Beleid rond embryoselectie en abortuswetgeving: een vergelijking  
Home > Thema's > Tussen begin en einde > Biotechnologie > Beleid rond embryoselectie en abortuswetgeving:...
Dr. Grietje Dresen
23/6/08

                                   

Beleid rond embryoselectie en abortuswetgeving: een vergelijking

In het debat over embryoselectie verwijzen de voorstanders graag naar het grotere kwaad van abortus. Waarom embryoselectie op een klompje cellen verbieden, terwijl een foetus van vier maanden wel geaborteerd mag worden, luidt het veelgehoorde argument. Men doet er goed aan zich hier het ingewikkelde debat rond de abortuswetgeving te herinneren. De Nederlandse abortuswet legt de verantwoordelijkheid bij de vrouw. De wetgever zag destijds bewust af van het aanleggen van limitatieve lijsten met redenen die een abortus zouden billijken (het zogeheten “Ja, mits”-standpunt in de toenmalige discussie), omdat deze als goedkeuring of zelfs als richtsnoer konden gaan werken. De noodsituatie van de vrouw werd de beslissende factor. Vandaar ook de vijf dagen bedenktijd, opdat die noodsituatie nog eens overwogen kon worden, desgewenst met hulp van een counselor. “Een abortus doe je niet zomaar”: die terechte kreet van de vrouwenbeweging vormt nog steeds de intrinsieke drempel bij het afbreken van een zwangerschap. Die drempel komt bij embryoselectie echter anders te liggen. Selectie op een klompje cellen wordt door de meeste vrouwen als een emotioneel en moreel veel minder zware beslissing ervaren. Daarvan getuigen de ervaringsverhalen. Maar de mogelijkheden tot genetische selectie gecombineerd met IVF zijn schier eindeloos, en een samenleving ontkomt er niet aan daar grenzen aan te stellen. Niet alleen vanwege de kosten en de verdere medicalisering van de voortplanting, maar vooral vanwege de ingrijpende sociale gevolgen die met deze in principe onbegrensde vorm van genetische selectie gepaard kunnen gaan.

In de abortuswet vormt de emotionele en morele zwaarte van de beslissing de inherente rem: een abortus doe je inderdaad niet zomaar. Het aantal aanvragen voor abortus bleef dan ook al die jaren opmerkelijk stabiel. Bij embryoselectie bestaat de belangrijkste ‘drempel’ op dit moment in restricties vanuit de overheid. De ongemakken van de benodigde IVF-procedure nemen de vrouwen waar het om gaat, begrijpelijkerwijs graag voor lief. Zoals onder meer prof. Galjaard in de NRC-Wetenschapsbijlage van 7 juni betoogde, behelst het verruimen van eerstgenoemde restricties echter een beslissing met potentieel verstrekkende sociale gevolgen. Het is goed dat hierover een open debat wordt gevoerd, omdat die gevolgen veel ingrijpender zijn dan die van de abortuswet (denk aan verzekerbaarheid van risicolopende maar ongeteste embryo’s; beeldvorming en acceptatie van gehandicapten; vergroting van verschillen tussen arm en rijk als verruiming van beleid op den duur commercieel aanbod van PGD mogelijk zou maken, etc.). Een samenleving kan zich niet veroorloven op het gebied van genetische selectie wissels te verzetten zonder openbaar debat. Maar ook moet voorkomen worden dat er lijsten ontstaan van wie ‘niet geboren hadden hoeven worden’. Om die reden zal het zwaartepunt net als bij de abortuswetgeving uiteindelijk moeten liggen bij de goed begeleide beslissing van de betrokken vrouwen of paren, als zij vanwege zwaarwegende risico’s voor de techniek in aanmerking komen. Maar dat er nu maatschappelijk en politiek debat is ontstaan over de vraag wie er voor PGD in aanmerking komen en hoe zwaar de risico’s moeten wegen om toegang tot die procedure te krijgen, is een goede zaak. Want juist omdat embryoselectie voor de betrokken vrouw zelf minder zwaar is, zullen steeds meer mensen van die technologie gebruik willen maken, om voor henzelf goede redenen. Democratisch en procedureel geëigend debatteren over verruiming van de huidige restricties rond embryoselectie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de samenleving als geheel is dan ook geen ‘bekvechten’, zoals prof. Evers uit Maastricht het noemde, en evenmin ‘plaatsnemen op de stoel van de arts’, zoals minister Rutten het graag noemt, maar de taak waarvoor een regering is aangesteld.

Grietje Dresen

Grietje Dresen (universitair docent Cultuurtheorie van de moraal en Genderstudies aan de Faculteit Religiewetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen).

 


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Biotechnologie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol