Overweging ‘Tot besluit’
Ik zou wel een luchtige, speelse overweging willen houden. Maar 't is laatste keer in deze dekenale setting. We moeten afsluiten, over en uit. En zo'n laatste keer wil je eigenlijk ook alles nog even zeggen: alles wat je samen had, gedaan hebt. Heel de weg terug: waar je trots op bent dat je dat samen hebt kunnen doen, dankbaar voor bent, spijt van hebt. Alle herinneringen, met vele namen en gezichten, het tuimelt allemaal over elkaar heen. En dan ook nog goede wensen voor de toekomst... Goed dat er een schriftlezing (1 Tes 1,1-10) is om onze gedachten te richten en in te perken.
Toen ik de lezing voor het eerst zag, raakten me onmiddellijk twee dingen. De dankbaarheid van Paulus: “wij zeggen God dank voor u allen”. Niet dankbaarheid van de mensen dat hij hun geloof gebracht heeft, dat hij hen voorgaat, maar dankbaarheid van Paulus aan hen omdat dat hun geloof, hoop, liefde zoveel voor hem betekent. Ik dacht daar kan ik wel wat mee, op de avond dat we het dekenaat moeten afsluiten.
En ten tweede werd ik meteen geraakt door de zin: “En u bent navolgers geworden van ons”. Er staat nog wel bij: “en van de Heer”, maar ik vond dat eerste pretentieus. Navolgers van Christus?, OK, maar van óns? En ik was al bang dat dit op het dekenaat betrokken zou worden. Bij nadere reflectie echter kom ik terug op dat oordeel van pretentieus en pedant. Er kon wel eens diepe waarheid zitten in dat “navolgers van ons”, die voor ons allen van groot belang is. Goed ik kom er straks op terug. Eerst even bij het begin beginnen.
De lezing is uit een Paulusbrief, da's mooi, want het is Paulusjaar. Mogelijk is dit ook nog eens het oudste stukje Nieuwe Testament dat we hebben. Niet dat oud ook altijd het beste is; maar het is wel mooi om op het moment dat wij opheffen en een punt zetten, aan het begin van ons kerk-zijn herinnerd te worden. Aan de Geest van het begin. Dat verlegt perspectief, en verruimt misschien onze blik, zodat we niet helemaal opgaan in onze eigen beslommeringen.
De brief begint zo simpel: Van Paulus, Silvanus en Timoteus.
In latere brieven gaat Paulus zich vaak verdedigen: zijn ambt, zijn gezag. “Ben ik geen apostel, heb ik niet de Heer gezien”? “Van Paulus”, schrijft hij aan de Korinthiers, “door de wil van God geroepen tot apostel”. Hij beroept zich op zijn apostelschap, zijn gezagspositie, fundeert die positie zelfs in de wil van God.
Hier niks daarvan. Gewoon gedrieën naast elkaar. Van Paulus, Silvanus en Timoteus, een vanzelfsprekend collegiaal, gezamenlijk optreden van deze werkers van het eerste uur. Misschien is het wat romantisch om twintig eeuwen later van zoiets te dromen, alsof er intussen niets gebeurd is. Maar het zou ons zo goed doen- dit collegiale, dit teamwork.
De hele brief ademt trouwens zo'n hartelijke broederlijke sfeer. Veelal heerst er een beeld van Paulus als streng, dogmatisch, autoritair. Maar dat is hij helemaal niet in deze brief. Hij is als het ware in gesprek met zijn mensen, een gesprek van gelovigen onder elkaar (zie het veelvuldige: ”u weet zelf” met alle varianten). Inderdaad, deze brief zou je een pastoraal gesprek, beter geloofsgesprek kunnen noemen. Ik denk dat de Tessalonicenzen naar een volgende apostolische brief hebben uitgekeken. Prachtig als je elkaar dat kunt aanreiken, zulke broederlijke bemoediging in het geloof. Geestelijke leiding of begeleiding verloopt vaak langs deze lijnen; van bemoediging, elkaar erkennen en met elkaar meetrekken op de weg van geloof. Velen van ons hier vanavond hebben geestelijke leiding, begeleiding te geven. We kunnen bij Paulus te rade: hij doet het voorbeeldig.
“Aan de gemeente... die is in God de Vader en de Heer Jezus Christus “, of , in andere vertaling “die toebehoort aan God, de Vader, en de Heer JC”. Ook dit staat er zo puur: “Zijn in God en in de Heer Jezus Christus”; anderen zijn misschien 'in zaken' of zelfs 'in bonis'. Maar zij zijn, zeg maar, lichaam van Christus, woonplaats van God. Dat is hun identiteit! Dat is als het ware hun adres binnen de Grieks- Romeinse samenleving. Mensen van God en Jezus Christus. Wat zou het goed zijn als ons woord ‘identiteit’, onze eigen identiteit die we zo graag willen vasthouden, meer van hieruit ingevuld werd en als we op dit niveau met elkaar in gesprek waren: parochies die zijn in, of toebehoren aan God, de Vader en Heer Jezus Christus.
Ik zal niet de hele lezing zo zin voor zin nagaan. Ik wil alleen nog terug komen op de twee momenten die ik aan het begin noemde. Allereerst op de dankbaarheid van Paulus. “Wij zeggen God dank voor u allen“: Paulus dankt God voor hen. Ik weet wel dat die dankbaarheid ook bij het literaire genre van de brief hoort; maar toch, het is zo hartelijk. Letterlijk: eucharistoumen, eucharistie, God dank zeggen voor alles waar de ander jou mee verrijkt.
Maar we moeten nog iets nauwkeuriger kijken. Hij dankt namelijk niet gewoon voor hun geloof, hun liefde en hun hoop (bemerk de volgorde!), alsof ze dat allemaal gewoon hebben en doen, alsof dat bij hen in orde en klaar is. Hij dankt en bidt voor het werk van jullie geloof, voor de inspanning van jullie liefde en voor de Ausdauer van de hoop. Hij is realistisch. Hij weet dat geloof hoop en liefde niet zomaar beschikbaar en te hebben zijn. Hij weet dat 't hard werken, echte inspanning vraagt om God en Jezus Christus toe te behoren in een wereld die heel andere goden heeft. Hij weet wat liefde kost, liefde die niet alleen gevoel is, maar met koinonia, met solidariteit en trouw verbonden is. Hij weet dat het vaak uithoudingsvermogen vraagt om niet toe te geven aan depressiviteit: wordt toch niks, ik zie het niet zitten, of om cynisch te worden. Dáár dankt hij voor, dat ze dát opbrengen, volhouden en dat brengt hij in zijn gebed voor God. Precies dát namelijk, die toeleg, inspanning ,werk, die wil, maakt hen tot gemeente/kerk van God en Jezus Christus, dát verleent hen hun eigenlijke identiteit.
Op dit moment is er in onze kerk veel werk aan de winkel: We moeten steeds meer samenwerken, samenvoegen, fuseren. Zeker, zal moeten. Maar wat werkelijk verbindt, wat werkelijk parochieverband en nieuw verbond maakt, is waar we elkaar als gelovigen – op welke plaats of functie ook – dragen en steunen in onze inspanningen op deze weg van geloof, liefde en hoop. Ik hoop dat we in alle drukte en gedoe, hieraan blijven toekomen.
Tenslotte: nog een laatste punt. Hij schrijft: ”U bent navolgers geworden van ons en van de Heer”. Zoals gezegd: ik heb dat vaak pretentieus van Paulus gevonden. 't Gaat toch niet om navolger van hem te zijn, 't gaat toch om Christus? Wij zijn toch christenen, geen paulisten. Maar mijn ergernis aan deze pretentie is omgeslagen. Ik denk namelijk dat precies hier de kern van missionair kerk-zijn en missionair pastoraat ligt. Niet in nieuwe activiteit en initiatieven, steeds nieuwe doelgroepen, steeds meer zogenaamd 'naar buiten' kijken. Maar precies in het feit of we zelf zo toegewijd zijn, zelf ons zo gecommitteerd hebben aan dat werk van geloof, die inspanning tot liefde en die Ausdauer in de hoop, dat we durven zeggen: Doe als wij. Dat we vóór durven gaan op de weg! Voorgangers durven zijn, voorbeeld aan durven bieden.
Hoe kunnen we ooit doorgeven aan anderen als wij zelf niet... Denk aan ouders ten opzichte van hun kinderen, aan onderwijzers ten opzichte van leerlingen. Het klinkt pretentieus, “doe als wij” maar... als wij als parochie, als gelovigen niet identificatiemogelijkheid aanbieden, niet zelf een voorbeeld zijn, hoe kan er ooit zeggingskracht en aantrekkingskracht van ons uitgaan? 't Gaat er geenszins om dat wij het zo goed doen; dat we onszelf op de borst kloppen. Paulus zegt herhaaldelijk: “niet dat ik het al bereikt heb”! Maar 't gaat erom dat we laten zien dat 't mogelijk is, dat je in deze samenleving inderdaad voor deze weg kunt gaan.
Dit voorleven en zo doorgeven…, dat is traditie, overlevering... En zo zegt Paulus dan ook in de volgende zin: “Zo bent u een voorbeeld geworden voor alle gelovigen”. Zo wordt het stokje dus weer doorgeven.
Dekenaat of regiovicariaat, parochie of parochieverband dat is vormgeving. Inhoudelijk zal 't gaan om deze gelovige lef, deze moed dat wij het zelf leven, 't zelf waar te maken. Dat wens ik ons allemaal toe.
Henk Bloem.
Dr. Henk Bloem was deken van het inmiddels door de aartsbisschop van Utrecht opgeheven dekenaat Utrecht. Bovenstaande overweging hield hij tijdens de viering ´Tot besluit´ van het dekenaat Utrecht op 18 november 2008.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.