‘En wat moeten wij nu, zonder barbaren’  
Home > Thema's > Religies en levensbeschouwingen > Christendom en Islam > ‘En wat moeten wij nu, zonder barbaren’
Erika Meijers
11/1/13

 

‘En wat moeten wij nu, zonder barbaren’
De nieuwe onverdraagzaamheid bij links

Moslims onderwerpen zich, christenen klampen zich vast aan dogma’s, Europeanen zijn beschaafd, vrouwen houden van macho’s met geld en zwarten zijn muzikaal en seksbelust. Beeldvorming over ‘anderen’, mensen van een andere cultuur, religie, sekse en/of kleur dan de heersende groep, is een terugkerend thema in de geschiedenis van de moderniteit. Vaak wordt er een tegenstelling geconstrueerd tussen het zelf en de ander, de ander vormt zo het negatief van ons positieve zelfbeeld. De woeste Turk tegenover de beschaafde Europeaan, bijvoorbeeld. In Van Harem tot Fitna, waarmee ik de auteurs van harte feliciteer, passeren heel wat van dergelijke generalisaties, gestileerde beelden van moslims, de revue.

De betekenis van stereotype beelden voor ons zelfbeeld, onze identiteit, is door de Griekse dichter Kavafis treffend verwoord in zijn gedicht Wachtend op de barbaren. Na een lange dag wachten, blijken de barbaren niet te komen, want er zijn geen barbaren meer. Dat leidt tot algemene verslagenheid: “En wat moeten wij nu, zonder barbaren”, aldus de stedelingen in dit gedicht, “Die mensen waren tenminste een uitweg.”

Barbaren vormen nog steeds een uitweg voor onze eigen frustraties, ongewenste en verboden gevoelens. Dat was en is zo bij gelovigen, bij populisten en dat is zo bij links. Het komende half uur zal ik u eerst herinneren aan het debat rondom de Zuid-Afrikaanse apartheid; daarna ga ik in op de beelden die links heeft van de islam en van religie in het algemeen, om uiteindelijk op zoek te gaan naar een uitweg zonder barbaren.

I   Beschaving en barbarij

Er zijn opvallende parallen in de beeldvorming van moslims en zwarten, die beide vanuit de Westerse wereld de rol van barbaar toebedeeld hebben gekregen.

In hun boek halen Poorthuis en Salemink talloze bronnen aan die de moslim neerzet als primitief en achterlijk, wreed, gewelddadig, maar ook zinnelijk en geheimzinnig. Het wezen van ‘de zwarte’ is nogal eens in vrijwel identieke bewoordingen beschreven: ook hij is primitief en heidens, gebruikt gemakkelijk geweld, is vrolijk maar lui, en beschikt over een groot libido – waarmee hij ‘onze’ blanke dochters bedreigt.

In de twintigste eeuw werden deze beelden door de verdedigers van de apartheid gerecycled en enigszins aangepast, waarna de zwarte het nog onderontwikkelde, onschuldige kind werd en de blanke zijn (strenge) opvoeder. De christelijke beschaving – een term die ook in Van Harem tot Fitna een hoofdrol speelt – zou ten onder gaan wanneer we deze ‘wilden’ zomaar tot de blanke wereld toelieten. Overigens zijn de barbaren niet perse wreed en slecht, ze kunnen ook onschuldig en mooi zijn – als ze maar anders zijn dan wijzelf, iets om van te gruwen of over te fantaseren, en liefst tegelijkertijd. Van de Indianen bijvoorbeeld, circuleert vooral het beeld van de ‘goede wilde’. Ton Lemaire heeft het beschreven in zijn boek De Indiaan in ons bewustzijn. Die titel geeft al aan dat beelden van de ‘anderen’ vooral in ons eigen hoofd bestaan en vaak weinig van doen hebben met de werkelijkheid daarbuiten.

In de jaren zestig van de twintigste eeuw brokkelden de koloniale beelden af en werden ze vervangen door andere, en ook hier is weer sprake van een parallel tussen zwarten en moslims. In beide gevallen speelden de Wereldraad van Kerken, het Tweede Vaticaans Concilie en mensen uit missie en zending een belangrijke rol – wat betreft beelden van zwarten moeten we daar ook nog de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King aan toevoegen.

Voor het eerst kwamen er via het nieuwe apparaat televisie beelden binnen van zwarten als leiders die de taal van het Westen spraken: ze vroegen om vrijheid en gelijke behandeling. Er vonden ontmoetingen plaats met zwarte leiders uit Afrika. Dergelijke ontmoetingen hebben steeds weer een cruciale rol gespeeld bij het doorbreken van stereotype beelden. Zwarten bleken meer op ons te lijken dan we dachten; het ideaal van eenheid en gelijkheid kwam op de voorgrond te staan en daarmee kwam de tegenstelling beschaving/barbarij onder kritiek. Zo veranderde het beeld van moslims en zwarten mee met de paradigmawisseling in het Westen. Apartheid werd niet langer benaderd als een vraagstuk van culturele pluraliteit, maar als een probleem van gelijkheid en gerechtigheid. Hierdoor werd zichtbaar dat de zogenaamde gescheiden ontwikkeling – de Zuid-Afrikaanse term voor apartheid – in feite een hiërarchische constructie was, die blanken boven zwarten plaatste. En door de repressie die de blanken uitoefenden, werd de vraag steeds urgenter: wie is hier nu eigenlijk de barbaar?

Het bekende boek van de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee, Waiting for the Barbarians (1980) gaat precies over deze dialectiek tussen de beschaafden en hun barbaarse tegenbeelden. Het leest als de uitwerking van het gedicht van Kafavis voor Zuid-Afrika. De beschaafden (hier de blanken) zijn dermate bang voor het zelfgemaakte beeld van de woeste barbaar (de zwarten), dat ze ten strijde trekken tegen de barbaren en deze gevangennemen en mishandelen. De hoofdpersoon, een oude blanke magistraat, komt na een lange worsteling tot de conclusie dat zijn eigen zogenaamde beschaafde volk in feite barbaars is en dat de zogenaamde barbaren in hun menselijkheid de beschaving vertegenwoordigen. Hij sluit zich bij hen aan. En ook in de anti-apartheidbeweging verwisselde in deze jaren de barbaar van kleur en positie: van een zwarte heiden werd hij een witte christelijke Afrikaner.

Tegenwoordig zien we in het populisme weer een terugkeer naar het discours van culturele en religieuze verschillen, waarbij begrippen als vrijheid en gelijkheid steeds meer exclusief aan de heersende, verlichte cultuur worden toegedicht en de andere culturen en religies als achterlijk worden gekenmerkt. Het concept van de Clash of Civilizations wordt ingezet tegen het gevreesde verval van een machtig continent, op een manier die sterk doet denken aan de scheiding tussen wit en zwart die de blanke Zuid-Afrikanen inzetten om de ineenstorting van hun koloniale wereld tegen te houden en de grote moderne wereld buiten. En ook dit keer horen er weer ‘barbaren’ bij, ze hebben nu de gestalte van moslimterroristen en fundamentalisten. Huntingtons beeld is een gerecycled beeld. Anders dan bij apartheid is er geen sprake van een raciaal vertoog, maar zijn de aangevoerde argumenten en beelden cultureel en religieus. Desondanks wordt ook nu vaak gesproken over ‘het wezen’ van de islam. Cultuur wordt niet beschouwd als een verschijnsel dat door de tijd heen verandert en evolueert, maar beschikt over een eeuwige en onveranderlijke kern. Het populisme grijpt, op een moment dat het de eigen nationale identiteit bedreigd ziet, terug op een oud vertrouwd koloniaal jargon uit de tijd dat ‘wij’ nog heersten over de wereld. Het past dan ook goed in dit beeld om linkse en progressieve partijen als fellow travellers van de vijand, in dit geval de islam, af te beelden, zoals Wilders doet. Vanuit deze hoek kwam immers in de twintigste eeuw de kritiek op dit koloniale wereldbeeld. Op de vraag of links deze eretitel ook met recht mag dragen, kom ik straks terug.

Eerst wil ik nog wijzen op een ander terrein van beeldenstrijd uit de tijd van apartheid, namelijk die over het beeld van God.

Apartheid herinnert ons aan een lelijk gezicht van religie, namelijk tirannie uit naam van de allerhoogste. Het is een belangrijke reden waarom links van oudsher een probleem heeft met religie.

Apartheid was het systeem dat economische uitbuiting, politieke uitsluiting en psychische vernedering rechtvaardigde met de bijbel in de hand. Hier is religie, in dit geval christelijke religie, geworden tot het hulpje van tirannen. Religies hebben deze rol vaker gespeeld en er is dus reden om hen met de nodige achterdocht tegemoet te treden, of het nu om het christendom, de islam of een andere religie gaat. De kritische vraag, wie er profiteert van bepaalde religieuze uitlatingen, is een terechte vraag. De God van apartheid was duidelijk een blanke God, die blanke belangen verdedigde. Zwarte christenen kwamen hiertegen in opstand en kregen uiteindelijk vrijwel alle gezaghebbende christelijke organen – de orthodoxie dus – achter zich: de religieuze rechtvaardiging van apartheid werd als ketterij verworpen en de gelijkheid van zwart en wit werd gefundeerd in de schepping van de mens naar Gods Beeld en Gelijkenis en in de verzoeningsleer. Wie de apartheid verdedigde als een door God gewild systeem, werd door de christelijke gemeenschap niet meer als christen geaccepteerd, totdat hij teruggekomen was van deze dwaling.

Je kunt dus zeggen dat religie een Januskop heeft: een lelijk en een mooi gezicht. Voor links is dat tegenwoordig steeds meer een reden om afstand te nemen van religie. In de strijd tegen apartheid werkten kerkelijken en seculieren nog samen: men vond elkaar in het ideaal van eenheid en gelijkheid. Maar tot verbijstering van sommigen progressieven werd dit eenheidsideaal door sommige zwarte activisten en theologen als een wit ideaal bekritiseerd. Er bleef, ook op ander vlak, sprake van gedrag bij de zwarte bondgenoot, dat men niet begreep en soms zelfs afwees. De zwarte was dan weliswaar geen ‘barbaar’ meer, hij en zij bleef toch ‘een ander’.  

Samenvattend: het verhaal van apartheid en de strijd daartegen onderstreept nog eens de behoefte aan barbaren ter versterking van onze eigen identiteit. Door de duistere en raadselachtige kanten van onszelf in anderen te projecteren kunnen we ons ervan ontdoen, en wordt ons zelfbeeld helder. Daartoe vergroten we verschillen uit tot karikaturen. Dit proces speelt links ook parten in de omgang met religie.

II    Linkse beelden van religie 

Links – en ik versta daaronder de partijen en hun sympathisanten die zichzelf in een linkse traditie plaatsen, namelijk PvdA, GroenLinks en SP – links worstelt met haar houding tegenover de islam. De situatie is nogal anders dan ten tijde van apartheid. Linkse partijen, afgezien misschien van de SP, zijn zich na de val van de Berlijnse muur steeds meer gaan identificeren met de Westerse wereld en zijn internationale organen, zoals EU, VN en de NAVO. Hun kritische positie ten opzichte van het Westen is daardoor gecompliceerder geworden en dat geldt ook voor de houding ten opzichte van de nieuwe ‘vijanden’ van het Westen. Anders dan ten tijde van de strijd tegen apartheid kan men zich nu niet met het verzet tegen de Westerse hegemonie identificeren. Voor groeperingen als de moslimbroederschap kan men niet dezelfde sympathie opbrengen als destijds voor het ANC. Het ligt allemaal ingewikkeld en dat heeft ook zijn weerslag op de visie op moslims in eigen land.

Ook de situatie met betrekking tot religie is veranderd. Met de komst van islamitische en christelijke immigranten en met de toename van allerlei geïndividualiseerde vormen van religie, bleek de oude secularisatiethese niet langer houdbaar. Religie is ook in de moderne wereld geen uitstervend verschijnsel, maar alive and kicking.

In deze context blijken linkse seculiere politici en intellectuelen vatbaar voor de oude beelden van de redelijke moderne mens tegenover de irrationele, achterlijke gelovige, die men op zijn best met een meewarige blik bekijkt en op zijn slechtst regelrecht wantrouwt.

Ik ga hier nader op in aan de hand van twee vragen, die door het onderzoek van Salemink en Poorthuis worden opgeworpen. Ten eerste: is links inderdaad de fellow traveller van de islam, zoals Wilders betoogt? En ten tweede: Heeft links dan ook een visie op de publieke rol van de islam, of meer in het algemeen op de rol van religie? 

1.      Is links de fellow traveller van de islam?

Omwille van de tijd zal ik me beperken tot uitingen van de linkse partij die ik het beste ken: GroenLinks. Van Harem tot Fitna geeft ruimschoots informatie over de andere linkse partijen.

Vanuit rechtstatelijk perspectief kan je zeker beweren dat links de fellow-traveller van de islam is. Femke Halsema en Jolande Sap hebben beide steeds benadrukt dat GroenLinks de vrijheid van godsdienst verdedigt. De partij komt op voor de emancipatie van minderheden en migranten, ze stelt discriminatie op de arbeidsmarkt aan de kaak en verdedigt doorgaans ook de vrijheid van onderwijs, al ligt dat wat moeilijker in sommige delen van de partij. Als het gaat om spanning tussen grondrechten, zoals tussen de vrijheid van godsdienst en het recht op gelijke behandeling van bijvoorbeeld homo’s en lesbiënnes, wordt doorgaans een pragmatische oplossing gezocht. De laatste tijd wordt echter een tendens zichtbaar van minder tolerantie tegenover die godsdienstvrijheid, zoals deze week bleek toen GroenLinks een motie indiende om een einde te maken aan het de huidige beleid van tolerantie tegenover ambtenaren die vanwege gewetensbezwaren weigeren homostellen te trouwen, en eerder dit jaar toen de Tweede Kamerfractie van GroenLinks een amendement indiende bij het verbod op onverdoofd ritueel slachten en vervolgens voor dit verbod stemde. In het debat rondom dit wetsvoorstel werden moslims en joden vanwege hun slachtmethoden als barbaren afgeschilderd.

Hier lijkt de rechtstatelijke erkenning van de godsdienstvrijheid worden doorsneden door een hardnekkig beeld van religie als reactionair en antimodern. Begrippen als orthodoxie, traditionele godsdienst, openbaringsgodsdienst en fundamentalisme worden door elkaar gebruikt. Voor een groeiend aantal seculieren, links en rechts, erudiet of laagopgeleid, is het allemaal één pot nat. De gelovige krijgt een aantal kenmerken toebedeeld die dicht in de buurt komen van het beeld van de klassieke barbaar, de tegenspeler van de moderne mens: de gelovige is primitief en irrationeel, staat op gespannen voet met moderniteit, of preciezer geformuleerd, met de democratie, en is in zijn extreme vorm van fundamentalistische terrorist, ook gewelddadig en wreed. In zijn boek Religie als Opium van het volk uit 2008 van Dick Pels, de directeur van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks, wordt religie als volgt getypeerd:

De overgave aan Gods wil, onderwerping aan Zijn objectieve waarheid, gehoorzaamheid aan wat gegeven en geschapen is: dat zijn voor vrijzinnige democraten de voornaamste stenen des aanstoots in alle traditionele godsdiensten. Religie leidt gemakkelijk tot het inleveren van de individuele keuzevrijheid en zelfbeschikking, en dus tot passiviteit, determinisme en fatalisme…Zij (de gelovigen) zien alles in de hand van God, de terechte straf van God of de goedheid van Gods genade, omdat zij niet bij machte zijn het leven in eigen hand te nemen.” (Pels 2008, 14)

Daartegenover staat dan de linkse vrijzinnigheid, die democratisch, tolerant en ruimdenkend is. Pels merkt hierover het volgende op:

“Onze vrijzinnige cultuur is superieur aan andere culturen, juist omdat wij níet pretenderen de morele waarheid in pacht te hebben. Daardoor staan wij meer open voor vreemde denkbeelden en culturen, kunnen wij ons beter verplaatsen in andermans standpunten, en is als gevolg daarvan ons leer- en innovatievermogen groter.”

Het gegeneraliseerde beeld van religie als fundamentalisch, die de waarheid meent te hebben, dient als contrast dat de eigen vrijzinnigheid scherper omlijnt. Het is als het ware de donkere achtergrond die men nodig heeft om te kunnen schitteren. Maar op het moment dat het gelijk van de vrijzinnigheid wordt verkondigd, treedt de dialectiek tussen beschaving en barbarij in werking: door de eigen vrijzinnige identiteit als superieure norm te stellen tegenover een conservatieve religie, wordt de tolerante vrijzinnigheid zelf weer autoritair. De geconstrueerde tegenstelling komt als een boemerang terug: de vrijzinnigheid verraadt trekken van zijn tegenspeler, de antitolerante religie.

Links mag dan misschien de fellow traveller van de islam genoemd worden als het om sociaal-economische en rechtstatelijke zaken gaat, maar dat gaat niet op wat betreft religieuze vragen. Op dat terrein construeert men een beeld, waar religie alles vertegenwoordigt wat men zelf toch vooral niet wil zijn. Ook voor links geldt Kafavis dichtregel: Wat moeten wij zonder barbaren? Die mensen waren tenminste een uitweg?

Wat heeft dit voor gevolgen voor de linkse visie op de publieke rol van de islam, of meer in het algemeen op de rol van religie? 

De vrijzinnige islam en vrijzinnige religie in het algemeen, kunnen wat betreft GroenLinks probleemloos meedoen in het publieke debat, sterker nog, de liberale islam wordt steeds weer opgeroepen om zijn stem te laten horen. De gedachte van de laïcité wordt doorgaans afgewezen: ook buiten de privévertrekken mag het geloof een rol spelen, zolang men die maar kan relativeren. Wel beschouwt men religie in de eerste plaats als een zaak van het individu.

Dat heeft te maken met het feit dat GroenLinks in de loop der tijd steeds meer accent is gaan leggen op de individuele vrijheid. Emancipatie wordt toenemend gezien als de mogelijkheid van het individu om zich volledig te kunnen ontplooien en steeds minder als een groepsaangelegenheid. Ook de godsdienstvrijheid is door Femke Halsema steeds als een individueel recht geïnterpreteerd. De publieke rol van geloofsgemeenschappen is voor GroenLinks dubbel problematisch, vanwege zowel een kritische houding tegenover gemeenschappen als tegenover religie.

Voorlopig wordt nog vastgehouden aan het bieden van ruimte, ook voor orthodoxe religie, al hebben we de laatste tijd dus al twee voorbeelden gezien waar dierenwelzijn en homowelzijn door alle seculiere partijen boven het welzijn van orthodoxe gelovigen werd gesteld. Het negatieve beeld van religie lijkt steeds meer aan kracht te winnen, wat links de rechtvaardiging geeft om er agressiever tegen op te treden.

Kortom, ook GroenLinks blijkt vatbaar voor de verleiding om een karikaturaal beeld te scheppen van anderen, om vervolgens de eigen identiteit boven die van anderen te plaatsen. Kan het anders? Hoe zou het zijn om te leven zonder barbaren…

III    Leven zonder barbaren 

In de politiek draait het allemaal om beeldvorming. Framing (Amerikaanse linguist George Lakoff) wordt dat tegenwoordig genoemd. Daarbij gaat het erom dat je in een scherp gekozen beeld of metafoor je eigen gedachtegoed weet weer te geven. Als het beeld sterk is, zullen ook je politieke tegenstanders het overnemen en zo ongemerkt in jouw termen over een vraagstuk gaan denken. In de politieke wereld, waar het gaat om jezelf profileren in de media en scoren in het debat, zijn beelden uiterst effectvol. De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco noemt deze werkwijze een kenmerk van het nieuwe barbarisme. Ook hij speelt het spel van de dialectiek van beschaving en barbarij, wanneer hij beweert dat de barbaar van vandaag diegene is die voortdurend in de versnelling leeft, als een vis aan het oppervlak flitst, altijd in beweging, altijd onrustig, zonder ooit ergens aan te komen.

In een dergelijke setting is het ontmaskeren van karikaturen en generalisaties een stuk lastiger, want wie neemt nog de tijd het moeizame en tijdrovende proces aan te gaan, om een ander werkelijk te leren kennen?

Het is in een dergelijk barbaars politiek klimaat dat het populistische beeld of frame van de onverdraagzame en zelfs tot geweld neigende gelovige ook bij links weer wortel heeft geschoten, natuurlijk omdat het enerzijds een oud links beeld van religie als opium van het volk weet te recyclen en anderzijds het beeld van religie als hulpje van wrede machthebbers activeert. De barbaren, dit keer moslims en andere religieuze fanaten, zijn weer onder ons. Is het mogelijk een frame te ontwerpen dat uitgaat van een leven zonder barbaren? Dat lijkt me alleen mogelijk wanneer we ons voortdurend bewust zijn van deze diep ingesleten behoefte om onze eigen negatieve gedachten op anderen te projecteren, en bereid zijn ons te laten corrigeren en kritiseren. Een leven zonder barbaren betekent een leven met anderen, die niet zijn zoals wij, maar evenmin ons tegenbeeld zijn. Het wordt allemaal een stuk minder spectaculair en het vraagt veel inspanning. 

Wat betreft religie betekent dit dat links, in plaats van steeds één kant van de Januskop religie naar voren te draaien, beide gezichten moet leren kennen. Voor een partij als GroenLinks zou het niet al te moeilijk moeten zijn zich te herinneren dat veel emancipatiebewegingen religieuze oorsprongen kennen. De strijd tegen racisme begon met de spirituals van de zwarte slaven en de vlammende redes van de black preachers, en, om dichterbij huis te blijven, de vredesbeweging en de derde wereldbeweging, de beweging tegen de armoede; ze begonnen allemaal doordat priesters en dominees hun stem verhieven. En vaak was dat een kritische stem, zowel tegenover de samenleving als tegenover hun eigen religieuze traditie. Als goede bijbellezers waren deze geëngageerde gelovigen opgevoed met religiekritiek. Goden, religieuze autoriteiten en ook het volk Israël zelf, worden in de bijbel voortdurend onder kritiek gesteld. Steeds gaat het daarbij om ruimte maken waar geen ruimte is, met andere woorden, om bevrijding. Natuurlijk is er ook sprake van de corrumperende werking van macht. Maar steeds komt ook de andere impuls weer naar boven. Zowel de bijbel als de geschiedenis is vol van voorbeelden van kritiek op machtsmisbruik door gelovigen en inzet voor bevrijding. Apartheid werd verdedigd uit naam van het geloof, maar ook bestreden vanuit het geloof.

Er is dus ook binnen religies zelf voortdurend sprake van debat, over de interpretatie en toepassing van de heilige teksten. Net als in de politiek kan dit debat ook leiden tot actieve strijd en soms zelfs ontaarden in een oorlog. En zoals bij elk debat vraagt het kennis van zaken om hieraan een zinnige bijdrage te leveren. 

Het religieuze debat door de eeuwen heen heeft binnen de meeste tradities geleid tot een brede consensus over de belangrijkste uitgangspunten en grenzen van het geloof. Dat noemen we de orthodoxie. Orthodoxie is de definitie van of de zoektocht naar de rechte leer. Het vertegenwoordigt de brede stroom van een traditie, die sinds eeuwen probeert datgene wat in een bepaalde religie voor waar wordt gehouden, in dogma’s te formuleren. Neem bijvoorbeeld het dogma over de verhouding tussen de goddelijke en menselijke natuur van Jezus. Het concilie van Chalcedon omschreef die natuur in 451 na Christus ondermeer als ‘onvermengd en ongescheiden’. Dit is een uiterst scherpzinnig compromis tussen verschillende stromingen in de toenmalige kerk en kwam na jaren en jarenlange discussies tot stand. Wie beweert dat de orthodoxie wringt met de democratie, moet terug naar school.  Met meer recht kun je zeggen dat democraten nog wel iets van de orthodoxie zouden kunnen leren. Daar komt nog een andere punt bij. De oorsprong van de dogmatiek is de doxologie, de lofzang op God. Dogma’s kun je dus ook opvatten als poëtisch gestamelde lofzangen, die van een andere orde zijn dan positivistisch opgevatte, absolute waarheden. In de oosterse orthodoxie staat deze interpretatie nog altijd voorop, hier gaat het gebed en de liturgie vooraf aan elke leer. Wie beweert dat dogma’s vaststaande, eeuwige waarheden zijn, kiest in feite voor een fundamentalistische interpretatie van religie.

Fundamentalisme is namelijk is heel anders dan orthodoxie, waarmee ze voortdurend wordt verward, of liever gezegd, waaraan ze steeds vaker wordt gelijkgesteld.

Fundamentalisme is een vrij recente interpretatie van het geloof. Het is een Amerikaanse beweging uit de twintigste eeuw, die is ontstaan uit het verlangen om terug te keren naar de fundamenten en vervolgens zijn naam heeft gegeven aan een algemeen verschijnsel. Op grond van een zogenaamde letterlijke lezing van de bijbel, bepaalt men de houding in de samenleving. Het fundamentalisme houdt zijn eigen interpretatie voor de enige interpretatie. Er is geen sprake van een discussie tussen teksten, geleerden en andere lezers, maar slechts van één waarheid. De fundamenten waar men zich op beroept, zijn vaak zelf gekozen onderdelen, teksten uit het geheel van de schrift en de traditie. Eén bijbel- of Korantekst wordt maatgevend, absoluut. Het fundamentalisme neemt één deel en houdt dat voor het geheel. Precies eigenlijk zoals het populisme doet: Al Kaïda wordt gelijkgesteld aan de hele islam. Dat kleine deel zou het wezen bevatten: een eeuwige en onveranderlijke kern. En ook binnen links bestaat deze neiging: het fundamentalistisch deel van religie wordt gelijk gesteld aan religie als geheel. In plaats van te kiezen voor een orthodoxe en vrijzinnige omgang met religie – die beter zou passen bij links – kiest men bovendien voor een conservatieve, zelfs fundamentalistische religieopvatting en ziet die als maatgevend voor alle religieuze uitingen.

Fundamentalisme bestaat dus helaas niet alleen in religies, maar is een neiging die inherent is aan alle menselijke uitingen. Het maken van generalisaties, gestileerde beelden van anderen die onze eigen identiteit moeten verhelderen, is breed verspreid.

De beste manier om dergelijke generalisaties en karikaturen te bestrijden en de productie van barbaren te stoppen, is door je te verdiepen in de motieven en achtergronden van de mensen van vlees en bloed waarmee je te maken hebt. Zoals de beelden over zwarten veranderden door ontmoetingen met Afrikaanse leiders en Amerikaanse activisten, zo zou links voortdurend het gesprek moeten zoeken met moslims, christenen en allerlei andersdenkenden. Het is dan ook verheugend dat de Eerste Kamerfractie van GroenLinks, om haar standpunt ten aanzien van ritueel slachten te bepalen, verschillende bijeenkomsten heeft belegd met vertegenwoordigers van Joden en moslims.

Daarnaast moet elk beeld, juist omdat het zo dwingend is en zo gemakkelijk wordt overgenomen, kritisch worden geanalyseerd. De identiteit van Marokkaanse, Turkse en andere minderheden wordt maar zeer ten dele door religie bepaald, onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat ook deze groepen in toenemende mate seculariseren. In plaats van mee te gaan in de populistische definitie van de werkelijkheid in religieuze termen, zou links er daarom goed aan doen weer als vanouds te hameren op de sociaal-economische werkelijkheid. Juist wie een vrijzinnige visie op de samenleving wil bevorderen, moet ermee ophouden alle minderheden uit de islamitische wereld als moslims aan te duiden, en dan bovendien nog op één bepaald, gekleurd beeld van de islam. Nederlandse moslims worden door een negatief beeld van de islam vastgepind op een bepaalde, vermeend conservatieve identiteit. Als gevolg hiervan zetten zij de hakken in het zand en zullen het door links zo graag gewilde debat over dier-, homo- en vrouwonvriendelijke tendensen in hun geloof niet snel aangaan. Breng beelden en verhalen de wereld in die het gestolde beeld van de moslim nuanceren, niet door de kanten van de islam waar men het bij links moeilijk heeft uit de weg te gaan, maar door hen te accepteren in hun anderszijn.

Er kan natuurlijk nog meer gezegd worden over een weg naar een leven zonder barbaren. Ik wil tot slot alleen nog wijzen op de traditie van het beeldverbod, dat bekend is in zowel jodendom, christendom als islam. De laatste tijd komt dit verbod alleen in het nieuws als er weer een cartoon is gemaakt die mensen de gordijnen in heeft gejaagd.

Maar er is ook een positieve interpretatie mogelijk.

Een visie op religie in een pluralistische samenleving zou zich door dit beeldverbod kunnen laten inspireren om zich te verzetten tegen gestolde en gestileerde beelden van anderen. Met het gebod om geen beeld van een ander te maken, doorbreekt het beeldverbod generalisaties en de neiging tot projecteren. Je kunt het lezen als een oproep om ook de donkere kanten van het bestaan bij jezelf te houden en er de anderen niet mee te belasten. Kritiek op barbaren van allerlei soort en makelij zou dan in de eerste plaats zelfkritiek behelzen. Daarnaast is het beeldverbod een pleidooi om op te komen voor het recht van alle mensen om een geheim te hebben, om onbegrijpelijk en raadselachtig te zijn. Er zijn geen definitieve beelden mogelijk, nog van de anderen, nog van onszelf. Het discours van eenheid kan ontsporen in de annexatie van anderen, het vertoog van pluraliteit kan ontaarden in de schending van mensenrechten. Het wezen van geen enkele cultuur of religie ligt vast. Zelfs fundamentalisten veranderen van mening, al zullen ze dat zelf misschien niet zo snel toegeven. De werkelijkheid en wij daarin, zijn voortdurend in beweging, schommelend tussen breuk en continuïteit.

Het beeldverbod zou dus kunnen leiden tot een andere visie op wat identiteit is: geen eeuwige kern, noch een herhaling van het verleden, maar een visioen voor de toekomst. Wie het lukt om mensen niet te vast pinnen op dat wat achter hen ligt, maar hen mee te nemen naar een nieuwe wereld waarin een plek voor hen is, die lukt het misschien te leven zonder barbaren.

Erica Meijers

Erica Meijers is theoloog en hoofdredacteur van De Helling, een kwartaalblad over politiek en cultuur dat wordt uitgegeven door Bureau de Helling, het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. In 2008 promoveerde Meijers op een onderzoek naar het Nederlandse debat over apartheid, onder de titel Blanke broeders, zwarte vreemden, Uitgeverij Verloren, Hilversum.

Bovenstaande tekst is de lezing die zij heeft uitgesproken op 18 november 2011 in Utrecht, tijdens een symposium over beeldvorming over de islam n.a.v. publicatie Th. Salemink, M. Poorthuis, Van Harem tot Fitna. Beeldvorming van de islam in Nederland 1848-2010, Valkhof pers 2011.

 


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Christendom en Islam" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol