Het is de nacht die kansen biedt
1. Inleiding: het is de nacht die kansen biedt
Ik begin met een citaat uit het recente boek van enkele theologen die nagedacht hebben over de overlevingskansen van de lokale geloofsgemeenschappen: “Een gemeente die ‘op sterven na dood is’ kan door Gods Geest en de creativiteit van mensen soms ook opnieuw tot leven komen. Overlevingscrises houden kansen in”. Bij herhaling wordt in de Schrift een gemeenschap getekend waarin de vraag naar het overleven de gedachte aan de toekomst beheerst. Het lijkt zelfs karakteristiek voor de gemeenschap van het verbond, het volk Israël, dat haar voortbestaan op het spel staat. Zij is van meet af aan een precaire gemeenschap. Een crisis kan (echter) een katalyserende werking hebben en precies de noodzakelijke interacties teweeg brengen die een bron kunnen vormen van een nieuw elan.” (Levend Lichaam 228)
Ik ben al jaren geboeid door de titel van een onderzoek over de crisis en haar nieuwe kansen in het bisdom Roermond in de periode van bisschop Gijsen. Het boek heet ‘Het is de nacht die kansen biedt’. Het beschrijft allerlei initiatieven die juist in een moeilijke periode van de grond zijn gekomen. Tijdens een sterk restauratief beleid van het bisdom ontstonden pastorale projecten die nieuwe mogelijkheden van pastoraat en kerk zijn mogelijk maakten: aandacht voor de vrouwen zonder werk, jongeren op zoek naar een eigen geloofsplek, buurtpastoraat dat zijn bron ontdekte in de wijk en haar bewoners, onafhankelijke stichtingen die het mogelijk maakten om pastoraal werk(st)ers aan te stellen die in het bisdom geen kans kregen.
Het is de nacht die kansen biedt.
Het verlangen om gelovig gevoed te blijven, om actief verbonden te zijn met medegelovigen, om van daaruit inspirerend te zijn binnen de samenleving, is zo sterk dat mensen zich met elkaar verbinden en nieuwe wegen zoeken.
Uit het onderzoek van Marie-José en mij, beschreven in ons boek Pastores gaan voorbij, is dat ook duidelijk gebleken. Een van de parochiële vrijwilligers zegt: “Misschien hebben we wel wat druk nodig om in beweging te blijven en doet het de kerkgemeenschap uiteindelijk alleen maar goed. Deze hoop houdt mij gelukkig nog steeds gaande”.
Om nog iets te citeren uit ons boek: “De pijn van parochianen die met lede ogen moeten aanzien dat de kerk (en vooral de kerkleiding, voeg ik eraan toe) zich van hen vervreemdt, hangt samen met een diep verlangen naar een waarachtige nabije kerk. Omdat mensen dit verlangen in zich dragen, is de pijn des te groter naarmate er afbreuk wordt gedaan aan de geloofsplek waar ze zich thuis voelen.
Verlangen zouden we volgens Augustinus kunnen zien als een moeder met twee dochters. De ene dochter heet ‘woede’, de tweede dochter heet ‘moed’. Mensen voelen een diepe woede in zich opkomen wanneer zij de afbraak meemaken van iets wat hun dierbaar is. Er groeit een innerlijk verzet: dat kan niet, dat mag niet, dat moet afgelopen zijn! De tweede dochter draagt de naam ‘moed’: dat is de beweging in mensen die iets verder komen dan woede (en hun woede vruchtbaar maken). Het is de houding van mensen die niet blijven steken in pure woede en innerlijk verzet, maar die het aandurven om iets aan de gegroeide situatie te gaan doen. Moed is eigen aan mensen die het er niet bij laten zitten, maar opstaan om de situatie te veranderen” (126).
2. Zie ik nieuwe kansen, nu het op een aantal plekken in ons land donker is geworden en voor menigeen nacht is geworden?
Zijn er nieuwe ontwikkelingen aan te wijzen, vormen van actieve geloofsontwikkeling die perspectieven bieden naar de toekomst van lokale geloofsgemeenschappen? En is daar ook enige hoop aan te ontlenen wanneer het de ontwikkeling van de ambten betreft?
Ik ben me ervan bewust dat er op een aantal plekken (nog of nog steeds) sprake is van vitale geloofsgemeenschappen waar veel aandacht en ruimte is voor vrijwilligers. Maar vandaag beperk ik mij tot wat wij, Marie-José en ik, in het afgelopen jaar gehoord en gezien hebben in onze contacten met allerlei vrijwilligers in parochies waar een hernieuwd conservatief beleid de mensen van zich vervreemdt en waar de lokale gemeenschappen als organisatie uit elkaar dreigen te vallen. Vrijwilligers voelen zich miskend in alles wat ze door hun jarenlange inzet als leden van een parochie, hebben betekend. Als voorgangers in de weekend liturgie zijn ze niet meer nodig, de pastoor kan het alleen wel, ze hebben er trouwens geen verstand van, en moeten zich verre houden van het heilige dat opnieuw gestationeerd wordt op het priesterkoor. Het is zelfs zo dat op een aantal plaatsen de indruk wordt gewekt dat heel die vernieuwing sinds de jaren zestig en zeventig, op grond van de concilies, berust op een grote vergissing.
Ik wil kijken naar de reacties op dit vervreemdend, afbrekend gebeuren, waardoor menige vrijwilliger het gevoel krijgt de nacht in gestuurd te worden.
We zien globaal vijf reactiepatronen:
- Mensen blijven steken in het verzet tegen de pastoor en zijn beleid; het wordt een gevecht met de hakken in het zand. Een zeer begrijpelijke reactie, maar ze blijkt op den duur een hoge mate van frustraties op te leveren en er wordt weinig nieuws geoogst; er is een andere vorm van verzet, zoals b.v. afgelopen week van de kant van de VPW Nederland waarin bisschop Eijk duidelijk wordt aangezegd hoezeer hij de verantwoordelijkheid draagt voor vervreemding en afbraak door de manier waarop hij zijn beleid uitvoert.
- Mensen blijven gevangen in heimwee, een terugverlangen naar de verleden tijd, waarin het allemaal nog zo goed ging. Velen van hen blijven troosteloos zoeken en vinden geen nieuwe bestemming. Een typerend voorbeeld: de ouders in een gezin hebben enorm veel gedaan in de parochie, maar het wordt hen onmogelijk gemaakt. Hun kinderen maken nogal eens mee dat hun ouders bijna stikken in hun verdriet over alles wat in de kerk gaande is. Op een dag zegt een van de kinderen: “Houdt nou eens op, jullie praten nergens anders meer over dan over de kerk; laat die kerk toch barsten, we maken jullie nooit meer mee als gelukkige, blije mensen, bovendien wij zijn er ook nog.”
Heimwee kan verstikkend werken, hoezeer het ook begrijpelijk is dat het zo gaat, met name omdat er bijna geen plek is om het verdriet kwijt te kunnen. - Mensen nemen na enige tijd van zoeken en zwerven, zelf een ingrijpende beslissing: ze haken af, laten zich uitschrijven en nemen – zeker voorlopig – afstand van alles wat hen zoveel pijn heeft bezorgd. Men zoekt een open toekomst, zonder te weten waar dat zal zijn. Gezondheid staat op het spel. Een aantal van deze vrijwilligers die al eerder hebben moeten afhaken, hebben inmiddels een andere bedding gevonden, om daar vrijwilligersdiensten te verlenen: hospice, ontmoeting met migranten, Exodus, enz.
- De vierde reactie bestaat in het bewust kiezen voor een zelfstandige, onafhankelijke opstelling. Men kiest een eigen weg, zoals bv. de Dominicusparochie hier al jaren geleden gekozen heeft, zonder echter de band met de brede geloofsgemeenschap in de wereld te verbreken.
- De vijfde reactie begint met een nuchtere, realistische vaststelling: zo is nu de realiteit, niet anders, laten we de feiten serieus nemen, hoe rottig ze ook zijn. Misschien vraagt de huidige ontwikkeling van ons wel dat we ons erop instellen dat we – zeker voorlopig – de nacht proberen uit te houden. Niet passief alsof we alleen maar betere tijden afwachten. De nacht uithouden betekent waken, met elkaar wakker blijven om te zien of zich misschien nieuwe tekenen voor kunnen doen. Misschien zijn ze nog niet te zien. In elk geval weet men dat er geen sprake zal zijn van herstel van de oude kaders, en ook dat men niet hoeft te rekenen op een grootse beweging.
De nacht dóór leven blijkt het beste te kunnen doordat mensen zich gaan verenigen, een nieuw onderling verband gaan zoeken, van waaruit zij op den duur nieuwe mogelijkheden van kerk zijn hopen te ontwikkelen. Deze reactie blijkt veel tijd te vragen en vooral veel ruimte voor onderlinge gesprekken en gezamenlijke bezinning. Het begint met de vraag: wie is er om mij heen, met wie ik op zoek kan gaan, met wie ik allereerst mijn pijn zo kan delen dat er nieuwe ruimte ontstaat. Deze reactie hoeft niet te betekenen dat mensen zich totaal afscheiden van de lokale parochie, het kan ook een tijdelijke, voorlopige stap betekenen om eventjes, zolang als het nodig is, afstand te nemen en tegelijk te werken aan een eigen ruimte voor geloofsverbondenheid.
3. Zonder hoe dan ook afbreuk te doen aan de integere manier waarop in de eerste vier reacties een weg gezocht wordt, wil ik vooral kijken naar de mogelijke wegen die ontstaan uit de vijfde reactie.
Ik vermoed dat hier met name iets te leren valt voor de toekomst van meerdere lokale gemeenschappen.
- Allereerst de ontwikkelingen zoals we die hebben waargenomen op een aantal plekken in het bisdom Groningen. Veel van wat gegroeid was in de periode van bisschop Möller, is in de periode van bisschop Eijk weer gestagneerd en op een aantal plekken zelfs helemaal weer verdwenen.
Maar we zien daarna een aantal ontwikkelingen: Niet alleen een groep pastores verenigen zich op eigen initiatief en zoeken een veilig en vooral inspirerend verband, waarin ze elkaar kunnen ondersteunen. Het wordt een vertrouwvolle plek, waarin collega’s meer dan ze ooit gedaan hebben, persoonlijk met elkaar optrekken. Ik heb aan aantal bijeenkomsten van hen meegemaakt. Ik werd verrast door de manier waarop deze collega’s elkaar wisten te bemoedigen door samen bezig te zijn met een indringende bezinning op hun spiritualiteit en vooral op hun integriteit.
Maar ook een aantal parochiebesturen zoeken elkaar om elk risico van individuele acties te vermijden. Men heeft geleerd dat alleen gezamenlijk optreden iets kan betekenen. Belangrijk is dat enkele parochies tijd en ruimte nemen om een indringend bezinningsproces aan te gaan: wie zijn we, wie willen we als lokale geloofsgemeenschap zijn, voor wie willen we er zijn en hoe kunnen we ons beschikbaar stellen voor mensen in deze samenleving? In dit bezinningsproces oriënteert men zich op de ontwikkelingen in andere parochies, om daar van te leren. Dan komt er een periode waarin de parochie gaat werken aan een intentieverklaring, een vorm van een parochiecode, waarin na veel overleg neergelegd wordt wie men wil zijn en hoe men dit wil realiseren. Het wordt een intentieverklaring waarop mensen als leden van de gemeenschap elkaar kunnen aanspreken en kritisch kunnen toetsen wat er in de gemeenschap gedaan wordt. Een aardig voorbeeld: men spreekt met elkaar af dat ieder die verantwoordelijkheid wil dragen, bereid zal zijn om zich te laten toetsen op de manier van optreden, leiding geven, voorgaan in liturgie.
Een belangrijk aspect in de concrete intentieverklaringen is de overtuiging dat een parochie deel uitmaakt van de samenleving en als zodanig ook deelt in ontwikkelingen en uitdagingen van de samenleving, concreet van de wijk en buurt waar men mee verbonden is.
Een ander aspect wat me opvalt is de bescheiden manier waarop een parochie over zichzelf spreekt en weet dat men anderen nodig heeft. En er ontstaat meer dan ooit de vraag: hoe kunnen we open staan en open blijven voor de vragen en uitdagingen die de nieuwe generatie ons stelt? Men erkent dat men daar geen duidelijk antwoord op weet, maar zich wel wil laten helpen om deze weg te verkennen.
Op een aantal plekken wordt meer dan voorheen contact gezocht met de reformatorische gemeenten. Er is zelfs een parochie die voor een groot deel overgaat naar de PKN gemeente.
Er ontstaan initiatieven om een nieuw netwerk op te bouwen waardoor nieuwe plannen kunnen worden uitgewisseld en informatie goed wordt doorgegeven.
Voor menigeen die binnen dit alles zoekende blijft en zich een zwerver voelt, is er een oase ontstaan die men de ‘herberg’ is gaan noemen: een gastvrije plek, waar mensen regelmatig samenkomen voor bezinning en toerusting, en viering. Het aardige is dat het helemaal niet moeilijk is om mensen van buiten erbij te vragen en vrijwel onmiddellijk bereid te vinden ter ondersteuning en begeleiding. Er blijken genoeg begeleiders beschikbaar.
Mensen scholen samen, zoeken mogelijkheden van geloofsontmoeting, uitwisseling van hoop en vertrouwen naar de toekomst. - Een dergelijke ontwikkeling zien we ook in andere bisdommen waar veel van wat was opgebouwd, is afgebroken, b.v. in het bisdom Den Bosch: de geloofsgemeenschap van Puijflijk en Druten, waarbij vooral drie dingen opvallen:
- Men spreekt met elkaar af niet over elkaar en over de ander (b.v. de pastoor) te praten, maar altijd te zoeken naar een gesprek met elkaar.
- Als de grote groep (90%) een eigen weg gaat, is het een tijdelijke stap: zolang als nodig is, gaan we onze eigen weg;
- In de intentieverklaring ligt de nadruk op de grote aandacht voor de kwetsbare groep. Het is geen weg van alleen diegenen die het wel aankunnen, omdat ze meer getalenteerd en gebekt zijn.
- In het bisdom Rotterdam, b.v. in Leidschendam, zien we hoe parochianen zich na de afbrekende maatregelen beschikbaar stellen om in een aantal instellingen in de omgeving mee te gaan doen met de voorbereiding en uitvoering van de weekendliturgie.
- Op meerdere plaatsen in alle bisdommen zien we hoe parochianen zich door alles wat er vanuit het bisdommelijk beleid gebeurt, gaan realiseren dat het beleid geen geïsoleerd gebeuren is. Maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van regionaliseren, fusies, schaalvergroting, regelgeving, maken duidelijk dat de ontwikkelingen op het kerkelijk front geen geïsoleerde ontwikkelingen zijn. Daarbij is een belangrijke ervaring dat de nieuwe generatie heel anders omgaat met engagement, binding aan een gemeenschap: men kiest voor momenten, tijdelijke projecten, en de kerk is niet meer dan een van de vele mogelijkheden om mensen te verenigen.
- Misschien zijn de sterkste reacties wel te vinden bij die parochianen die op een nuchtere realistische manier omgaan met de kerkontwikkelingen: laten we ons geen illusies maken, laten we goed afscheid nemen van de voorgaande periode, laten we elkaar ook erkennen in alles wat we voor elkaar hebben betekend, het was een goede tijd die we samen hebben beleefd, maar nu komt er een andere tijd, met andere vragen en andere mogelijkheden. Ik moet denken aan het moment waarop de AMB besloot te stoppen als beweging. Voor sommigen een zeer pijnlijk gebeuren, voor anderen een moment om te zeggen: we hebben een goede periode beleefd, en dat neemt niemand meer van ons af, al is het nu voorbij.
- Een bijzonder belangrijke ontdekking zoals we die konden waarnemen, is de volgende: de geloofsgemeenschap, hoe klein of groot ook, hoe vergrijsd of jong ook, is onderdeel van de samenleving. En daarin is het Rijk Gods allang aanwezig. Wij christenen zijn niet geroepen om het Rijk Gods te brengen alsof het er (nog) niet zou zijn. De akker is de wereld, en daarin ligt de schat verborgen. Het gaat er maar om of we onze oren en ogen openen en ons oefenen in het horen en zien. Hoe sterker we ons daarvan bewust zijn, des te meer zullen we de pijn aan kunnen van verlies en inkrimping van onze lokale geloofsgemeenschappen. Er zijn wegen te over om nieuwe signalen te ontvangen.
4. Zijn er raakvlakken met een nieuwe generatie?
- ontwikkelingen in projectmatige, tijdelijk binding,
- groei van de geloofsgemeenschap als een netwerk van kleine initiatieven,
- aandacht voor stijl, schoonheid, emotionele uitdrukkingsvormen: er ontstaat veel gevoel voor beeldend omgaan met bezinning en gebed,
- zoeken naar een nieuwe taal,
- behoefte aan persoonlijke uitnodiging.
Er zijn steeds dringend mensen nodig die waarnemen, registreren, organiseren en activeren als het hierover gaat.
5. Wat betekent dit alles t.a.v. vragen over ambten, voorgangers in de geloofsgemeenschap?
Veel reacties laten zien dat de overtuiging breed gegroeid is, dat gelovigen vanuit de lokale gemeente naar voren komen en daarin ook hun bevestiging vinden. Dat wordt nog sterker op plekken waar mensen zich (al of niet noodgedwongen) opnieuw verenigen naast de parochies.
Het is ook meer dan ooit duidelijk geworden dat de professionele pastor een voorbijganger is, en de gemeenschap de draagster is van de continuïteit en de traditie. ”De pastor zie ik als een voorbijganger, die een eind met ons meeloopt en ons op het goede spoort zet, maar uiteindelijk moeten we als parochie samen weer verder. De gelovigen mogen en moeten dus gehoord worden.”
De vraag is: hebben we die ‘voorbijganger’ dan nodig? We zien wel dat in een aantal lokale gemeenschappen het vooral de pastor is die stimuleert, initieert, pastoraat een gezicht geeft samen met anderen, enz. En als de pastor wegvalt, komt het nogal eens voor, dat alleen de zorg voor de liturgie in het weekend blijft bestaan.
Kortom: er is dringend behoefte aan lokaal leiderschap. Training en begeleiding, visieontwikkeling samen met vrijwilligers. Een apart probleem: vrijwilligers die in een zeer traditionele stijl worden gevormd: zij weten precies hoe het moet, men heeft keurig alle regels geleerd.
6. Wat hoop ik?
- Ik geloof niet meer in een brede landelijke beweging en organisatie, zoals de AMB. Dus geen behoefte aan een nieuwe Tien November Beweging. We hebben afscheid genomen van een periode waarin brede maatschappelijke en kerkelijke bewegingen hoogtij vierden. Ik ben bang dat een nieuwe landelijke beweging meer tegemoet komt aan heimwee gevoelens dan dat het echt een stevige nieuwe beweging wordt.
- Ik hoop op een netwerk, een verband van lokale plekken en initiatieven. Dat zou een verbond kunnen zijn van een aantal oases en herbergen, werkplaatsen en experimenten. De website rk-kerkplein.org is een aardige schakel.
- Ik hoop op een landelijk meldpunt, een werkgroep die zich voor b.v. drie jaar verbindt om een aantal zaken uit te voeren: signaleren van nieuwe initiatieven, doorgeven, verwijzen, aanbod van (jonge) theologen die ad hoc beschikbaar zijn om plaatselijke bewegingen te ondersteunen, waken voor het experiment waar toekomst uitgeprobeerd wordt. Laten zien waar en hoe iets lukt en goed gaat, b.v. in fusies waar de aandacht voor de lokale gemeenschap sterk aanwezig blijft.
- Ik hoop op een initiatief waardoor met name degenen die zich nu in de kou voelen staan, aangesproken en bemoedigd kunnen worden. Hoe? Belangrijk is de vorm van publiciteit. Is het mogelijk om regelmatig publiekelijk een helder woord te laten horen? En wie voert het woord?
Tot slot: ik trek me op aan de uitspraak van een van de oudste vrijwilligsters van wie we een reactie binnenkregen: “Stap voor stap hebben we geleerd verantwoordelijk te worden voor onze eigen geloofsweg. Dat neemt niemand meer van ons af.”
Gerard Zuidberg
Gerard Zuidberg is pastor; hij hield bovenstaande inleiding op 13 juni 2008 bij het beraad, dat als vervolg op het symposium van 10 november 2007, over Kerk & Ambt, is belegd.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.