Rondom rechtvaardigheid
De kwalitatieve verandering waar Arjo Klamer voor pleit, is een soort totale ethische bekering van hebzuchtig egoïsme naar zorg voor kwaliteit. Precies in dat totaal-ethische schuilt, mijns inziens, een filosofische moeilijkheid. Ongetwijfeld zijn er ook praktische moeilijkheden met de algehele ethische ommekeer die Klamer voor ogen heeft, maar daar wil ik het niet meteen over hebben. Wat mij verontrust, is dat het hedendaagse denken over de crisis van onze tijd eenzijdig ethisch georiënteerd is en dus dreigt door te schieten naar het ethicisme, de ongebreidelde en dus onredelijke ethiek. Tegen deze totaliserende, ethicistische oriëntatie (die ik ook bij Klamer beluister), wil ik hier pleiten voor een smalle ethiek waarin de rechtvaardigheid centraal staat en waarbij veel ruimte bestaat voor andere zaken.
Rechtvaardigheid, zegt Thomas van Aquino, is de belangrijkste van de morele deugden en wel vanwege haar sociale referentiekader. Rechtvaardigheid is gericht op de ander, terwijl de deugden van moed en matigheid betrekking hebben op het interne zielshuishouden van het individu. Rechtvaardigheid is extern gericht, ze is ad alterum, ze is de kritische waarde waaraan het welzijn van het menselijk samenleven afgelezen kan worden.
Dit leerstuk van Thomas heeft nog steeds goede papieren. Het is hernomen in de 20e eeuw, o.a. door John Rawls. In A Theory of Justice (1971) lokaliseert hij rechtvaardigheid bij instituties. Rechtvaardigheid is volgens hem de kwaliteit van de basisstructuur van de samenleving die mensen redelijkerwijze instellen als ze zich als vrije en gelijke burgers tezamen ontplooien. Ze krijgt haar beslag in de democratische bestuursvorm, de rechtsstatelijkheid, en de grondrechten van de politieke en burgerlijke vrijheidsrechten en sociale zekerheidsrechten.
De sterk institutionalistische benadering van Rawls is intussen weer bekritiseerd door Amartya Sen. In zijn zojuist verschenen studie The Idea of Justice (2009) benadrukt hij dat rechtvaardigheid niet alleen een institutionele kwaliteit is maar ook en vooral een handelingskwaliteit, specifiek: de kwaliteit van het handelen dat anderen raakt. Sen put stevig uit de filosofie van Adam Smith, regelmatig verwijst hij ook naar verwante visies uit Aziatische tradities. Rechtvaardigheid draait om het creëren van reële mogelijkheden voor mensen, het komt erop aan te zorgen voor ‘capabilities’, dit is de mogelijkheden die mensen hebben om een leven te leiden dat zij zelf met reden waardevol vinden. Rechtvaardig zijn is werk maken van gelijkwaardigheid in deze zin dat iedereen de concrete vrijheid moet hebben om een kwalitatief goed leven te leiden – waarbij iedere persoon grotendeels zelf bepaalt wat dat inhoudt.
De studie van Sen komt m.i. op het goede moment. Het helpt ons te begrijpen dat rechtvaardigheid met haar stevige en strenge eisen de kernwaarde van het samenleven is, en het helpt ons te begrijpen dat er rond die kern heel veel ruimte bestaat. Het helpt ons, m.a.w., te begrijpen hoe rechtvaardigheid in een vrijheidsgericht perspectief past.
Die configuratie (van rechtvaardigheid in een vrijheidsgericht perspectief) laat zich ontdekken als we onze vleugels uitslaan en aandachtig verder kijken wat mensen zoal doen en waarom ze de vele verschillende dingen doen die ze doen. Weldra stuiten we op allerlei activiteiten, ervaringen, organisaties, woorden, gebaren, werken etc. die slechts indirect gericht zijn op rechtvaardigheid en direct op andere zaken. Wetenschap, bijvoorbeeld, is uit op kennis; technologie ontwikkelt instrumenten om kennis te verwerven en te gebruiken; kunst schept ongewone betekenissen en doorbreekt de alledaagse, ingesleten kijk op het leven; religie vertolkt de betrokkenheid van God bij de mensen en de werkelijkheid. De monnik of moniale leeft spiritueel en in zijn/haar godgerichte leven is moraal slechts van secundair belang. De dichter leeft in een woordenwereld, steeds weer zoekend naar die ene perfecte zin. De student biowetenschappen die opgaat in zijn kweekjes, wil weten wat er precies gaat gebeuren en probeert dat waarheidsgetrouw te beschrijven in zijn verslag.
Deze verschillen getuigen van de enorme geestkracht van mensen en van de onuitputtelijke betekenisschat van de werkelijkheid. In het ontplooien van die geestkracht en in het ontdekken en verkennen van verschillende betekenisvelden is het brandpunt niet de ethiek van rechtvaardigheid, maar gaat het om waarheid, schoonheid, geluk, heiligheid etc. Deze termen betekenen niet hetzelfde. Maar juist overkoepelende ethische noties verhullen de verschillen.
In het huidige ethicistische klimaat is het spreken in algemene noties zoals ‘waarden’, ‘een goed leven’ gangbaar. Maar wie let op wat wetenschap beoefenen, een gedicht maken, tot God bidden etc. specifiek inhouden, ontdekt dat de termen waarheid, schoonheid, geluk etc. criteria zijn van verschillende activiteiten met elk een eigen zakelijkheid of objectiviteit. Ze zijn niet direct onder één ethische noemer bijeen te brengen.
Als deze schets enigermate klopt, is een ethiek die enerzijds veel ruimte laat voor vrijheid, voor verschillende levensinvullingen en vele soorten activiteiten en anderzijds vasthoudt aan de kernwaarde van rechtvaardigheid, de meest waarheidsgetrouwe ethiek voor ons moderne mensen.
Ik vat samen. De hedendaagse discussie over de crisis brengt het risico van ethicisme mee. Ethicisme is praktisch onleefbaar: wij zouden ten onder gaan aan de lasten van de moraal als de moraal echt altijd en overal het allerbelangrijkste in ons leven is. Ethicisme is theoretisch onwaar omdat het ethiek maakt van alle zaken, ook van zaken die niet in de eerste plaats om ethiek draaien.
Tegen het ethicisme in, pleit ik voor een smalle ethiek waarin rechtvaardigheid de kern is, en voor een heel ruim ‘rondom’ die rechtvaardigheid. Ik pleit ervoor dat wij (weer) ontvankelijk worden voor wijde werelden, voor het brede palet van passies, voor de scala aan mogelijke levensstijlen, het spel van de verbeelding, voor de eindeloze betekenissen die zich laten uiteenzetten en verdichten.
Edith Brugmans
Prof. dr. Edith Brugmans is universitair hoofddocent rechtsfilosofie aan de
Radboud Universiteit te Nijmegen en bijzonder hoogleraar wijsbegeerte aam de Universiteit van Leiden. Bovenstaande tekst hield zij als Coreferent van de VolZinlezing van Arjo Klamer in de Dominicuskerk te Amsterdam op 17 oktober 2009.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.