Doodswens komt vaak als het leven zinloos voelt  
Home > Thema's > Tussen begin en einde > Euthanasie > Doodswens komt vaak als het leven zinloos voelt
Annemarieke van der Woude
16/5/12

Doodswens komt vaak als het leven zinloos voelt

“Zou je het erg vinden als je morgen niet meer wakker wordt?” Ik stel me voor dat ik met mijn zoon van 15 aan de keukentafel zit. En hoewel hij niet vies is van een gesprek over de zaken des levens, zou hij me aankijken met hoog opgetrokken wenkbrauwen. “Morgen niet meer wakker worden?” Een jongen die ervan droomt ooit gitaar te spelen in een band, nog stukjes wil schrijven voor de schoolkrant en Keltisch gaat studeren, kan maar één reactie bedenken: “Belachelijk!”

Aan de keukentafel in mijn ouderlijk huis aarzel ik om mijn vader − volgende maand wordt hij 86 − dezelfde vraag te stellen. De reden van mijn terughoudendheid is dat ik zijn antwoord vrees. Misschien zegt hij ‘nee’. Natuurlijk, mijn moeder, de kinderen, de kleinkinderen, de tuin, zijn boeken, het koor: er is veel dat hem aan het leven bindt. Maar mijn vader “staat in het einde”, zoals Herman Andriessen dat onder woorden brengt. Hij leeft in het besef dat er op een dag geen ‘morgen’ meer is.

Mijn vader de spreekwoordelijke ‘pil van Drion’ aanbieden? “Belachelijk!,” zou hij zeggen. De wetenschap dat zijn levenseinde nadert, is voor hem niet gelijk aan het dichterbij willen halen van de dood. En mijn vader is niet de enige.

Er is een discussie losgebarsten over de vraag hoe groot de stervenswens onder ouderen is. Door de NVVE-documentaire Medeleven is de heer Jiskoot het gezicht geworden van dit debat. Hij is een gezonde weduwnaar van 91 die lijdt aan de uitzichtloosheid van zijn bestaan. Daarom heeft hij in België pillen verzameld, opdat hij zijn moment van sterven zelf kan bepalen. In 2010 bood de initiatiefgroep Voltooid Leven ruim 100.000 handtekeningen aan de Tweede Kamer aan. De ondertekenaars betuigden hun instemming met het plan dat vrouwen en mannen van boven de 70 die klaar zijn met het leven, aanspraak kunnen maken op stervenshulp. Ook toen al klonk de roep om nader onderzoek naar de omvang van het probleem.

Een dergelijk onderzoek juich ik toe. Tegelijkertijd realiseer ik me hoe lastig die klus is. Net als in ieder gesprek komt het aan op het stellen van de goede vraag. Of het informeren of iemand het erg zou vinden morgen niet meer wakker te worden in dit verband een goede vraag is (Trouw, 4 februari 2012), waag ik te betwijfelen. Het verbaast me niet dat mensen aan tafel in het verzorgingshuis zeggen dat ze dat niet erg zouden vinden. En waarschijnlijk voegen ze eraan toe: “In mijn slaap, dat zou ik het liefste willen.” Terwijl kleinzoon het levenseinde als een vreemdeling gadeslaat, is de aanstaande dood voor hen, net als voor opa, een dagelijkse metgezel. Met hun antwoord drukken de bewoners van het huis uit dat zij hopen op een zachte manier te zullen sterven. Ze spreken niet over het ‘dat’ van hun overlijden – dat is een gegeven − maar ze spreken over het ‘hoe’.

Het komt niet alleen aan op het stellen van de juiste vraag, maar ook op het duiden van het antwoord. Het verlangen om dood te gaan kan ook uitdrukking zijn van het gevoel dit leven niet meer te willen, dit leven dat zijn glans verloren heeft door isolement, achteruitgang, depressie en rouw. Mocht het inderdaad zo zijn dat bij sommige ouderen achter de vraag om te mogen sterven een andere vraag schuilgaat, dan zou het zo kunnen zijn dat wij met het aanbieden van de dood er blijk van geven die vraag niet goed te hebben begrepen. Dan is namelijk niet het uitblijven van de dood het probleem, maar een als zinloos ervaren leven.

De kwaliteit van de studie naar het doodsverlangen van mensen in de hoge ouderdom staat of valt met het zorgvuldig formuleren van de vragen en het fijnzinnig interpreteren van de reacties. Om die reden ligt het niet voor de hand dat organisaties die betrokken zijn bij het gesprek over het zelfgekozen levenseinde, de onderzoekers leveren. De NVVE, die lobbiet voor het verruimen van de mogelijkheden zelf je stervensmoment te kiezen, komt dus niet in aanmerking. De KNMG evenmin, omdat de resultaten gevolgen kunnen hebben voor de beroepsuitoefening van artsen. Ook de kerk is geen geschikte kandidaat. Een denkbeeldige uitslag dat een aanzienlijk aantal parochianen en gemeenteleden niet meer wil wachten tot God hen komt halen, zal haar immers niet onberoerd laten. Maar wie voert het onderzoek dan wel uit? Deetman?

Annemarieke van der Woude

Annemarike van der Woude is predikant-geestelijk verzorger van de Zinzia Zorggroep, locatie Oranje Nassau’s Oord in Renkum.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Euthanasie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol