Kerkelijke degradatie van de Radboud Universiteit
De Radboud Universiteit van Nijmegen mag van de pauselijke Congregatie voor de Katholieke Opvoeding voortaan geen kerkelijk-wetenschappelijke graden meer verlenen. Wat kunnen de achtergronden zijn van een dergelijke beslissing en wat betekent het voor de betrokkenen?
In ieder geval is de maatregel en het moment waarop deze naar buiten wordt gebracht, nogal opmerkelijk. Want de Radboud Universiteit had juist kortgeleden orde op zaken gesteld door de nieuwe Faculteit der Religiewetenschappen af te splitsen van de klassieke Faculteit der Theologie, om zo binnen Religiewetenschappen aan vrije wetenschapsbeoefening zonder kerkelijke inmenging te kunnen doen, en zich binnen de klassieke theologie beter te kunnen houden aan de kerkelijke regels. Overigens werkt de nieuwe faculteit nauw samen met de theologische faculteit. Mede hierdoor is de indruk ontstaan, dat de splitsing meer pro foro externo doorgevoerd is. Daarnaast zou de nieuwe faculteit als vluchtheuvel kunnen dienen als de klassieke theologie onverhoopt onderuit zou gaan, zoals dat op meer universiteiten gebeurd is.
De Nijmeegse theologiefaculteit zou in gebreke gebleven zijn om haar statuut aan te passen aan de kerkelijke richtlijnen, waaraan voldaan moet zijn om de kerkelijke erkenning van de theologische faculteit te verkrijgen. Deze normen zijn eind jaren ’70 vastgelegd in de apostolische constitutie Sapientia Christiana en gelden met ingang van het academisch jaar 1980-1981 voor alle academische instellingen die onder het kerkelijk gezag van de Vaticaanse Congregatie voor de Katholieke Opvoeding vallen. In de brief waarin de opschorting werd opgelegd, licht de Congregatie niet nader toe op welke gebieden de faculteit tekortschiet, zo liet een woordvoerder van de universiteit weten.
De belangrijkste Vaticaanse richtlijnen in deze hebben betrekking op de benoeming van hoogleraren en docenten door de H. Stoel, de relatie tussen de wetenschapsbeoefening en de kerkelijke leer, en de bestuurlijke relatie tussen de universiteit of faculteit en het Vaticaan. Voor de theologische faculteiten die kerkelijk erkend willen worden betekent dit, dat benoemingen van docenten ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan het Vaticaan. Verder mag het onderwijs niet in strijd zijn met de kerkelijke leer. Hierop wordt toezicht gehouden door middel van periodieke controles die worden doorgevoerd onder toezicht van de kardinaal van de Nederlandse kerkprovincie, die aangesteld is als grootkanselier van de kerkelijk erkende academische theologieopleidingen in Nederland.
Opmerkelijk is, dat de nieuwe decaan van de Nijmeegse Theologische Faculteit prof. dr. Jean-Pierre Wils nog in juni van dit jaar benadrukte, dat de faculteit met de kerk verbonden zou blijven en dat aan de voorwaarden daartoe, namelijk de canonieke aansturing bij benoemingen en de erkenning van het gezag van de Grootkanselier, zou worden voldaan (Katholiek Nederland.nl, 13-06-2006).
Maar tegenover Trouw verklaarde een woordvoerder van de universiteit, dat benoemingen niet aan het Vaticaan worden voorgelegd, omdat ‘wij uitgaan van de wetenschappelijke bekwaamheid van mensen’ (Trouw 8-12-2006, blz. 5). De woordvoerder zei ook, dat Nijmegen al in 1998 concepten tot statuutwijziging naar Rome heeft gestuurd, en dat het gesprek hierover nog gaande is. Het lijkt er op, dat de faculteit bij benoemingen al op deze wijzigingsvoorstellen vooruitliep, en daar nu door het Vaticaan voor wordt gestraft. Tegenover Katholiek Nederland.nl uitte een woordvoerder van de universiteit de veronderstelling, dat de bestuurlijke organisatie in Nijmegen aanleiding heeft gegeven tot de opschorting.
Zoals bekend is de Nijmeegse theologiefaculteit niet meegegaan in de fusie van de Nederlandse katholieke theologische faculteiten zoals die de bisschoppen voor ogen stond. Als bezwaar werd toen van de zijde van Nijmegen de complexe situatie naar voren gebracht die door de fusie van drie faculteiten zou ontstaan. Een ander bezwaar dat toen genoemd werd, was het streven om inmenging van kerkelijke zijde zoveel mogelijk te willen voorkomen. Al langere tijd maakte de Nijmeegse universiteit er geen geheim van, dat zij de academische vrijheid boven de band met Rome wil stellen. Voor de bisschoppen was deze strategie mede aanleiding om de bevoegdheid van de Nijmeegse theologische faculteit om pastores voor de r.-k. kerk op te leiden, in te trekken. Dit betekent, dat afgestudeerden aan deze faculteit niet in aanmerking komen om als pastoraal werker of priester in de kerkprovincie werkzaam te zijn.
Hieraan is nu toegevoegd, dat de Nijmeegse theologie ook de pauselijke goedkeuring moet missen en zo, althans voorlopig, vrij los van de kerk komt te staan. Hiermee wordt gebroken met een lange traditie. De Nijmeegse theologische faculteit werd door de H. Stoel opgericht bij gelegenheid van de totstandkoming van de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Hierdoor was de faculteit als enige in Nederland bevoegd om academische graden met de autoriteit van de Heilige Stoel, de zogenoemde canonieke graden, te verlenen.
De consequenties hiervan blijven beperkt. De opschorting betreft alleen deze bevoegdheid, waarop niet zo vaak een beroep wordt gedaan. Het afgelopen jaar werd vijf keer een canonieke graad verleend. De graad is alleen nodig om een hoog kerkelijk ambt te kunnen bekleden en kan verplicht gesteld worden voor docenten aan diocesane seminaries. Momenteel is er een beperkt aantal studenten uit binnen- en buitenland die speciaal in Nijmegen komen studeren om deze graad te behalen.
Ook bij academische en kerkelijke benoemingen in andere landen en op internationaal niveau kan het aanbeveling verdienen deze bijzondere graad te behalen.
Het is te begrijpen dat de Romeinse interventie in Nijmegen niet goed gevallen is. In haar persbericht stelt de universiteit met gemengde gevoelens kennis te hebben genomen van het Vaticaanse besluit. Voor het overige stelt de universiteit zich nogal constructief en vooral ook defensief op. In het genoemde persbericht wordt gesteld, dat de brief uit Rome ook aanknopingspunten biedt voor overleg, en dat men zich samen met de genoemde Congregatie wil inzetten om de canonieke erkenning alsnog te verkrijgen. Daarnaast werd door de woordvoerder van de universiteit benadrukt, dat de Nijmeegse theologieopleidingen aan wetenschappelijke standaarden voldoen. Als bewijs hiervoor werd aangehaald, dat nog onlangs alle opleidingen van de Faculteit der Theologie door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie zijn goedgekeurd.
Incidenten zoals deze opschorting van de bevoegdheid om canonieke graden te verlenen wijzen op de spanning die er altijd zal blijven tussen religie en wetenschap, en op de tegenstelling tussen de kerkelijke en de wetenschappelijke belangen die een rol spelen bij de academische theologiebeoefening. Ook in bredere zin is de Vaticaanse maatregel een teken aan de wand en laat zien hoe ook de meest traditionele academische bolwerken zich niet kunnen onttrekken aan de voortgaande secularisatie. Met name op academisch terrein is er reeds langere tijd sprake van een splitsing tussen wetenschap en religie. Enerzijds proberen de universiteiten zich te ontdoen van religieuze en levensbeschouwelijke uitgangspunten, anderzijds trachten de kerken de theologie te beschermen tegen puur wetenschappelijke premissen en nemen de ambtsopleiding steeds meer onder eigen vleugels.
Met de verwijdering tussen wetenschap en religie gaat een strijd om de hegemonie gepaard, die inmiddels al duidelijk beslecht is in het voordeel van de wetenschap. De kloof tussen beide interessevelden wordt nog vergroot, omdat binnen de wetenschapsbeoefening een tendens waar te nemen is in de richting van de bètawetenschappen zoals high tech, natuurkunde, biologie en medische wetenschap. Voorzover er behoefte is aan tegenwicht, wordt dat gaandeweg meer gezocht in het irrationele van de kunst dan in religie. Iemand die zich maatschappelijk wil profileren, lukt dat niet meer met religie of met de alfa- of gammawetenschappen zoals sociologie of psychologie, maar alleen nog als kunstenaar of kunstkenner, of juist met een opvallende bètabelangstelling of technische bekwaamheid.
Deze ontwikkeling van de nadruk op theologie via alfa- en gammawetenschappen naar de zogenaamde positieve wetenschappen van de bètarichtingen werd reeds voorspeld door voorlopers van de sociologie zoals de Franse filosoof en socioloog August Comte (1798-1857), die in die tijd al de opeenvolging voorzag van een theologisch tijdperk via een meer filosofische periode naar een tijd waarin de exacte wetenschappen zouden prevaleren.
Op de grote universiteiten is de laatste stap van deze trits duidelijk waar te nemen. Daar moeten de alfa- en gammawetenschappen voortdurend inleveren ten gunste van de bètavakken, waarvoor ruim baan wordt gemaakt. De kleinere universiteiten blijven achter bij deze ontwikkeling. Met het losser maken van de band met de kerk heeft Nijmegen nu wel de eerste stap gezet van het theologisch naar het filosofisch tijdperk. Dit betekent dat deze universiteit nu nog slechts één fase achter ligt, en zich op kan maken de alfa- en gammawetenschappen verder terug te dringen ten einde het tijdperk van de positieve wetenschappen te kunnen binnentreden.
Gérard van Tillo
Bronnen:
RKnieuws.net. 07-12-2006
Katholiek Nederland, 08-12-2006
Trouw, De Verdieping, 08-12-2006, 5
NRC Handelsblad, 08-12-2006, 3
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.