Triomfalisme of dienstbaarheid
Het Zuid-Afrikaanse katholieke weekblad The Southern Cross publiceerde onlangs een foto van de Amerikaanse bisschop Slattery, gekleed in magna cappa, (het rode (paarse/red) bisschopsgewaad met een meterslange sleep dat symbool staat voor de zogeheten tridentijnse mis). Ik vind een dergelijk vertoon van triomfalisme binnen een kerk die verscheurd is door het schandaal van het seksueel misbruik, hoogst ongepast. Wat we op die foto zien, draagt de kenmerken van een middeleeuwse hofhouding en niet van het nederige, dienstbare leiderschap dat Jezus ons voorhield. Dit is ook symbolisch voor wat er in de kerk gebeurt, vooral sinds paus Johannes Paulus II bisschop van Rome werd: het streven naar restauratie. Dit streven houdt de zorgvuldig geplande ontmanteling van de theologie en kerkvisie van het Tweede Vaticaanse Concilie in. ‘Rome’ poogt door centralisatie van de macht de kerk steeds meer in zijn greep te krijgen en maakt daartoe gebruik van een netwerk van Vaticaanse congregaties, die worden geleid door kardinalen die strikt willen vasthouden aan wat zij als orthodox beschouwen. Wie zich daarin niet schikt, krijgt te maken met censuur en straf, zie de theologen die verboden wordt op katholieke faculteiten te doceren.
Eens te meer reden om nog eens dit belangrijke punt naar voren te brengen: Vaticanum II was een oecumenisch concilie, dat wil zeggen een plechtige uitoefening van het magisterium (leergezag) van de kerk door het college van bisschoppen samen met de bisschop van Rome. De visie van het Concilie is daarom bindend voor iedereen in de kerk, van de paus tot en met een landarbeider in Honduras.
Sinds dit concilie heeft het magisterium niet meer met eenzelfde gewicht gesproken. In plaats daarvan kwam er een hele reeks decreten, verklaringen en besluiten waaraan katholieken zich van harte zouden moeten onderwerpen. In werkelijkheid gaat het hier simpelweg om de theologische en pastorale interpretaties en opinies van de kerkelijke machthebbers. Over het verplichte celibaat voor priesters en de openstelling van het ambt voor vrouwen bijvoorbeeld mag zelfs niet meer worden gepraat.
Toen ik in de jaren tachtig internationaal werkzaam was vanuit het hoofdkwartier van mijn congregatie in Rome, was een van mijn taken te bevorderen dat de redemptoristen in Europa een jongerenpastoraat ontwikkelden. Veel jongvolwassenen in Europa zijn immers vervreemd geraakt van de kerk. Ik kreeg contact met honderden oprechte en zoekende jonge katholieken. Zij hadden volop oog voor onrecht, armoede en ellende in de wereld en waren zich bewust van het structurele onrecht van de heersende politieke en economische systemen. Zij ervoeren dat de ‘officiële kerk’ niet alleen geen voeling had met de werkelijkheid, maar zelfs het streven van denkende en bewuste katholieken tegenwerkte die op zoek waren naar een nieuwe ervaring van kerk zijn. Zij wilden een kerk die iets zinnigs te zeggen had in de zeer uitdagende wereld van die tijd. Heel velen van hen hebben sindsdien de kerk verlaten.
Restauratief model
Aan de andere kant moet ik erkennen dat veel katholieken, jong en oud, priesters en religieuzen in de hele wereld het huidige restauratieve model van de kerk nastreven en waarderen. Het geeft hen een veilig gevoel te horen bij een instituut dat duidelijke richtlijnen geeft voor het dagelijkse leven en zegt wat waarheid is en wat moreel juist of fout is. Deze mensen hebben behoefte aan een sterke gezagsstructuur die uitsluitsel geeft over alle mogelijke kwesties. Die structuur kennen ze een goddelijke oorsprong toe.
Ik kan moeilijk uit de voeten met de groei van conservatieve kerkelijke groepen en organisaties in de afgelopen veertig jaar. Met een kerk die in zichzelf gekeerd is, die bang is vóór, zo niet lijnrecht staat tegenover een seculiere wereld met, volgens hen, alle gevaar van relativisme ten aanzien van de waarheid en moraliteit (paus Benedictus XVI heeft het daar vaak over). Een kerk die de indruk geeft in haar schulp te kruipen en te vertrouwen op een sterk centraal gezag om de eenheid veilig te stellen door uniformiteit van geloof en handelen af te dwingen. De conservatieven zijn bang dat zonder toezicht en controle de kerkelijke eenheid verbroken zal worden. Daarom kunnen ze niet maar de geringste vrijheid in de besluitvorming toegestaan, zelfs niet wanneer die op onbelangrijke zaken betrekking heeft.
We hebben het over fundamenteel verschillende visies in de kerk. Waar vinden we nog grote theologische leiders en denkers zoals, ten tijde van het Concilie, kardinaal Joseph Frings van Keulen of kardinaal Bernard Jan Alfrink van Utrecht? En waar zijn de grote profetische bisschoppen met hun heldere getuigenis voor rechtvaardigheid, mensenrechten en een wereld van eerlijk delen, zoals aartsbisschop Oscar Romero in El Salvador, de kardinalen Paulo Evaristo Arns en Aloisio Lorscheider en de bisschoppen Dom Helder Camara en Pedro Casaldaliga in Brazilië? Wie in de wereld wil nu nog luisteren naar, laat staan zich uitgedaagd voelen door, de kerkelijke leiders? Ik denk dat het morele gezag van de kerkleiding nog nooit zo gering is geweest als nu. Daarom is het belangrijk dat kerkleiders, in plaats van hun macht, privileges en status te benadrukken, het beeld uitstralen van bescheiden, zoekende ambtsdragers die zich samen met hun mensen buigen over de complexe ethische en morele vragen van nu.
Sociale principes
Een van de werkelijk belangrijke bijdragen die de kerk aan de opbouw van een vreedzame en menswaardige wereld kan leveren en die past bij mensen die naar Gods beeld zijn geschapen, is de katholieke sociale leer. Daarin zijn de volgende sociale principes leidend: gemeenschappelijk welzijn, solidariteit, keuze voor de armen, het gemeenschappelijk bezit van rijkdommen, subsidiariteit, de waarde van de schepping en de gerichtheid op de mens. Deze principes zijn stuk voor stuk gebaseerd op waarden uit het Evangelie. Zij verschaffen ons richting bij de omgang met de complexe sociaal-economische, culturele en politieke werkelijkheid. Deze principes zouden de kerk in staat moeten stellen constructieve kritiek te leveren op alle politieke en economische systemen, in de eerste plaats vanuit het gezichtspunt van de armen en kwetsbaren.
Als de kerkleiding de vrijheid neemt zich kritisch uit te laten over sociaal, politiek en economisch beleid en beleidmakers of op regeringen, moet zij toestaan dat ook haar eigen beleid, haar interne leven en in het bijzonder haar procedures aan dezelfde kritische toets worden onderworpen. De democratische cultuur, gericht op de participatie van burgers en verantwoordingsplicht van politici, ondervindt steeds meer waardering, ondanks onvermijdelijke menselijke tekortkomingen. Als mensen van andere religies kijken naar de kerk, vragen ze zich af hoe de gewone kerkleden betrokken worden bij het beleid. Legt de kerkleiding verantwoording af en aan wie? Als de kerk en haar leiders de waarden van het Evangelie, de principes van haar sociale leer en besluitvorming in eigen kring (subsidiariteit) verkondigen, zullen zij ook zelf aan de hand van deze criteria beoordeeld moeten worden.
Ik heb zeventien jaar gewerkt bij de afdeling Rechtvaardigheid en Vrede van de Zuid-Afrikaanse bisschoppenconferentie. Na de omwenteling van 1994 kwamen wij als bisschoppen tot de ontdekking dat politieke bevrijding op zich weinig oplevert voor de armen, tenzij deze bevrijding voor hen uitmondt in economische ontvoogding. Wij besloten daarom economische rechtvaardigheid tot een fundamentele kwestie voor het nieuwe Zuid-Afrika uit te roepen. Na veel discussie publiceerden we in 1999 de pastorale verklaring ‘Economische rechtvaardigheid in Zuid-Afrika’. De nadruk ligt hierin op de economie en de principes van de katholieke sociale leer. Ik citeer:
“Het principe van subsidiariteit beschermt de rechten van individuen en groepen tegenover de machtigen, vooral de overheid. Het houdt in dat zaken die op een lager niveau beslist kunnen worden, niet op een hoger niveau beslist moeten worden. Het principe bevestigt ons recht en ons vermogen zelf te besluiten hoe we onze relaties regelen en hoe we met anderen omgaan. We kunnen en moeten stappen nemen om besluitvorming op lagere niveaus in de economie aan te moedigen en zoveel mogelijk mensen in staat te stellen om deel te nemen aan de economie.”
Toegepast op de kerk vereist het principe van subsidiariteit actieve bevordering van persoonlijke verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid bij het werk in de kerk en de wereld, in overeenstemming met ieders persoonlijke mogelijkheden en talenten.
Mystiek rond de paus
Ik denk echter dat we nu een leiderschap hebben in de kerk dat het begrip subsidiariteit ondermijnt. Het kerkelijke leven op het ‘lagere niveau’ wordt gecontroleerd door het ‘hogere niveau’, in feite door het hoogste niveau, bijvoorbeeld als het gaat om de goedkeuring van liturgische teksten. Dat is in strijd met de principes van het Tweede Vaticaanse Concilie. De eminente emeritus-aartsbisschop van Wenen, kardinaal Franz König, schreef in 1999 dat de Curie-autoriteiten in samenwerking met de paus zich de taken van het bisschoppencollege hebben toegeëigend.
Wat dit probleem verergert, is de mystiek die de laatste drie decennia steeds meer rond de persoon van de paus is gaan hangen. Daardoor staat elke zweem van kritiek of discussie over zijn beleid, zijn manier van denken, zijn uitoefening van gezag, gelijk aan een gebrek aan loyaliteit. Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de paus wordt beschouwd als een kenmerk van trouw van de ware katholiek. Kritiek is dan gebrek aan loyaliteit aan de paus, belast met het navigeren van het schip van Petrus.
Daardoor is het de afgelopen jaren steeds moeilijker geworden voor de gezamenlijke bisschoppen, wereldwijd of nationaal, om leiding te geven en geschikte antwoorden te formuleren op specifieke sociaal-economische, culturele, liturgische, spirituele en anderszins pastorale uitdagingen. Nog veel ingewikkelder is het om van mening te verschillen met of alternatieven te zoeken voor het beleid in Rome. Denk ook aan de benoeming van ‘veilige’, absoluut orthodoxe en zelfs zeer conservatieve bisschoppen in de afgelopen dertig jaar. Dat maakt het steeds onwaarschijnlijker dat de bisschoppen ook maar iets ter discussie zullen stellen van wat uit Rome komt, zeker niet publiekelijk. In plaats daarvan zal alles in het werk worden gesteld om voor de eigen daden goedkeuring te krijgen van het Vaticaan, hetgeen betekent dat het Vaticaan altijd aan het langste eind trekt. Als een individuele bisschop een standpunt inneemt, vooral als dat publiekelijk is, is de eerste vraag of hij misschien iets anders zegt dan andere bisschoppen. Dat zou maar verwarring zaaien onder de ‘gewone’ gelovigen. De druk is groot om je als bisschop niet te onderscheiden van de anderen.
Vertrouwen nodig
In plaats van de boven beschreven situatie hebben we een kerkleiding nodig die erkent en bekrachtigt wat op het meest geschikte niveau wordt besloten, tot aan de lokale kerk toe. Daarvoor is geloof in God nodig en vertrouwen in het volk Gods. De plaatselijke kerk kan hierdoor verrijkt worden; haar geloof kan zich hierdoor ontwikkelen en levendig worden. Zo’n kerk zal leren hoe diversiteit de eenheid juist kan bevorderen. Uniformiteit is niet nodig om authentiek kerk te zijn.
Diversiteit is een uitdrukking van het subsidiariteitsbeginsel. In plaats daarvan wordt orthodoxie echter steeds meer gelijkgesteld met conservatieve opinies en visies. Wat daarin als ‘vrijzinnig’ wordt opgevat, is zowel verdacht als niet orthodox en moet worden afgewezen omdat het gevaarlijk is voor het geloof van de mensen.
Is er een uitweg? Ik heb met deze vraag geworsteld, vooral tegen de achtergrond van de duidelijke verdeeldheid in de kerk. Hoe kun je zo sterk verschillende visies met elkaar verzoenen? Ik heb het antwoord niet, behalve dat we respect moeten hebben voor verschil en diversiteit in onze zoektocht naar een levende eenheid in de kerk. Ik ben van mening dat de kerk mensen moet toestaan en in staat stellen om die gemeenschap te vinden of te scheppen die uitdrukking geeft aan hun geloof en idealen voor de kerk en de wereld. Een gemeenschap die vasthoudt aan een constructieve spanning, in het vertrouwen dat we ondanks de onzekerheden en tegenstrijdigheden die dit alles zal opleveren, kunnen rekenen op de aanwezigheid van de heilige Geest.
Centraal staat hier de kwestie van het geweten. De kerk hoort ons als katholieken te vertrouwen wanneer wij weloverwogen en op basis van een ontwikkeld geweten beslissingen nemen over ons leven, onze zending, de manieren waarop we ons geloof tot uidrukking brengen, onze spiritualiteit, ons gebed en onze betrokkenheid bij de wereld. Bij wijze van uitnodiging om waarde toe te kennen aan ons geweten en aan onze gewetensvolle besluiten over leven in en deelname aan een al te menselijke menselijke kerk sluit ik af met een citaat van niemand minder dan de theoloog Joseph Ratzinger, de huidige paus, en voormalig adviseur en deskundige bij het Tweede Vaticaanse Concilie. Hij schreef in 1967:
“Boven de paus als uitdrukking van de bindende aanspraak op het gezag binnen de kerk staat ieders eigen geweten dat boven alles gehoorzaamd moet worden, als dat nodig is zelfs tegen de kerkelijke autoriteit in. Deze nadruk op het individu wiens geweten hem confronteert met de hoogste en meest uiteindelijke rechterlijke autoriteit en die in laatste instantie uitgaat boven de aanspraak van externe sociale groepen, ja zelfs van de officiële kerk, staat principieel tegenover een groeiend totalitarisme.”
Kevin Dowling
Kevin Dowling c.ss.r. is bisschop van Rustenburg in Zuid-Afrika. Bovenstaande tekst is een door Volzin licht ingekorte versie van de toespraak van de bisschop tijdens een lunch voor ‘invloedrijke katholieke leiders’. Toen hem bleek dat zijn frank en vrije toespraak naar de media bekend werden, heeft hij de tekst naar zijn medebisschoppen gestuurd. De National Catholic Reporter heeft deze Engelse tekst gepubliceerd.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.