Reactie op het Antwoord van de Magister der Predikheren  
Home > Thema's > Ambten > Reactie op het Antwoord van de Magister der Pre...

Reactie op het Antwoord van de Magister der Predikheren

Het is jammer dat de Magister zijn antwoord heeft laten formuleren door een theoloog. Daardoor is het een intellectualistisch gesteld antwoord geworden op een pastoraal bewogen betoog. ‘Kerk en ambt’ is immers een helder geschreven, voor eenieder verstaanbaar verhaal dat kachelhout maakt van de pretentie dat vrouwen in onze tijd niet mogen worden gewijd tot priester, c.q. tot voorgangster in de diensten van de gemeente.

Daarop past een antwoord dat rekening houdt met die diepgaande pastorale bezorgdheid ten aanzien van de bestaande praktijk in de r.-k. kerk (een praktijk die door de protestantse kerken en door de Oud-Katholieke kerk al is verlaten) dat alleen mannen zulk een wijding kunnen ontvangen.

Een antwoord vanuit het verleden, niet vanuit het nu.

De kerk behoort tot een samenleving van mensen. In de periode waarin de kerk, over vele eeuwen, zijn huidige vorm kreeg was er in die samenleving geen ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers. Het seculiere gezag werd uitgeoefend door mannen. Vrouwen werden daartoe niet toegelaten. Uitzonderingen golden wel, bijvoorbeeld daar waar gezagsuitoefening door erfopvolging werd bepaald. Vanaf Jacoba van Beieren tot Beatrix van Oranje-Nassau bleek het mogelijk dat vrouwen toch gezag uitoefenden, vaak met grote kwaliteit, zoals Elisabeth I van Engeland, Maria Theresia van Oostenrijk, en Catharina van Rusland.

In de vorige eeuw werd eindelijk de gelijkheid van mannen en vrouwen in het openbare leven erkend. Die gelijkheid behoort thans, in het kader van de mensenrechten, tot de wezenlijke ethiek van onze westerse samenleving.

De kerk heeft lang gedaan over het aanvaarden van die mensenrechten, en heeft er nog vaak moeite mee. De encycliek Quanta Cura, met zijn lijst van dwalingen, veroordeelde nog halverwege de 19e eeuw de liberaal-democratische leer dat de menselijke waardigheid met zich medebrengt dat elk mens fundamentele rechten heeft, en dat deze  noch door de overheid, noch door medeburgers mogen worden geschonden. In Straatsburg zetelt nu een Hof voor de Mensenrechten waarbij alle Europese burgers in beroep mogen gaan als de overheid van hun land het Europees Verdrag van de Mensenrechten uit 1950 schendt. Dit alles geheel in strijd met Quanta Cura, welke encycliek – zoals dat in de kerk helaas normaal is – nimmer is ingetrokken, noch ook vervangen door een document dat onvoorwaardelijk steun geeft aan het primaat van de mensenrechten.

Zou de kerk die mensenrechten aanvaarden, dan zou het niet langer passen dat de kerk vrouwen discrimineert als het gaat om de toegang tot kerkelijke ambten.

Voor een Nederlands christen, opgevoed – vooral na Wereldoorlog II – in dit morele kader van mensenrechten is het een ergernis dat zijn kerk dat morele kader blijkbaar niet erkent.

Die verwerping – zie het betoog van de Magister – is bovendien uitsluitend op traditie gestoeld. Er wordt geen enkel inhoudelijk – dat wil zeggen aan de aard van dat ambt ontleend – argument aangevoerd waarom een vrouw geen priester zou kunnen zijn. Als die traditie van uitsluitend mannelijke gezagsuitoefening in de maatschappij – al een halve eeuw en meer – als achterhaald wordt beschouwd, waarom houdt die kerkelijke traditie daar geen rekening mee? Wat heb ik aan argumenten stammend uit een zeer ver verleden, die op geen enkele wijze rekening houden met de wijze waarop het volk van God in het  hier en nu wil leven?

Ik heb onze huidige paus, toch een intelligent mens, geciteerd gezien als verklarende dat er in de tijd van Jezus, en in de vroege kerk, ook geen vrouwelijke priesters waren. Afgezien van het feit dat er wel vrouwelijke diakenen waren, wat voor een soort argument is dit? Dan zouden alle kerkelijke instellingen (b.v. de paus) en alle theologische leerstukken en dogma’s (b.v. de transsubstantiatie of de onfeilbaarheid) die sindsdien zijn ontstaan ook moeten worden afgevoerd!

De kerk durft een debat niet aan

Het is hemeltergend hoe de Magister zijn ordebroeders kapittelt (!) over het feit dat zij het wagen een onderwerp aan de orde te stellen binnen de Nederlandse geloofsgemeenschap zonder eerst aan hem te vragen of dat wel mag.

Ik zeg tegen de Magister: in Nederland leven wij in een land waar eenieder de vrijheid heeft een debat te openen over wat dan ook. Dat geldt dus ook voor debatten binnen een kerkelijke gemeenschap. Dat bisschoppen, en blijkbaar ook ordeoversten, zelden of nooit tot enig debat bereid zijn, zegt meer over hun opvatting over ambtsuitoefening dan iets anders.

Debat legitimeert, het uitvaardigen van bullen doet het tegendeel. Toen Kardinaal Simonis als reactie op ‘Kerk en ambt’ verklaarde dat de inhoud “tegen het katholieke geloof” is en de zaak doorgaf aan Rome, maakte hij twee fouten. De eerste was dat het geloof over dit onderwerp niets zegt, wel de kerkorde – en die is niet onveranderlijk.  De tweede is dat het niet aangaat zo te reageren op een geschrift dat te goeder trouw en met uitstekende argumenten een onderwerp aan de orde stelt, dat werkelijk onder de gelovigen leeft die aan hem zijn toevertrouwd. Wie als ambtsdrager uit angst of om leerstellige redenen debat vermijdt, verliest legitimatie.

En wie zoals de Magister wel het debat aangaat, maar dit met een procedurele, traditionele en intellectualistische argumenten doet, die levert aan dat debat geen positieve bijdrage.

Laten wij dat debat dan maar, helaas, zonder hen voeren. Die vrouwelijke ambtsdrager komt er heus. Als het zover is, dan is die kerk natuurlijk vergeten dat zij daar ooit helemaal tegen was. Zoals dat met Quanta Cura en de mensenrechten  gebeurde...

Erik Jurgens, emeritus hoogleraar staatsrecht, oud lid van de Tweede en van de Eerste Kamer (en medeoprichter van de Mariënburgvereniging, met wie onze bisschoppen in een kwart eeuw nimmer een dialoog aangingen...)



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Ambten" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol