De Kuzari: een dialoog van spiegelende vijvers  
Home > Thema's > Religies en levensbeschouwingen > Christendom en Jodendom > De Kuzari: een dialoog van spiegelende vijvers
Dr. Marcel Poorthuis
12/2/11

De Kuzari: een dialoog van spiegelende vijvers

Waterpartijen, geraffineerde tegeltableaus, kunstige kalligrafie, Andalusië is een brug tussen Arabië en Europa. Neem het woord ‘schaakmat’. Het woord komt uit het Arabisch, via het Spanje van de 9e eeuw. De sjeik (koning) is  dood (Arabisch: mawt): schaak-mat. Een mooie tijd: zangers speelden op de luit (ook al Arabisch: al-oed), poëzie en wetenschap bloeiden in een verfijnde hoofse cultuur. Moren kochten, als ze nog maar weinig geld hadden, liever zeep om hun kleren te wassen dan eten voor die dag. Toch wordt het Middeleeuwse Spanje wel eens te mooi voorgesteld, als een periode van louter onderling begrip. Hoe was het eigenlijk gesteld met de religieuze verdraagzaamheid in Andalusië? Kregen joden en christenen van de islam ruimte om hun eigen godsdienst te belijden, (met wat extra belasting)? De christelijke martelaars: beledigden zij moedwillig de islam, of was het strikt verboden om iets over de profeet Mohammed te zeggen? Ook van christelijke zijde zijn sporen van intolerantie nog zichtbaar. In het Toledo staat de synagoge met de opmerkelijke naam Santa Maria la Blanca, dus geconfisqueerd tot kerk. Maar ook is er de bouw van een kerk, geheel in Moorse stijl met zelfs imitatie-Arabische kalligrafie! De interactie van de drie religies was sterk. Het mystieke werk De innerlijke burcht van Theresia van Avila gaat terug op kabbalistische beelden.

Terwijl zowel christendom als islam aan de macht waren in Spanje is het jodendom minderheid gebleven. Het jodendom schreef dan ook maar weinig over de andere religies. Soms moeten we tussen de regels door lezen naar wat werkelijk in joodse kring werd gedacht. Het belangrijkste werk uit de Spaans-joodse cultuur is ongetwijfeld de Kuzari van Judah Halevi (1075-1141, geboren in Toledo, later wonend in Granada), nu integraal in het Nederlands vertaald. Vertaler Rolf Post heeft ervoor gekozen om de Hebreeuwse vertaling van Ibn Tibbon als uitgangspunt te nemen die vollediger is dan de Judeo-arabische grondtekst. Het boek, uitgegeven door Mastix Press, is qua vormgeving een sieraad, Andalusië waardig!  De inhoud is echter grimmig: geen tolerante trialoog tussen jodendom, christendom en islam. Het gebruikt als raam de historische gebeurtenis van de bekering van een heel volk in de Kaukasus, de Kazaren, tot het jodendom, enkele eeuwen vóór Judah Halevi. De Kazarenkoning onderzoekt filosofie en de religies om te bezien wat werkelijk waar is. Een droom vertelde hem dat zijn denken God welgevallig is, maar zijn handelen niet. Verrassend, je zou het omgekeerde verwachten! Judah Halevi verdedigt de waarde van religieuze traditie, rituelen en geboden. Eeuwen vóór Pascal betoogt Halevi dat de God van de filosofen niet dezelfde is als de God van Abraham, Izaak en Jacob. Dat zijn boek begint met een droom was gangbaar: ook de christelijke scherpzinnige tijdgenoot Abelardus (van die ongelukkige liefde met Heloïse) begint zijn boek over de drie religies met een droom. 

De Kazarenkoning spreekt eerst met een filosoof die betoogt dat God zich niet met individuele zaken bezig houdt. Wat je gelooft doet er niet zoveel toe, zegt de filosoof, het gaat om de intentie. Dat klinkt modern, zelfs post-modern, maar de koning is helemaal niet tevreden: uit het betoog van de filosoof blijkt helemaal niet wat ik moet doen, en juist het handelen is mijn probleem. Bovendien bestrijden religies elkaar en dat doen ze niet voor niets, zegt de koning. Alweer: haaks op het moderne besef, waarin de strijd tussen de godsdiensten juist hun gebrek aan waarheid bewijst! Deze zoekende koning meent dat juist vanwege de strijd iets wezenlijks op het spel staat, al weet de filosofie dat niet.

Filosofie heeft in onze tijd de allure van een heilsleer gekregen en trekt  in de nacht van de filosofie vele pelgrims. Wordt in die nacht de waarheid geboren? Volgens de Kazarenkoning niet. Filosofie kan niet de pretentie van een levensbeschouwing waarmaken. Ze kent geen goddelijke inspiratie, geen profetie, wonderen, visioenen. “Goede man, op het gebied van het goddelijke en de ziel kunt u mij helemaal niets leren”, besluit de koning. 

Dan wendt hij zich tot de religies. De joden niet want die zijn het uitschot van de samenleving.

De christen vertelt, waarbij opvalt dat de weergave meer lijkt op hoe een jood of moslim het christelijk geloof zou uiteenzetten. Jezus is slechts schijnbaar mens, in werkelijkheid God, feitelijk een christelijke ketterij! De koning constateert echter dat nogal wat van het christendom teruggaat op het jodendom en besluit verder te zoeken.

De moslim vertelt over het wonder dat de Koran zelf is, niet te imiteren. Dan komt de Kazaar met een tegenargument: het Arabisch kan niet voor alle mensen zijn bedoeld, want ik versta het niet, zegt de koning. Een delicaat argument, geldt dat dan wel voor de Hebreeuwse bijbel? Halevi vertelt dat Eber de laatste oervader is die nog Hebreeuws sprak, zodat de taal van het paradijs wel Hebreeuws moet zijn geweest. Al eerder hebben Arabisch sprekende christenen de Koran als Woord van God en zelfs als profetie erkend. Maar alleen bedoeld voor heidense Arabieren. Christen (en joden) hoeven dus geen moslim te worden, want ze zijn al gelovig!

De Kazaar vraagt nog iets dat ons kan verbazen: een wonder en de getuigenis ervan door een grote menigte: “Alleen zo kunnen we aannemen met ons verstand dat de Schepper van de wereld met een te verachten stuk leem – de mens - in contact wil treden”. Alweer: individuele meningen en filosofisch inzicht tellen veel minder. Het lijkt logisch: twee weten meer dan één. Toch staat het haaks op onze door Verlichting gevoede nadruk op eigen inzicht en argwaan tegen traditie.

De moslim beroept zich vervolgens net als de christen op de wonderen van Mozes. Nu gaat de Kazaar toch de joden raadplegen, ondanks dat hij weet van de “bekrompen” opvattingen van het jodendom en hun beroerde positie. Hij raakt onder de indruk. Een sterk argument van de joodse wijze: christendom en islam beroepen zich op het de andere wang toekeren en op deemoed, maar alleen het jodendom handelt ernaar! Dan werpt de koning scherp tegen: “Jullie zijn deemoedig omdat je geen macht hebt. Had je de macht dan zou je die óók gebruiken”. Als een Nietzsche ontmaskert de Kazarenkoning deemoed, naastenliefde en ethiek die louter uit onmacht voortkomen. De actuele relevantie is evident: nu het jodendom met de staat Israel de politieke arena heeft betreden, staat het voor de lastige taak om macht en roeping te verenigen. Het ‘privilege’ slachtoffer te zijn en zo een soort van moreel geweten voor de mensheid te vormen maakt plaats voor het besef zelf gecorrumpeerd te worden, omdat politiek altijd corrumpeert. De politieke besluiten van Israel zijn moeilijk bespreekbaar in kerkelijke en joodse kring in Nederland. Ligt de reden daarvoor niet precies in het antwoord van de Kazaar? Tegelijkertijd de morele zuiverheid van het slachtoffer willen bezitten én met beide handen in het politieke machtsspel verwikkeld zijn, dat gaat niet samen. Zo relevant is de Kuzari. Maar voor het overige hamert Halevi zijn eigen gelijk erdoor, zijn blik op de ander is als een spiegel waarin hij vooral zichzelf wil zien.


Het interieur van de grote Moskee van Cordoba, de Mezquita, nu in gebruik als kathedraal. In de architectuur zijn zowel de Moorse als de christelijke invloeden herkenbaar.

Judah Halevi schuift zelfs de filosoof Aristoteles terzijde: deze man beschikte niet over betrouwbare traditie. Hier grenst Halevi aan fundamentalisme: ervaring en eigen inzicht worden grondig gediskwalificeerd. Nog opzienbarender is Halevi’s stelling dat niet-joden geen profetie kunnen ontvangen. En dat terwijl dit geschrift in de context staat van de bekering van een heel volk tot het jodendom! Bijbel en rabbijnen kennen wel degelijk niet-joodse profeten, denk maar aan Bileam, om van zijn ezel nog maar te zwijgen. Hier moeten we tussen de regels door lezen: de christelijke optiek is dat juist de niet-joodse bijbelse figuren, Adam, Noach, Melchisedek, Abraham vóórdat hij was besneden, gestalte zijn van de ware christen. En de islam zegt: Abraham was een moslim, geen jood of christen. Halevi verdedigt zijn jodendom dus door feitelijk impliciet de andere twee deelname aan de heilsgeschiedenis te ontzeggen, al is hij met name door de sji’itische islam terdege beïnvloed. De christelijke opvatting dat God zich in allerlei buitenbijbelse bronnen openbaart (Sybillen!) betekende echter in Halevi’s tijd geen tolerantie ten opzichte van het jodendom. En ook zijn islamitische voorganger Ibn Hazm uit Cordoba (994-1064), een groot geleerde en verfijnd liefdespoëet, betoogt grimmig dat alle joodse en christelijke heilige schriften vervalst zijn en niet meer de ware openbaring bevatten. Natuurlijk komt het jodendom als kampioen bij Halevi uit de strijd en de rest van het boek wijdt hij aan een fascinerende uiteenzetting van heel het joodse leven. De nadruk ligt weinig op verbondenheid van verschillende religies; wel is er een grondige kennis van elkaar, op gepaste afstand. Ach, hoe diep gaat die verbondenheid in onze tijd eigenlijk? Hoe grondig die kennis van elkaars traditie? 

Zouden ze elkaar dan meer in de liefdespoëzie herkennen dan in de religie? Melancholiek dicht de oude Judah Halevi als hij in Egypte is, op weg naar het heilige land dat hij nooit zal bereiken:

Heerlijk is dit land om te zien,
Zijn velden vol welriekendheid,
Maar mooier dan dit alles is mij
Jou, slank lieftallig meisje.
Ach de tijd vervliedt te snel,
En doet me vergeten mijn lokken grijs.

En dan Ibn Hazm in zijn verrukkelijke tractaat over de liefde: De ring van de duif. Hij legt uit hoe je verliefd kan raken door zelfs maar de stem van iemand achter een muur te vernemen! En hoe geliefden de spanning tussen hen beiden kunnen opvoeren door juist koel tegen elkaar te zijn: omdat de buitenwereld niets mag merken, of ook omdat zij zelf een tijdelijke verwijdering zoeken om daarna des te hartstochtelijker elkaar te vinden. Ach, Andalusië! Wat een verfijning! Het is en blijft de gouden eeuw van Europa. Namen als Granada en Cordoba mogen blijven herinneren aan die tolerantie en beschaving. Of toch niet? De controverse over het Cordoba-centrum bij Ground Zero maakt wel duidelijk dat die herinnering razendsnel plaats maakt voor de beschuldiging van imperialisme.

Marcel Poorthuis

Dr. Marcel Poorthuis is Coördinator Relatie Jodendom Christendom aan de Faculteit Katholieke Theologie te Utrecht (Universiteit van Tilburg). Een verkorte versie van deze tekst is verschenen in VolZin van 11 juni 2010.

Judah Halevi, Kuzari, vertaling Rolf Post, gebonden, met leeslint, Mastix Press 2010, ISBN 978 90 809601 4 5. Prijs 34,90 euro.

Reacties

Hartelijk dank voor Uw blik in de literatuur uit voorbije tijden. Ik ben net bezig met een werkelijk prachtig boek van ene Milad Doueihi, met als titel Augustine&Spinoza, dat juist ook over onderwerpen gaat die U aansnijdt. De twee termen van Doueihi bedoelt als 'maatlatjes' zijn Electio (het al dan niet uitverkoren zijn) en genade of (mijn part) barmhartigheid. En nog een van harte gemeende tip, als U Uw blik richting Moors Spanje richt: van de Moorse filosoof Ibn Tufayl het boekje 'Hayy ibn Yaqzan' waarin diep verpakt in de zoveelste laag de geoefende lezer zou kunnen halen dat bijzonder intelligente, moreel hoogstaande mensen de Goddelijke openbaring niet nodig hebben om tot de 'Opperste Waarheid' te komen. Dit 100 procent in lijn met wat Spinoza ongeveer 500 jaar later omschrijft als 'Amor Dei Intellectualis' in bijvoorbeeld zijn 'Ethica'. Groet,
Hans Spruijt - Dordrecht


Ik dacht dat 'schaakmat' uit het Hebreeuws kwam. 'sjach' van 'sjacha'/'hisjtachawa' = zich buigen; De "sjach" = koning, iemand waarvoor je je moet buigen. Principe van het schaakspel Esther 3:2, "En al de knechten des konings, die in de poort des konings waren, neigden en bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; maar Mordechai neigde zich niet, en boog zich niet neder, 'w'lo jisjstachawè'." - 'mat' van stam 'moet' = wankelen (dus niet van 'mawet' = dood). Bijv. Deuteronomium 32:35, "Mijn is de wraak en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, en de dingen, die hun zullen gebeuren, haasten."
Geert van den Bos - Enschede



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Christendom en Jodendom" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol