Kerk in crisis – de laatste fase
Naar aanleiding van de beleidsnota van 2 februari 2011 van de bisdomstaf: ”Het pastoraal-liturgisch beleid in de parochies van het Aartsbisdom Utrecht”.
Nauwelijks nog heeft in het vorige nummer van dit blad de vicevoorzitter van het parochiebestuur, Jack Peerlings, zijn nieuwjaarsboodschap geschreven, waarin hij het beleid voor de komende jaren ontvouwt, of een beleidsnota van het bisdom haalt daar een streep door. De bisschop laat geen ruimte aan vitale - van de zelfwerkzaamheid bewust levende - lokale geloofsgemeenschappen die samen met ieder hun eigen identiteit in verscheidenheid één parochie en één kerk maken, maar bevestigt een in zich zelf opgesloten, aan het aantal beschikbare mannelijke celibataire priesters aangepaste, klerikale kerk.
Binnen een paar jaar zullen er in ons bisdom nog maar vijftig priesters over zijn, zonder dat er reële vooruitzichten bestaan op een toename van dit aantal. In elk van de negenenveertig parochies van het bisdom wordt één kerk aangewezen als eucharistisch centrum en in die kerk zal dan vanaf 1 januari 2012 elke zondag de viering van eucharistie gegarandeerd zijn. Het is de laatste fase van een plan dat al in 2002 met de parochiële samenwerkingsverbanden is opgezet naar het model van de toenmalige aartsbisschop, kardinaal Simonis: Liever een kleine kerk met ‘trouwe’ = gehoorzame gelovigen, dan een grote kerk van vrije godzoekers, (geen letterlijk citaat, maar het komt er wel op neer.) En aan die kleine kerk zullen dan in de nabije toekomst meerdere kerken in onze parochie(s) ten offer vallen. In de visie van Simonis en in die van de huidige leiding van de kerk is de identiteit van de katholiek zijn gehoorzaamheid. Aan de vrijheid van de kinderen Gods wordt geen enkele ruimte meer gelaten. En waar geen vrijheid heerst kan ook geen vreugde meer zijn.
Dit doet me denken aan de legende van de grootinquisiteur uit de roman ‘De gebroeders Karamazov’ van Dostojewsky (1821-1881). In het vorige nummer van dit blad vertelde ik dat verhaal na(1). Hier nu een korte herhaling. Het verhaal speelt in de zestiende eeuw in Sevilla. Jezus keert terug naar de aarde. De mensen herkennen hem onmiddellijk aan zijn liefdevolle uitstraling en lopen te hoop op het plein voor de kathedraal. Dan verschijnt de kardinaal-grootinquisiteur. De mensen wijken voor hem uiteen, maken ruim baan en de grootinquisiteur laat Jezus door zijn wachters gevangen nemen en opsluiten in de kerker onder zijn paleis. Als het avond is gaat hij naar Jezus toe in zijn donkere cel. “Waarom kom je ons voor de voeten lopen”, vraagt hij hem, “jouw tijd is voorbij. Wij hebben het nu overgenomen. Jij predikte de vrijheid, maar die last kunnen de mensen niet dragen en ze hebben zich gehaast om hun vrijheid voor onze voeten neer te leggen. Je overschatte de mensen, want het zijn natuurlijk slaven. Daarom hebben we jouw daden gecorrigeerd en hen onderworpen aan het wonder, het mysterie en de autoriteit. En de mensen verheugen zich dat ze wederom als kudde worden geleid. Morgen zie je die gehoorzame kudde, die op één wenk van mij hete kolen zal werpen naar de brandstapel, waarop ik je laat branden omdat je ons voor de voeten bent komen lopen”. De inquisiteur zwijgt. Hij wacht met spanning op een antwoord van de gevangene. Die heeft hem zwijgend aangehoord, terwijl hij hem met een kalme en doordringende blik aankeek, Zei hij nu maar iets, denkt de grootinquisiteur, desnoods iets bitters en verschrikkelijks. Maar deze loopt plotseling zwijgend op de grootinquisiteur af en drukt een kus op diens bloedeloze negentigjarige lippen. De oude man rilt, loopt naar de deur, opent deze en zegt tegen de ander: “Ga heen, en kom hier niet meer… nooit meer”. En hij laat hem gaan naar de donkere stegen van de stad.
Zijn wij slaven? We zullen het beleidsplan van het bisdom moeten durven afwijzen. Het werkt als een splijtzwam. Intussen willen wij onze eenheid, onze kerk, onze visie van kerk-zijn wel overeind houden. Daarvoor zullen we de ‘last’ van de vrijheid, de verantwoordelijkheid, zelf moeten dragen. Dat betekent dat we onze afwachtende houding moeten opgeven. Zelf het initiatief nemen te voorzien in de leiding van onze lokale gemeenschap(pen) door geschikte mensen op te leiden en aan te stellen om voor te gaan in vieringen waar Jezus ons om gevraagd heeft: “Doe dit om mij te gedenken” en leiding te geven aan andere bijeenkomsten en vieringen waarin wij ons samen richten op de boodschap van liefde, gerechtigheid en vrede in de wereld. Daaruit putten wij onze inspiratie ons present te stellen in de Bennekomse gemeenschap en met andere kerken en groepen samen te werken in een oecumenische gezindheid.
Dat vraagt offers, méér offers, om dat woord toch maar te gebruiken, zoals Jacq Peerlings ons al vroeg. “Waarom vinden we het toch zo moeilijk om €125,- of meer te betalen voor een kerk waar we altijd terecht kunnen?” schreef hij. Als ik het bedrag aan kerkbijdragen dat de penningmeester voor 2011 van ons vraagt: €62.000, deel door ongeveer het aantal zelfstandige adressen in onze gemeenschap kom ik uit op dat bedrag (62000:500). Ik kan me niet voorstellen dat dit in onze welvarende gemeenschap niet aanmerkelijk meer kan zijn. En wie betaalt, bepaalt. Voor dit alles is nodig dat we onze zelfstandigheid funderen in een eigen juridisch lichaam, stichting en/of vereniging.
Als we zo onze vitaliteit tonen, wie zal dan de verantwoordelijkheid durven nemen ons onze kerk af te nemen? Maar desnoods beginnen we opnieuw. Werd onze heiland al niet eens eerder geboren in ‘café Bothof’?!(2)
Er is werk aan de winkel. Bestuursleden ga voorop, zou ik zeggen, en wij volgen u.
Timo Harmsen
Mr. Timo Harmsen is actief lid van de parochie Maria Virgo Regina van Bennekom waar hij voor het parochieblad op 13 februari 2011 bovenstaande tekst schreef.
(1) Naverteld uit Dostojevsky: “De gebroeders Karamazov”; Frédéric Lenoir: “De filosofie van Christus”.
(2) “In het zaaltje van café Bothof (destijds gesitueerd achter de huidige ‘Dorpsherberg’ in de Brinkstraat) kwam op zondag 7 december 1947 voor het eerst een vijftigtal gelovigen samen rond de potkachel en een uitklapbaar altaar”, uit ‘God dichtbij te vinden’, gedenkboek bij de viering van Vijftig jaar katholieke parochie Maria Virgo Regina, Bennekom in november 2007. Onze kerk is op zondag 3 november 1957 gewijd door de toenmalige Aartsbisschop van Utrecht, Bernardus Alfrink.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.