Vertalingen: Nederlands Français Español
De hedendaagse inquisitie en de Noord-Amerikaanse religieuzen
Opnieuw staan we stomverbaasd te kijken naar het ‘rechtgelovigheidsonderzoek’ oftewel de berisping die de Congregatie van de Geloofsleer richt tot wie, volgens haar, afwijkt van de juiste katholieke leer. Het enige verschil: vandaag is het niet één persoon naar wie zij met hun beschuldigende vinger wijzen, maar een instelling die meer dan 55.000 Noord-Amerikaanse religieuzen verenigt en vertegenwoordigt.
Het betreft de Nationale Conferentie van Vrouwelijke Religieuzen, bekend onder de afkorting LCWR (Conferentie van Vrouwelijk Religieus Leiderschap). Zolang zij bestaan, hebben deze religieuzen – en dat doen ze nog steeds – gewerkt aan een breed opgezet vormingsproject ter bevordering van de waardigheid van veel personen en groepen in en buiten de Verenigde Staten.
De meeste van deze vrouwen behoren tot verschillende nationale en internationale congregaties; christelijk humanistisch gevormd zijn zij intellectuele en hooggeschoolde vrouwen die werkzaam zijn op allerlei kennisterreinen. Onder hen zijn schrijfsters, filosofen, biologen, theologen, sociologen, advocaten, en zij beschikken over een breed curriculum en een op nationaal en internationaal niveau erkende deskundigheid. Onder hen zijn ook pedagogen, catechisten en strijdsters voor mensenrechten.
In vele omstandigheden hebben zij hun leven durven te wagen voor slachtoffers van onrecht of zich durven te verzetten tegen door de Noord-Amerikaanse autoriteiten getolereerd wangedrag. Ik heb de eer gehad er sommige van te kennen, die gevangen zijn gezet, omdat zij vooraan stonden bij manifestaties die de sluiting van de ‘School voor de Amerika’s’, een instelling van de Noord-Amerikaanse overheid die militairen opleidt om op een repressieve manier in onze landen te opereren. Deze religieuzen zijn vrouwen van bezinning en van actie, zij hebben een lange geschiedenis van dienstbaarheid niet alleen in hun eigen landen, maar ook in vele andere.
Op dit moment worden zij verdacht en zijn onder curatele gesteld door het Vaticaan. Zij worden bekritiseerd vanwege hun meningsverschillen met de bisschoppen die beschouwd worden als de ‘rechtsgeldige leraren in geloof en zeden’. Bovendien worden zij ervan beschuldigd een radicaal feminisme aan te hangen, af te wijken van de rooms-katholieke leer, homoseksuele relaties goed te keuren, en zo er zijn nog andere beschuldigingen die verbijsteren door hun anachronisme.
Wat zou dat toch zijn, een radicaal feminisme? Hoe zou dat nou werkelijk tot uiting komen in het leven van de religieuze vrouwencongregaties? Welke theologische dwalingen zouden er bij deze religieuzen leven? Wij, vrouwen, zouden bespioneerd en bestraft worden, omdat we niet meer trouw kunnen zijn aan onszelf en aan de evangelische traditie, omdat we ons blind zouden moeten onderwerpen aan een mannelijke hiërarchische ordening? Weten de verantwoordelijken van de Vaticaanse Congregaties nu helemaal niets van de grote mondiale feministische revolutie die alle continenten heeft bereikt inclusief de religieuze congregaties?
Veel vrouwelijke religieuzen in de Verenigde Staten en in andere landen zijn inderdaad erfgenamen, leraressen en leerlingen van een van de meest interessante verschijningsvormen van het wereldwijde feminisme, vooral van het theologisch feminisme dat zich in de Verenigde Staten heeft ontwikkeld vanaf het einde van de jaren zestig. Hun originele ideeën, hun kritiek, hun onafhankelijke opstelling hebben geleid tot nieuwe theologische interpretaties die hen in de gelegenheid hebben gesteld de emancipatiebewegingen van de vrouw te begeleiden.
Op deze manier konden zij een bijdrage leveren aan het opnieuw doordenken van onze christelijke religieuze traditie richting het overwinnen van het ‘onzichtbaar maken’ en het onderdrukken van vrouwen. Ze hebben ook gezorgd voor alternatieve vormingsplekken en voor theologische teksten, liturgische teksten, opdat de traditie van de Jezusbeweging ons hier en nu blijft voeden en niet opgegeven zou worden door duizenden die moe geworden zijn van de last van de patriarchale religieuze normen en structuren.
Wat voor houding moeten we aannemen tegenover dit anachronisme en symbolisch geweld van de leidende instanties van de rooms-katholieke kerk? Wat moeten we vinden van het rigide filosofisch denkkader dat het beste van de mens alleen als mannelijk wil zien? Wat te zeggen van hun eenzijdige en vrouwonvriendelijke wijsgerige visie op de mens, van waaruit zij de traditie van Jezus interpreteren?
Wat te denken van die administratieve strafexercitie waarbij men een aartsbisschop benoemt om de besluiten van de Conferentie van de Religieuzen te herzien, te sturen en goed te keuren, alsof wij zelf geen onderscheidingsvermogen en helder oordeel zouden kunnen hebben? Alsof we toevallig een kapitalistische multinational zouden zijn waarin onze ‘producten’ moeten voldoen aan de dictaten van één vastgestelde productielijn. En zouden we, om die vast te houden, dan gecontroleerd moeten worden als automaten door hen die zich beschouwen als de eigenaren en de bewakers van het instituut? Waar blijven vrijheid, naastenliefde, historische creativiteit of ‘zusterlijke’ en broederlijke liefde?
Op het ogenblik dat verontwaardiging zich van ons meester maakt, vraagt een gevoel van trouw aan onze vrouwelijke waardigheid en aan het Evangelie dat verkondigd wordt aan armen en gemarginaliseerden, dat wij reageren op deze nieuwe afschuwelijk onrechtvaardige handelwijze.
Het is niet van vandaag dat prelaten en kerkelijke functionarissen met twee maten meten. Van de ene kant zijn de hoogste instanties van de rooms-katholieke kerk in staat geweest om uiterst rechtse groeperingen waarvan het schadelijke gedrag, vooral ten aanzien van jongeren en kinderen, overduidelijk bekend is, weer in hun midden op te nemen. Ik denk in het bijzonder aan de Legionairs van Christus van Marcial Maciel (Mexico) of aan de religieuzen van Mgr. Lefèvre (Zwitserland) op wier ongehoorzaamheid aan de paus en hun dwingende manier van aanhang kweken, door velen al is gewezen.
Diezelfde institutionele kerk omarmt de mannen vanwege hun macht en stoot de vrouwen die zij onderworpen wenst te houden, af. Met deze houding stelt zij die vrouwen bloot aan lachwekkende kritiek die zelfs verschijnt in katholieke religieuze media die te kwader trouw zijn. De prelaten lijken op een formele manier enige verdiensten toe te kennen aan die vrouwen, als dat wat ze doen betrekking heeft op de traditionele activiteiten van religieuzen in scholen en ziekenhuizen. Maar zijn wij alleen maar dát?
Wij weten dat in de Verenigde Staten er op geen enkel moment ook maar enige verdenking is geweest van fout gedrag door die religieuzen tegenover jongeren, kinderen en ouderen. Nooit heeft een openbare aanklacht een smet geworpen op hun reputatie. Er is nog nooit vernomen dat ze zich uit eigenbelang hebben ingelaten met de grote internationale banken. Ze zijn nog nooit aangeklaagd voor omkoperij, voor het gunstig stemmen van mensen om zelf ongestraft te blijven. En zelfs zo is niemand van hen door de kerkelijke autoriteiten gecanoniseerd of zalig verklaard zoals dat het geval is geweest met mannen met macht. Deze vrouwen worden wel erkend door de talrijke gemeenschappen en groepen, christenen of niet, die leven en werk met velen van hen hebben gedeeld. En zeker, deze groepen zullen niet zwijgen tegenover die onrechtvaardige ‘rechtgelovigsheidsonderzoek’ die ook hen direct raakt.
Jezus napratend in zijn evangelie durf ik zeggen: “Ik heb medelijden met die mannen” die de tegenstrijdigheden en de schoonheden van het leven niet van nabij kennen, die hun hart niet in alle helderheid laten delen in de vreugde en in het lijden van de mensen, die niet houden van deze tijd, die strikte wetten stellen boven het feest van het leven. Zij hebben alleen maar de gesloten regels geleerd van een gesloten leerstelligheid in een verouderde rationaliteit, en vandaar uit vellen ze een oordeel over een ander soort geloven, in het bijzonder dat van de vrouwen. Zij denken misschien dat God het met hen eens is en zich onderwerpt aan hen en aan hun hersenspinsels die zo ver afstaan van de denkwereld van hen die snakken naar brood en naar gerechtigheid, die hongerig en verlaten zijn, de prostituees, de verkrachte of vergeten vrouwen.
Hoelang nog moeten wij zuchten onder hun juk? In welke richting zal “de Geest die waait waar hij wil” ons inspireren, zodat we kunnen doorgaan met trouw te zijn aan het LEVEN in onszelf?
Aan de geliefde Noord-Amerikaanse zusters van de LWRG spreek ik mijn dankbaarheid, mijn aanhankelijkheid en mijn solidariteit uit. Als jullie vervolgd worden voor het goede dat je doet, dan zal jullie werk waarschijnlijk goede en overvloedige vruchten voortbrengen. Weet dat wij, religieuze vrouwen van andere continenten, samen met jullie niet zullen toestaan dat zij onze stem tot zwijgen zullen brengen.
Meer nog, als zij dat zouden doen per papieren decreet, dan zou dat voor ons een extra reden zijn om door te gaan met de strijd voor de menselijke waardigheid en voor de vrijheid die ons maakt tot wat we zijn. Wij zullen met alle middelen doorgaan de liefde voor de naaste te verkondigen als de sleutel van de huidige wereldwijde mensengemeenschap in de traditie van Jezus van Nazareth en in veel andere tradities hoe verschillend ook van vorm.
Wij zullen samen in dit voor ons historische ogenblik doorgaan met het uitbreiden van de al grote geschiedenis van de vrijheidbevestiging, van het recht om anders te zijn en om anders te denken en om, terwijl we dat alles proberen, niet bang te zijn om gelukkig te zijn.
Ivone Gebara
Dr. Ivone Gebara is schrijfster, filosofe en theologe in Brazilië. Haar tekst is overgenomen van Adital van 27 april 2012.
Vertaling: Tom van den Beld
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.