Spreuken over de fundamenten  
Home > Thema's > Arbeidsverhoudingen > Spreuken over de fundamenten

                                  Spreuken over de fundamenten  

                                           

                             Bij de Folkertsmastichting voor Talmoedica werd het boekje ‘Spreuken over de fundamenten’ 
                             van Leo Mock en Marcel Poorthuis gepresenteerd en aangeboden aan rabbijn Yehuda
                     
        Aschkenasy  en aan mgr. A. van Luyn. Marcel Poorthuis hield daarbij de volgende inleiding:

Als we iets cadeau krijgen staan we voor een dilemma: moeten we kijken wat het is of niet? In sommige culturen legt men het geschenk liever weg, omdat het anders lijkt alsof je de waarde taxeert. Wij maken het juist liever open en zeggen dan: dat had je niet moeten doen. Toch staan we raar te kijken als de gulle gever vervolgens zegt: ”O.K dan niet, ik neem het wel weer mee”. Bij een boekenbon is het anders: die maken we niet open, of alleen tersluiks. Waarom al dat ceremonieel? Omdat we willen uitstijgen boven het louter economische van een ruilhandel. We willen de kostbaarheid van het geschenk handhaven. Toch weten we ook dat we in een netwerk zitten van wederkerigheid: ”Ik geef jou wat want de vorige keer gaf je mij wat, ik kom bij jou eten, want ik ben aan de beurt”. Is het waar dat elke gave eigenlijk een ruil is, zoals cynici als Freud, maar ook economen wel menen? Zou zelfs de religie daar niet aan ontsnappen: doe zonder iets terug te ontvangen.. .en groot zal je loon zijn! Filosofen als Derrida hebben zich laten inspireren door godsdienstwetenschappelijke studies zoals die van de antropoloog Marcel Mauss, Le don, om meer te begrijpen van het geven en het geschenk. Dezelfde hartstochtelijke interesse daarvoor vinden we in de Bergrede én in het wijsheidsboekje dat hier gepresenteerd wordt.

Wat is werkelijk geven zonder iets terug te verlangen? In het Nieuwe Testament lezen we: ”Jezus zegt: laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet. Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen”. Is de religie de overstijging van de economie van de ruil? Of is het toch ook een subtiele ruil?

Een paradox

                     Spreuken over de fundamenten:  (Avot) 1:3.
                     “Antigonos, een man uit Socho, ontving
                       van Simeon de Rechtvaardige.
                       Hij zei:
                       Wees niet als dienaren die hun meester dienen 
                       met het oog op een beloning,
                       want dan dien je jezelf.
                       Maar wees als dienaren die hun meester dienen 
                       zonder oogmerk van een beloning,
                       want dat is ware liefde.
                       En laat het ontzag voor de Allerhoogste je bezielen”.

We hebben de nadruk gelegd op de vraag naar belangeloosheid, maar er kan nog een ander filosofisch probleem schuilen: als ik iets ontvang ben ik de ander erkentelijkheid verschuldigd. Daarom geven sommige mensen weer razendsnel iets terug als ze een cadeau hebben gekregen, haast alsof ze een belediging hebben ontvangen die uitgewist moet worden.

De volgende spreuk onderscheidt vier typen van geven:
                      “Er zijn vier eigenschappen bij het geven aan een ander
                       Als je wilt geven, maar niet wilt dat anderen geven –
                        je boze oog is gericht op wat de ander heeft.
                        Als je wilt dat anderen geven, maar jij zelf wilt niet geven –
                        je boze oog is gericht op wat je zelf hebt.
                        Als je geeft en wilt dat anderen geven –
                        dan heb je compassie.
                        Als je niet wilt geven en ook niet wilt dat anderen geven –
                        dat is een slecht mens, de graaier in ieder van ons”.

Het boeiende is natuurlijk dat degene die alleen zelf wil geven, maar niet wil dat anderen geven, een boos oog heeft op wat van anderen is. Er schuilt kennelijk een heimelijke trots in om zelf je voor anderen in te zetten, maar niet te willen dat andere dat zijn. In verband met de kredietcrisis wijs ik nog even op het slot:  
                                Als je niet wilt geven en ook niet wilt dat anderen geven -
                                Dat is een slecht mens, de graaier in ieder van ons.

Veel verontwaardiging is er over de economie: het is boeiend dat nu opeens allerlei ethische overwegingen de ronde doen terwijl enkele jaren eerder de economie meer een spel van autonome wetten leek. Woorden als schuld en verantwoordelijkheid doen het weer goed; de dagen van Goudszwaard, Harrie de Lange en anderen lijken te herleven. Maar toch is er een verschil met pakweg 25 jaar gelden, de economie van het genoeg en Small is beautiful, ideeën die toentertijd trouwens door de harde economen als geitenwollensokkenfilosofie werden weggezet.

Vandaag de dag zijn we eigenlijk aan de ethiek nog niet toegekomen. Wij blijven  hangen in aanwijzen van schuld bij anderen en het zoeken naar een zondebok. Dat is wat anders dan de ethiek op de agenda zetten. Kijk maar eens goed: Ik herinner me nog dat de salarissen en bonussen niet omlaag mochten omdat al het talent anders naar het buitenland zou gaan. Misschien dat nu wel mensen verzuchten: Waren ze maar gegaan!

Onze verontwaardiging over de bonussen houdt iets dubbels. Het lijkt wel alsof we vooral kwaad zijn omdat we er zelf minder goed zijn uitgesprongen. We worden dus met de graaiers ook geconfronteerd met de grondslag van onze economie zelf. Op dat moment gaat het aanwijzen van de schuldige over in zoiets als schaamte. En schaamte betreft onszelf en komt meer van binnenuit.               

Vandaar dat deze spreuk eindigt met:
                  Als je niet wilt geven en ook niet wilt dat anderen geven –
                  dat is een slecht mens, de graaier in ieder van ons.

De slechte mens hoeven we niet buiten onszelf aan te wijzen, maar onthult iets van onszelf. De schuld van de kredietcrisis is mede gelegen in een economie die altijd maar moet groeien en waaraan we zelf graag meedoen, zolang het ons goed gaat.

Genade

Een beschouwing over geven is niet compleet zonder dat we daarbij ook de gedachte van genade laten meeklinken. Juist dat woord is vaak verstard tot een dogmatische formule: toch wordt bedoeld dat heel de werkelijkheid het karakter van een geschenk heeft: het niet vanzelfsprekende. Zo is het samen eten meer dan het eigen bezit naar binnen werken: het is pure genade, vriendschap die je van de ander krijgt en brood dat je met elkaar deelt.

Drie mensen die samen aan tafel zitten, maar geen woorden van wijsheid en dankbaarheid uitspreken, dat is alsof ze van kadavers hebben gegeten, want zoals Ziener zegt: “Tafels zijn vol braaksel en bederf zonder de Aanwezige”. Maar drie mensen die samen aan tafel zitten, en woorden van wijsheid en dankbaarheid uitspreken, dat is alsof ze hebben gegeten van de tafel van de Aanwezige, want zoals de Ziener zegt over het altaar: “Dit is de tafel die klaarstaat voor de Aanwezige”. 

Het komt er dus op neer dat als mensen het brood breken en aan elkaar geven, de genade ervaren kan worden. Er is een besef van overvloed. Terwijl als je het brood zelf eet, er alleen maar bezit verteerd wordt. Het wordt alleen maar minder. Toch is in beide gevallen de hoeveelheid voedsel dezelfde.

Als je maaltijd houdt, nodig dan niet je vrienden en bekenden uit, want die doen het terug. Nodig mensen uit die het niet terug zouden kunnen doen, dan pas ben je belangeloos. Dit belangeloze is in het evangelie hetzelfde als: groot zal je loon bij God zijn. Handelen voor God en handelen om niet is hetzelfde, en dat is dan ook de diepste reden dat de mens zelfs geen inzicht krijgt in het hemelse loon: “Geen oog heeft dat gezien”.

Ik wijs nog even op de sublieme onbeschaamdheid van Jezus dat hij dit advies om niet je vrienden uit te nodigen als je een maaltijd houdt, aan iemand geeft bij wie Jezus zelf te gast is voor de maaltijd. Ik denk niet dat er veel kans is dat deze gastheer op zijn beurt bij Jezus op een feestmaal wordt uitgenodigd.

Kwetsbaarheid en verantwoordelijkheid

Het is in zekere zin schokkend dat de grondslag van onze omgang met elkaar niet op wederkerigheid berust, maar op eenzijdig geven, waarbij wat je terugkrijgt genade is. Toch zegt de volgende spreuk dat zelfs ware liefde niet op wederkerigheid is gebaseerd, niet op voorwaarden die vervuld moeten worden. Juist in onze tijd waarin zo de nadruk wordt gelegd op no nonsense in de relatie, is dat wel een moeilijk punt.
                   Alle liefde die ergens van afhangt:
                   als dat verdwijnt is ook de liefde verdwenen. 
                   Alle liefde die niet ergens van afhangt:
                   die liefde zal nooit verdwijnen.

Het gaat hier om een asymmetrische houding van verantwoordelijkheid, die me zelfs in een kwetsbare positie brengt. Waar is de garantie dat mijn inzet geen verspilde moeite is? Deze verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid kan ver gaan: Ik kan de ander de andere wang toekeren, maar mag dat niet van de ander eisen. Het is de grondslag van de Bergrede dat in de relatie tot de ander niet garantie en zekerheid, maar vertrouwen en mededogen de grondslag vormen. Dat kan alleen van mezelf uitgaan; ik kan dat niet van de ander eisen, want mijn linkerhand mag niet weten wat mijn rechterhand doet.

Marcel Poorthuis

Dr. Marcel Poorthuis is Coördinator Relatie Jodendom Christendom aan de Faculteit Katholieke Theologie (Universiteit van Tilburg) te Utrecht. Hij is ook Fellow van de Folkertsma Stichting.
Spreuken over de fundamenten, Leo Mock en Marcel Poorthuis, uitgeverij Amphora, Amsterdam 2009, 15,00 euro.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Arbeidsverhoudingen" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol