan een wereld van gerechtigheid. De hele oecumenische beweging in Nederland gaat door een diep dal, niet alleen wij als basisgroepen. Er is metaalmoeheid om de stroperigheid van de samenleving en van sommige kerken in deze samenleving. En misschien zelfs de stroperigheid binnen onze eigen gelederen. Wie houdt het nog vol? En wat houden we dan nog vol? En moeten we nog wel iets volhouden? Vragen, twijfels. En wat vieren we dan?

Kritisch naar onszelf kijken

Laat ik eerst kritisch kijken naar onszelf. Toen we dertig jaar geleden in 1979 als ruim negentig groepen in het land ons aaneensloten tot een beweging, lieten we ons leiden door overmoed. Kenmerk van die jaren. Bij ons toonde de overmoed zich vooral op de wijze waarop we elkaar verlamden: we slepen onderling de messen op een streng calvinistische wijze over wat prioriteit heeft: politieke strijd of humanitaire hulp? Liturgie of actie? Politiek of mystiek? We hadden een goede organisatie, een secretariaat en een actief stevig bestuur, maar ze mochten niks van ons. De kranten vroegen om onze mening, maar ' het centrum' mocht alleen maar praten als alle groepen het ermee eens waren. Want dat was des basis. In onze overmoed verspeelden we de luxe die ons nu onvoorstelbaar lijkt: kranten die om onze mening verlegen zitten; mensen die betaalde arbeid voor ons verrichten. We wilden een beweging zijn 'om stem te geven aan de stemlozen', maar we waren zelden in staat om met één stem te spreken en vaak zetten we ons eigen geluid af. Toen meenden we dat we ons die luxe konden veroorloven. We weten nu wel beter. In de worsteling om wat democratie is werd veel energie naar binnen verbruikt. Daarin waren we helemaal kind van die tijd, kritiekloos. Daaraan haakten wel de eerste groepen af. Andere groepen volgden door maatschappelijke slijtage, later ook door ouderdom. Er zijn ook groepen opgehouden omdat de plaatselijke oecumene te zeer werd gefrustreerd  met name vanuit de katholieke kerk.

Maar – en dat vooral wil ik vandaag gezegd hebben – dit allemaal maakt ook deel uit van grassroots, van  basisbewegingen. En er is nog steeds veel basisbeweging in Nederland, maar vooral buiten ons eigen formele verband. Misschien is dat maar goed ook, anders waren we inmiddels toch een soort kerkinstituut geworden. Het zoveelste. En dat wilden we indertijd zeker niet. We wilden beweging zijn dwars door de kerken heen en waren niet uit op organisatorisch zelfbehoud.

De Raad van Kerken, zoals die indertijd was, erkende dat. Onmiddellijk na onze formele oprichting werden we uitgenodigd om lid te worden, maar op ons verzoek werden we permanent waarnemer. Als zodanig werken we al dertig jaar samen met de Raad van Kerken. Met name waar het gaat om vluchtelingen was dat werkelijk samenwerken: veel van onze groepen hadden en hebben er bemoeienis mee, evenals de Raad van Kerken. Op andere terreinen verzorgden we soms stevige kritische noten. Mijn inschatting is, dat in het oecumenische gesprek onze stem zinvol en nodig is. Daarom zijn we er nog, al was ons ideaal om onszelf overbodig te maken. Dat we dat ideaal niet gehaald hebben, zouden we vandaag kunnen betreuren. Groepen als wij lijken meer dan ooit nodig in deze samenleving, in deze kerken, maar onze krachten nemen af.

Tegelijk wil ik vandaag beweren, dat we met een gerust hart oud kunnen worden en uit handen geven, omdat we sommige zaken stevig op de rails hebben gezet. Door mensen vanuit onze groepen is er erfenis gegeven aan kerk en samenleving waar we trots op kunnen zijn. Binnen Nederland heeft de liturgische creativiteit van met name groepen als het Kompas, de Groenmarkt, de KGY, de Dominicus sporen nagelaten, net als muziek of tekst van mensen als Herman Verbeek, Jan van Opbergen, Jan Willem van de Velden.

Maar vooral ook, overal in Nederland, en in Europa, wordt tegenwoordig liturgie gevierd met liederen die Bernhard Huijbers of Antoine Oomen en anderen componeerden. Bernhard Huijbers leefde in het hart van de Basisbeweging. Hij was de eerste die van de vele prachtige teksten van Huub Oosterhuis volksliturgie maakte. Huub Oosterhuis, ook een man uit het midden van onze beweging. Door deze liederen werd een bepaalde vorm van gelovigheid aan de kerkgemeenschappen gegeven. Een liturgische schat die al zo volkseigen is, dat men zich niet realiseert dat de Basisbeweging de bakermat ervan is.

U hoort dat het allemaal namen van mannen zijn die ik noem. Ook dat was kenmerkend voor onze beweging. De vrouwenstrijd was nooit afwezig, maar verworvenheden haalden we vooral binnen van elders. Binnen onze gelederen leek het minder urgent, waarschijnlijk door de zeer democratische vormgeving van het ambt binnen de groepen. Maar wellicht lieten we bepaalde hangijzers daardoor ook liggen.

Er is een maatschappelijk probleemveld, waar we ook als Basisbeweging erfenis kunnen aanwijzen, waarvoor wij een bakermat waren. Nico Roozen, zoon van een bollenboer, maar ook typisch een kind van de Basisbeweging, groot geworden in de Kritische Gemeente IJmond onder Jan Ruiter, coördinator van de Beweging vanaf het eerste uur, nam het initiatief tot de Fair Trade producten.  Hij deed dat vanuit Solidaridad, maar met maatschappelijke inzichten die werden gevormd in de Basisbeweging. Vermoedelijk ook met strategisch inzicht dat gevormd werd in de Basisbeweging. We zijn als bestuur daarom heel blij dat we hem bereid vonden om vandaag het hoofdverhaal te houden. En Gea Boessenkool, indertijd de opvolgster van Nico Roozen als coördinator van de Basisbeweging, doet educatief werk ten gunste van een duurzame vorm van leven. Veertig jaar geleden werden ons soort groepen elitair genoemd vanwege dit soort inzicht. Nu roept de hele wereld erom. Maatschappelijk wisten  we ons overbodig te maken.

Yosé Höhne-Sparborth

Yosé Höhne-Sparborth, voorzitter van de Basisbeweging Nederland, hield bovenstaande openingstoespraak op 31 oktober 2009 tijdens het congres van de BBN bij haar dertigjarig bestaan.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Inculturatie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol