Over de economische crisis als kans
De man komt verheugd thuis. Verheugd omdat hij een flinke salarisverhoging heeft gekregen. Maar in plaats van een blij gezicht van zijn vrouw te ontvangen, ontmoet hij verontwaardiging. “Waaraan heb je dat nou verdiend?” wil zij weten om onmiddellijk daaraan toe te voegen: “Wij hebben dat geld toch niet nodig? Kijk eens om je heen! We hebben meer dan genoeg. We zijn tevreden met wat we hebben. Waarom zouden we meer willen? Ik wil niet dat dat geld het huis binnen komt.”
Onvoorstelbaar toch? Hoezo genoeg? Iedereen wil toch altijd meer? Je zou verwachten dat de vrouw protesteert omdat manlief meer behoort te verdienen, omdat hij zich weer heeft laten afschepen met een veel te laag bedrag. Genoeg? Wie haalt dat in zijn hoofd? Nou ja, de vrouw van schrijver J.J. Voskuil, Lousje, deed dat, zo blijkt in zijn boek het Bureau en zo bevestigde zij de karakterisering in Volkskrant magazine van een paar weken terug.
Wat ik onder meer wil bepleiten is een eerherstel van het woordje genoeg. Lousje, die Nicoline heet in het boek, houdt haar man de maat. Nu klinkt dat gek wanneer je het leest, ongebruikelijk. Het is me niet te doen om als een zedenprediker u de klassieke deugd van matigheid voor te houden. Ik zou het niet eens wagen. Maar ik vermoed dat het mateloze en grenzeloze leven en de neiging om steeds maar meer en groter te willen de kwaliteit van het leven ondermijnt. Willen we het goed hebben met elkaar – ´we´ dat zijn u en ik en al de mensen met wie we een samenleving delen – dan zullen we het over de kwaliteit moeten hebben van het leven en onze samenleving. Het zou in de politiek, in het bedrijfsleven en aan de eettafel over kwaliteit moeten gaan, over wat belangrijk voor een ieder van ons is, over waarden dus ook.
Hoezo crisis?
Het is een goede tijd om het over kwaliteit en waarden te hebben want het is crisis. Althans, iedereen zegt dat het crisis is. Maar waar gaat het dan over? De regering heeft de waardediscussie maar even op een klein pitje gezet, want het moet nu vooral gaan over het herstellen van de groei. We moeten meer produceren, nog meer dan we al doen, want dan doen we het beter.
De schuldigen van de crisis zijn inmiddels duidelijk. Dat zijn de bankiers. Graaiers zijn het. De managers, de directeuren van ziekenhuizen en onderwijsinstellingen, de advocaten, de accountants, makelaars en anderen die zich de afgelopen decennia flink verrijkt hebben, zijn niet veel beter. De oplossing is dan ook duidelijk. De overheid moet ingrijpen door de bonussen te verbieden en de zelfverrijking van bestuurders en professionals aan banden te leggen. Want dan kunnen we allemaal weer lekker door met meer werken, meer produceren, meer vakanties, grotere organisaties, ja meer van alles.
Hoezo crisis? Moeten we wat we nu meemaken een crisis noemen? Ik vrees van niet. Ja, ik zeg ‘vrees’ want het is hoog tijd voor een echte crisis. De ideologie van als maar meer en meer is niet langer houdbaar. Het moet anders. Het kan anders. Maar politici, bestuurders en ja wie niet blijven doen wat ze de afgelopen decennia aan het doen waren.
Er is pas sprake van een crisis als er een probleem met het systeem als geheel is, wanneer iets fundamenteel fout is in het sociale, economische en politieke systeem. In ons persoonlijk leven ervaren we een crisis wanneer we ons verhaal kwijt raken, zoals wanneer we bedrogen worden door een partner, of ontslagen worden uit een baan die alles voor ons was. Is de samenleving in crisis dan zijn de mensen in die samenleving de kluts kwijt. Een crisis laat zich kennen aan haar verwarring, het paniekgevoel alom, het gevoel dat er geen houvast is, dat alles in elkaar dondert.
De ervaring leert dat in de grote verwarring die volgt op een crisis, ruimte kan ontstaan voor iets nieuws, voor een systeemverandering. Of de zaak dondert inderdaad in elkaar.
Ik vraag me af of we zo’n crisis beleven. Het lijkt meer op een flinke terugval, op een recessie dus, misschien wel een depressie. Maar de bestuurders zijn druk doende het oude spoor weer op te pakken, met een paar correcties hier en daar. En dat terwijl het hoog tijd is voor een echte crisis. Het systeem kraakt; de houdbaarheidsdatum is al lang gepasseerd.
Beheersing
Ik zie de huidige terugval in de economie als een symptoom van fundamentele problemen in het huidige sociale, politieke en economische systeem. De echte crisis moet nog komen. Het wordt hoog tijd daarvoor want het is tijd voor fundamentele veranderingen in ons systeem.
Dat systeem was het antwoord op een eerdere crisis. We gaan terug naar de jaren dertig toen de samenleving na de roaring twenties op haar kop kwam te staan. Eerst stortte de aandelenmarkt ineen; drie jaar later volgde de echte economie, en toen raasde een vernietigende oorlog over een groot deel van de aardbol. Uit de puinhopen verrees als een phoenix een nieuwe wereld met een ander systeem, een nieuwe ideologie. Een belangrijk aspect daarvan was het idee van beheersing. De moderne mens wilde instabiliteit en willekeur beheersen.
Wetenschappers zoals Jan Tinbergen zouden de modellen leveren waarmee politici de economie onder controle moesten krijgen. Daarom kijken we als het niet goed gaat, naar de overheid voor oplossingen. Die gewoonte ontstond in de jaren dertig. Het leidde onder meer tot een grote overheid met een grote begroting en een woud aan regels.
De ideologie van de beheersing ging ook het bedrijfsleven bepalen. Families maakten plaats voor aandeelhouders en ondernemers werden vervangen door managers die op school het instrumentarium leerden voor het beheersen van bedrijfsprocessen. Onderdeel van die ideologie was het streven om steeds groter te worden en steeds meer winst te maken. Grote bedrijven waren ook hard nodig om de eindeloze behoefte van de mensen naar steeds weer nieuwe spullen en diensten te bevredigen.
Die eindeloze behoefte naar steeds meer werd als een gegeven bestempeld door schaarste als allesbepalend voor het dagelijks handelen te duiden. Dit aspect van de moderne ideologie kan op het conto van moderne economen geschreven worden. Ging het bij de klassieke economen vooral over waarden en over hoe te handelen – voor klassieke economen was de economische wetenschap een morele of normatieve wetenschap – de moderne econoom Robbins speelde in op het armoedegevoel door schaarste als economisch principe te definiëren. Invloedrijke economen als Paul Samuelson namen de definitie over en sindsdien denken jan en alleman dat de economie gaat over de strijd tegen schaarste en dat economische waarden de maat zijn van succes en geluk.
Een belangrijk instrument van de moderne ideologie is kwantitatieve maat die ze heeft voortgebracht. Alles wordt gemeten in geld. Het succes van een bedrijf hangt af van de winst die het gemaakt heeft. Het slagen van overheidsbeleid valt of staat met de meetbare economische groei. En u en ik kijken naar elkaars portemonnee om te vast te stellen wie het goed doet. Geld, zo leert de moderne ideologie, is de maat van alle dingen.
Wordt u zich bewust van die ideologie dan zal het u opvallen hoe dominant deze maat is en hoe moeilijk het is buiten haar kaders te denken. Stel armoede aan de orde in de kerk en iedereen grijpt naar de buidel. Iedereen denkt dat armoede een gebrek aan geld is en dat geld geven daarom het adequate antwoord is. Wees eerlijk, kijkt u hier van op? Zo ja, dan zit u net zoals de meesten om u heen in die moderne ideologie. En als u straks gaat roepen dat het praten over kwaliteit en waarden voorbijgaat aan de grote armoede in de wereld, bevestigt u diezelfde ideologie. Dat doet u ook als u wilt weten wat de overheid moet doen of wat mijn plan voor de wereld is. Alsof de overheid met een plan de wereld kan veranderen. Dat verwachten is ons aangepraat door de moderne ideologie. Ik neem u overigens niets kwalijk, want het is moeilijk anders te denken vandaag de dag.
En toch kan het anders, en moet het anders. We willen en moeten anders denken, met andere maten denken, andere verlangens voeden, anders opvoeden.
Vernietigende diersoort
Het moet anders want de zucht naar steeds meer maakt ons en deze wereld kapot. Hoe we als beesten tekeer gaan op deze aardbol – de Britse schrijver John Gray zou zeggen dat we nog erger zijn dan beesten – hoef ik u niet te vertellen. Maar John Gray spreekt juist de menslievenden onder ons aan, degenen die zich inzetten voor vrede en welvaart voor iedereen, want houden zij juist met hun menslievendheid niet een roofzuchtige en alles vernietigende diersoort in stand? Met de beste bedoelingen maken we deze aarde kapot. Je zou kunnen zeggen dat onze relatie met de natuur op een crisis afstevent.
Helemaal lekker gaat het ook niet in relatie tot elkaar. Markten verkillen en regels verstikken. Het systeem van markten en regels dat zo nodig was als antwoord op de crisis in de jaren dertig stevent zelf op een crisis af. Wilders is zo belangrijk voor deze samenleving omdat hij ons dat laat zien. Het wordt steeds moeilijker te realiseren wat ons bindt – zoals bijvoorbeeld Doekle Terpstra met zijn initiatief ‘Benoemen en Bouwen’ heeft proberen duidelijk te krijgen. Het gemeenschappelijke lijkt zoek. Het gaat steeds meer over geld, over de economische waarde van wat we doen, dan over de kwaliteit van intermenselijke relaties. Het moet veiliger, creatiever, en socialer, niet omdat het veiliger, creatiever en socialer moet zijn, maar omdat veiliger, creatiever en socialer economische noodzakelijkheden zijn. U ziet, de economie, het geld is de maat van alles.
En wat te zeggen van de stuitende leegte in al de drukte die de westerse samenleving bezig houdt. Nu zijn de meeste westerlingen zo druk bezig dat ze die leegte nauwelijks in de gaten hebben maar uw opkomst hier en het succes van bladen als Ode en Happinez geven aan dat de spirituele leegte van het moderne bestaan steeds meer gevoeld wordt. Waar gaat het in hemelsnaam om, is dan de vraag. Waarom maken we ons zo druk? Waartoe dient dit alles? Pas wanneer dat eindeloze en grenzeloze verlangen zijn onvermijdelijke einde ontmoet, en de mens het gezicht van de eigen dood aanschouwt, kan hij invoelen wat Prediker verwoordt: “Maar toen nam ik alles wat ik ondernomen had nog eens in ogenschouw, alles wat mijn moeizaam gezwoeg mij opgeleverd had, en ik zag in dat het allemaal maar lucht en najagen van wind was. Het had geen enkel nut onder de zon. (Prediker, 1,2)
Boeddha en ieder ander die als wijs te boek staan, houden ons eenzelfde beeld voor. Hoe rijk zijn mensen nog wanneer ze hun geestelijke armoede onder ogen zien?
De armoede van nu is dus niet economisch, ook al gaan we terug in koopkracht en mag u terecht wijzen op de grote armoede in grote delen van de wereld. Het beroep op die armoede lijkt steeds meer op een excuus om alsmaar meer voor alsmaar meer mensen te willen. Zo denken leidt ons af van de grote armoede die ons aanstaart. Zet uw moderne bril af, ontdoe u van uw fixatie op en obsessie met economische grootheden, en kijk mee door de bril die wijzen ons voorhouden.
Wat ziet u dan? Inderdaad, een bijna rampzalige relatie tussen de mens en de natuur, een sociale verschraling in samenlevingen en een gevoel van zinloosheid dat wijst op een vrij hopeloze relatie met het hogere, met het goddelijke, met God als u wilt.
Bronnen van beschaving
Ik wil nu niet suggereren dat het vroeger alles beter was. Waarom zou het? Ik heb wél geleerd, onder andere in de lessen van Academia Vitae, de universiteit in Deventer van en voor het leven waar ik me momenteel voor inzet, hoe rijk de bronnen van onze beschaving zijn, hoe rijk aan inzichten voor het leven nu. Het zijn die bronnen die ons helpen door de nevels van de moderne ideologie heen naar deze wereld te kijken en te beseffen dat het weer moet gaan over wat waardevol is, en over kwaliteit.
Zo leert Aristoteles, de grote Griekse denker, dat het goede leven en ook de goede samenleving gericht is op het goede en dat het goede leven boven alles een gedeeld leven is. Confucius wijst ons op het belang van harmonie en respect in de omgang met wat aan ons voorafgaat. De Boeddha heeft het over mindfulness, de waarde van bewustwording vooral van het lijden van de ander. De Bijbel herinnert ons eraan dat het leven en onze talenten ons gegeven zijn – bedenk eens wat het betekent als u zich realiseert dat u uw inkomen niet verdient maar ontvangt – en dat we daarom ook van elkaar mogen vragen vooral dienstbaar te zijn aan elkaar, aan de natuur, en aan het goddelijke. Hoe anders is die boodschap dan de boodschap van de recht en van de mens en dan die van de beheersing door de mens van economie, lot en natuur, die de moderne ideologie ons gebracht heeft.
En wat te zeggen van de liefde waarover het Nieuwe Testament vertelt? In deze tijd lijkt de liefde vooral een vorm van hebzucht te zijn, de hebzucht naar de enige en ware levenspartner waar ieder ander vervolgens vanaf moet blijven. Dat is de liefde waar de liedjes, de boeken en de films vooral over gaan. De liefde waar de wijzen over spreken, gaat over iets anders. Die liefde gaat over de kwaliteit van hoe u en ik ons tot elkaar verhouden, en over hoe wij ons verhouden tot het gemeenschappelijke, de dieren, de natuur, en ook het goddelijke.
Bewustwording
De aandacht voor de waarden die het leven goed maken vind ik ook bij klassieke economen zoals Adam Smith. Hij kan ons inspireren om aandacht te besteden aan morele gevoelens in het dagelijkse leven. Het klopt niet wanneer mensen niets voelen wanneer ze teveel geld krijgen, of wanneer ze waardeloze spullen aan de man of vrouw brengen, alleen om daarmee geld te ‘verdienen’. Het klopt niet wanneer mensen gewetenloos de bronnen van deze aarde verbruiken en langs de medemens heen leven. Het klopt niet dat u en ik voedsel in onze mond stoppen zonder enige kennis van en waardering voor de natuur en degenen die het bereid hebben.
Het gaat om bewustwording, geven de wijzen ons aan. Het antwoord op de crisis die komen gaat, zou daarom moeten zijn: kwaliteit. Het moet gaan om kwaliteit, om kwaliteit van het samenleven, van het samen werken, van het eten, van het omgaan met de natuur. Dan gaat het niet meer om steeds groter en steeds meer: meer werk, meer geld en meer groei; maar dan hebben we het over verbeteringen in de kwaliteiten van het leven. Dan kijken we niet meer naar het geld dat anderen verdiend hebben, maar naar de kwaliteit van hun vriendschappen, hun gezinnen, hun buurten, hun samenleving en naar de kwaliteiten van hun geestelijk leven. Dan gaat het eerder om het vermogen geïnspireerd te raken, dan wel te inspireren.
Hoe moet dit gebeuren? Wie moet dit organiseren? Deze onvermijdelijke vraag kenmerkt de inmiddels verouderde, moderne ideologie. Kwaliteit is niet iets wat anderen voor u en mij realiseren. Bewustwording willen u en ik niet aan anderen overlaten. Als het gaat het om sociale en spirituele waarden, dan moeten u en ik zelf aan de bak en ik ben ervan overtuigd dat wij dat uiteindelijk ook graag willen. Als onderwijsman vertrouw ik op het inspirerend vermogen van echte educatie. Op de Academia Vitae gaat het daarom niet louter om de overdracht van kennis, zoals moderne onderwijsinstellingen dat doen, maar om het verwerven van inzicht, en daarvoor is de verbinding tussen het hoofd en het hart essentieel. Educatie zou moeten gaan over bewustwording van de kwaliteiten van het leven.
En als wetenschapper put ik hoop uit het inzicht dat dit niet lang zo door kan gaan. Overheersende krachten roepen tegenkrachten op die uiteindelijk zorgen voor een omwenteling, zoals dat het geval was in de jaren dertig. Het moet anders, het kan anders, het wordt anders.
Een doel dat je raakt
De man komt thuis en kijkt enigszins bedrukt. Wat nu weer, wil zijn vrouw weten. Ach, zegt hij, ze probeerden me te paaien met een salarisverhoging. Waarom denken ze nog steeds dat geld de oplossing is? Ik doe mijn werk en dan krijg ik dit. De vrouw voelt met hem mee. Zelf heeft ze al lang geleden gekozen voor werk dat ze belangrijk vindt met een vergoeding die goed genoeg is. Waarom zet je je talenten en energie niet in voor een doel dat jou raakt samen met mensen met wie je dat doel kan delen? Zij schenkt een glaasje wijn in dat ze mee de tuin in nemen, ze houden elkaars hand vast, horen de vogels zingen, en ondanks hun zorgen, genieten ze even intens.
Arjo Klamer
Prof. dr. Arjo Klamer is hoogleraar economie van kunst en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en deken van de Academia Vitae in Deventer. Bovenstaande tekst is de VolZin-lezing die hij hield op 17 oktober 2009 in de Dominicuskerk te Amsterdam
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.