Niemand leeft voor zichzelf  
Home > Thema's > Euthanasie > Niemand leeft voor zichzelf

                  

Niemand leeft voor zichzelf

Inwilliging van doodswens is niet vanzelfsprekend

Sommige mensen zijn ‘klaar met leven’ en verlangen naar de dood. Voor die mensen zou een zelfgekozen sterven mogelijk moeten zijn. Dat standpunt wordt met verve verdedigd door de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde (NVVE). Begin februari startte de vereniging, met steun van een aantal bekende, oudere Nederlanders, de campagne ‘Uit Vrije Wil’ om zo de kwestie op de maatschappelijke en politieke agenda te krijgen. Het onderwerp blijkt een gevoelige snaar te raken. In een mum van tijd tekenden 40.000 mensen een steunverklaring op internet, voldoende om het voorstel als burgerinitiatief op de agenda van de Tweede Kamer te plaatsen.

Deze krachtige lobby en grote belangstelling verdient echter ook een krachtig tegengeluid. Niet omdat hier geen kwesties liggen waarover goed moet worden nagedacht. Ook niet omdat er geen schrijnend leed is bij oude mensen dat misschien vermijdbaar is. Maar omdat recht op inwilliging van een doodswens niet zo vanzelfsprekend is als de NVVE het voorstelt.

Niets meer aan

In een brochure zet de NVVE met herkenbare voorbeelden haar streven kracht bij: “Een 74-jarige man die altijd met zijn handen heeft gewerkt, kan door ziekte en lichamelijke beperkingen geen voor hem zinvolle bezigheden meer verrichten. (…) Hoewel zijn kinderen en kleinkinderen hem regelmatig bezoeken en hij daaraan vreugde beleeft, ervaart de man zijn leven in toenemende mate als het moeten uitzitten van de rit. Geleidelijk groeit bij hem een haast tastbaar verlangen naar de dood”. Dergelijke verhalen roepen herkenning op: “Mijn oma vindt er ook niets meer aan en zegt dagelijks dat ze hoopt dat Onze Lieve Heer haar komt halen”, hoorde ik meermaals.

Voor het gevoel van veel mensen is ‘er niets meer aan vinden’ en toch door moeten met het leven terwijl je dat niet wilt, blijkbaar niet meer van deze tijd. De middelen om de doodswens in te willigen zijn er, dus waarom kunnen deze mensen niet krijgen waar zij om vragen?

Maar de kwestie heeft een andere kant. De vraag is: moeten wij als samenleving het oordeel van iemand dat hij of zij ‘klaar is met het leven’ en dat voortleven voor haar of hem geen zin meer heeft, wel overnemen? Moet ons antwoord zijn: ga je gang? Naar mijn overtuiging is dit niet de juiste reactie. Als samenleving moeten wij blijven zeggen: je vergist je, jij bent voor ons wel degelijk de moeite waard, het is volgens ons goed dat jij er bent, ook al geloof je dat zelf niet meer.

Oordelen

Toen ik deze gedachte onlangs op de radio verkondigde, kreeg ik meerdere verontwaardigde mailtjes: hoe ik het in mijn hoofd haalde om over het leven van anderen te willen oordelen? Een mens kan alleen zelf oordelen of het leven zinvol is en waard is om geleefd te worden. Dat recht komt alleen de persoon in kwestie toe. Toch?

Nou, nee dus. In mijn ervaring oordelen we voortdurend over elkaars leven, en gelukkig maar. Ik kan leven omdat anderen mijn leven waardevol achten en dat laten merken.  Anderen laten mij merken dat ze graag in mijn buurt zijn, dat zij ernaar verlangen door mij te worden aangeraakt. Ze willen weten waar ik mee bezig ben, wat ik denk, wat ik schrijf. Pas in de ruimte van het geloof van anderen dat mijn leven zinvol is, kan ik zinvol leven. Op eigen kracht vanuit mijn eigen overtuiging alleen kan ik dat niet. Het zijn anderen die mij verlossen van de vraag of mijn eigen bestaan wel echt de moeite waard is. Die vraag is vanuit mijzelf onbeantwoordbaar.

Het is mede onze taak elkaar tot zinvol bestaan te roepen. Deze taak vervullen wij in onze samenleving vaak slecht. Er zijn voorzieningen om mensen te voeden, te kleden, te scholen, te verzorgen, maar roepen wij elkaar nog? Zeggen wij nog, “jij bent waardevol, want jij hebt iets te bieden wat belangrijk is”? In mijn waarneming dwingen wij elkaar vooral om aan te tonen dat we het geïnvesteerde geld waard zijn, dat alle moeite, zorg en onderwijs goed aan ons besteed is. Alsof ons leven een project is, waar kosten en baten in balans moeten zijn. In het evangelie van Lucas vertelt Jezus over zijn God door middel van een verhaal over een jongen die na alle stommiteiten en mislukkingen in zijn leven, vindt dat hij het niet langer waard is de zoon van zijn vader te zijn. Maar zijn vader omhelst hem en viert feest ter ere van het feit dat hij er is (Lucas 15, 11-24). Zijn leven krijgt de ruimte om opnieuw de zin te ontplooien die het in zich draagt.

Los van de vraag of het een goed bestaan is, is het goed dat jij bestaat. In de maand van de spiritualiteit debatteerde ik met atheïst Floris van den Berg. Hij zei het haast tussen neus en lippen door, alsof het vanzelfsprekend was: er is niets dat ons leven zin geeft, we moeten zelf ons leven zin geven. En als dat echt niet lukt, dan kunnen we kiezen er een eind aan te maken. Precies dit ligt voor een christelijk gelovige anders. Zo iemand gelooft dat het tot het mens-zijn behoort het leven van anderen zinvol te maken. Christenen geloven dat het leven van mensen door God zinvol gemaakt is en dat zij in deze zinvolle ruimte mogen leven. Christenen geloven dat de bijbelse God bij de schepping van de mens ‘zag dat het heel goed was’ (Genesis 1, 31). De overtuiging dat dit voor ieder mens opnieuw geldt, is gelovig gesproken de basis van de strijd tegen onrecht en onderdrukking, lijden en zinloosheid.  Dergelijke situaties zijn in strijd met de waardigheid die het menselijk leven eigen is.

Emancipatie

Je hoeft geen gelovig christen te zijn om te zien dat niet alleen ik mijn leven zin geef, maar dat het zin krijgt door anderen en door het geloof van anderen. Maar de NVVE kiest een andere benadering. Zo zegt bijvoorbeeld oud-politica Hedy d’Ancona het zelfgewilde levenseinde te beschouwen als “een onvoltooid stukje van de emancipatie” waar zij zich haar hele leven voor heeft ingezet. Verder nog gaat initiatiefneemster Yvonne van Baarle, voormalig algemeen secretaris van de Raad voor de Kunst: “Ik ben in actie gekomen omdat ik het als onrecht ervaar geen stervenshulp te kunnen krijgen als ik die nodig heb. Ik behoor tot een generatie die dit niet accepteert. Wij zijn in staat om dat zelf te bepalen”.

Ik heb in alle oprechtheid helemaal niet het idee dat ik zelf kan bepalen wanneer mijn tijd om te sterven is gekomen. Het is juist gruwelijk wanneer je deze beslissing alleen moet nemen en niemand zich ermee bemoeit of er een oordeel over heeft. Stel je toch voor dat je niet wordt tegengesproken als je zegt dat je er maar beter niet meer kunt zijn. Ouderenpastor Marinus van den Berg noemt ‘klaar met leven’ terecht een veel te afgerond idee. Voor veel ouderen is het leven niet zozeer ‘klaar’, maar vooral kaal. Er is veel meer twijfel en vertwijfeling bij hoogbejaarden, veel meer dubbelzinnigheid ook dan de gladde voorbeelden van de NVVE suggereren. Directeur Ruth Seldenrijk van de Nederlandse Patiënten Vereniging, die op Bijbelse grondslag de waardigheid van elk leven wil verdedigen, “van ongeboren tot hoogbejaard”, spreekt van “de kille mythe van het voltooide leven”. Hij waarschuwt voor de dood als schijnoplossing en pleit voor oprechte aandacht voor de identiteit en waardigheid van oudere mensen. Die geeft volgens hem hoop voor de toekomst.

Dit laatste is wel wat al te eenvoudig. Het gevoel als het ware door de dood te zijn overgeslagen, alleen nog maar moe te zijn van het volhouden en niet meer tot een zinvol bestaan te worden aangesproken door anderen, ook al doen die nog zo hun best: het bestaat. Betere lichamelijke en geestelijke zorg helpen daarbij niet zomaar. Niettemin moeten we wel blijven zien dat mensen die zeggen ‘klaar’ te zijn met leven, vaak de boodschap weerspiegelen die onze samenleving hen geeft: wij zijn eigenlijk wel klaar met jou!

Tragiek

De katholieke journalist en theoloog Arjan Broers schreef in opdracht van de Protestants-Christelijke Ouderen Bond (PCOB) een brochure over ‘voltooid leven’. De brochure erkent voluit de tragiek van de situatie, maar presenteert geen kant-en-klare oplossing. Dit betekent niet dat de betrokkenen in de steek gelaten worden. Het probleem moet volgens de ouderenbond erkend worden en mensen die de ervaring hebben dat de dood hen vergeten heeft, moeten zich in deze ervaring niet ook nog eens afgewezen en genegeerd voelen.

Dit is een belangrijk aspect dat door tegenstrevers van de NVVE vaak te weinig wordt  gezien. Het verlangen het mogelijk te maken dat mensen geholpen worden volgens hun wens te sterven, wordt vaak gedragen door een gevoel van verantwoordelijkheid: we kunnen haar of hem toch niet in de steek laten en in mensonterende eenzaamheid de hand aan zichzelf laten slaan. Inderdaad, wij zijn juist dan geroepen tot nabijheid. Maar kunnen we elkaar en onszelf tegelijkertijd opleggen het sterven van degene bij wie wij betrokken zijn niet te betreuren? Moeten wij dan niet juist protesteren tegen het oordeel dat dit leven geen zin meer heeft?

Laatste draadje

Het kind dat tegen zijn vader of moeder, het kleinkind dat tegen zijn opa of oma blijft zeggen niet te willen dat zij of hij sterft, ook als deze zelf roept liefst dood te willen zijn, kan het laatste draadje zijn dat de betreffende ouder of grootouder aan het leven bindt. En dat betekent geen schending van diens autonomie. Kind of kleinkind vervullen de menselijke opdracht elkaar tot leven te roepen. Een samenleving die in haar wetgeving vastlegt dat de wens doodgemaakt te worden of de wens zichzelf dood te maken, niet mag worden ingewilligd, houdt mensen niet af van hun recht op zelfbeschikking over hun leven. Zo’n samenleving geeft zich alleen maar rekenschap van het feit dat dit recht niet kan worden geclaimd, vanwege de onvermijdelijke verbondenheid van onze levens met elkaar. Deze verbondenheid blijkt zelfs nog in het verzoek geholpen te worden bij het sterven. We smeken elkaar voortdurend dat anderen ons blijven zien als waardevol gezelschap, tot en met het sterven: laat mij niet los, blijf bij mij, laat me niet aan mijn lot over! Maar precies het ingaan op deze uitnodiging maakt het onmogelijk tot het oordeel te komen dat het inderdaad het beste is dat iemand ervoor kiest te sterven in plaats van te leven. Je kunt je hooguit  tandenknarsend en met gebroken hart bij het onvermijdelijke neerleggen. In de hoop dat ook met deze wanhoopsdaad – want dat blijft het! – het laatste woord over dit leven niet is gesproken, maar dat dit aan Degene is die vermag te blijven zien dat het ondanks alles ‘heel goed’ is.

Uitgangspunt in de brochure van de christelijke ouderenbond is de overtuiging “dat een mensenleven altijd volwaardig is, ook al functioneert het niet, of niet meer volledig. De waardigheid van een mens is niet afhankelijk van wat iemand kan, maar alleen van het feit dat hij of zij er is. Dat is een boodschap die gestalte moet krijgen, die uitgedrukt moet worden in politieke afspraken en in concreet gedrag.” Inderdaad. De consequentie van dit uitgangspunt is deze: waar mensen hun eigen leven niet langer als waardevol ervaren, moet de eerste vraag zijn of dit geen reactie is op de boodschap van de samenleving. Zijn wij als samenleving er voldoende in geslaagd de boodschap te belichamen, dat mensen in tel zijn niet door wat zij kunnen, maar door wat zij zijn? Deze vraag mag in ieder geval niet worden gesmoord door de zelfgekozen dood in naam van de ultieme emancipatie aan te prijzen.

Erik Borgman

Dr. Erik Borgman is hoogleraar systematische theologie aan de Universiteit van Tilburg. Deze bijdrage schreef hij voor VolZin van 5 maart 2010.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Euthanasie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol