Kirche und Amt – Wege in die Zukunft  
Home > Thema's > Ambten > Hoe verder na de brochure van de Nederlandse Do...
Vertalingen: Nederlands Deutsch 

         

Hoe verder na de brochure van de Nederlandse Dominicanen?     

In juli van dit jaar werd onder zeer grote belangstelling afscheid genomen van pater Jan van Kilsdonk. Mensen noemden hem dé pastor en priester van Amsterdam. Hij is tot op hoge leeftijd pastor, aanspreekpunt, luisterend oor geweest voor enorm veel mensen, jong en oud, gelovig, zoekend, niet gelovig, eenzaam, betrokken, hetero, homo, aids-patiënt. Het werd een levendige, ontroerende afscheidsviering in de Dominicuskerk, al sinds bijna 40 jaar een gemeenschap die een eigen weg heeft gekozen met name in de wekelijkse viering van avondmaal en eucharistie. Jan van Kilsdonk had gevraagd dat bij zijn uitvaart een vrouw zou voorgaan in de eucharistie.  Voorafgaande aan de eucharistie werd uitdrukkelijk iedere aanwezige uitgenodigd deel te nemen aan de eucharistie, ongeacht haar of zijn al of niet kerkelijke, gelovige positie, homo of hetero, zoekend of overtuigd. Het werd een buitengewoon levendige liturgie, open en gastvrij, gericht op een actieve deelname onder beide gedaanten bij de communie.

In de week daarvoor werd in een brief van de Nederlandse bisschoppen nog eens de Vaticaanse regelgeving rond de eucharistie gedetailleerd uiteengezet: gelovigen moeten in grote eerbied afstand bewaren ten aanzien van het heilige, knielen is een voorwaarde, de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het heilig gebeuren ligt in handen en in de mond van de priester voorganger. Stilte en zich invoegen in traditionele gebeden en rituelen is belangrijk voor actieve deelname. Communiceren onder twee gedaanten is slechts bij hoge uitzondering toegestaan. En iedere parochie moet proberen om elke zondag een eucharistie te vieren, als men maar ergens een priester vandaan kan halen. En hoezeer de gelovigen op allerlei plaatsen hebben geleerd om zelf voor te gaan in woord- en communiediensten, dit komt altijd op de tweede plaats, slechts bij gebrek aan iets beters, namelijk een priester die voorgaat in de eucharistie.

Katholieke Nederland laveert in een groot spanningsveld: van de ene kant is er sinds de zeventiger jaren een sterke toename van actief  betrokken gelovigen die gegroeid zijn in een volwassen gelovige inzet en verantwoordelijkheid, waarbij de keuze voor eigen wegen niet geschuwd wordt. Van de andere kant is het beleid van de bisschoppen sterk gericht op restauratie en hernieuwde regelgeving, waarbij de hoofdaandacht uitgaat naar de handhaving en versterking van de priesterkerk. De nadruk ligt hierbij op de unieke en uitzonderlijke betekenis van de eucharistie en de gewijde bedienaar daarvan. In dat spanningsveld landde in het najaar 2007 de brochure van de Nederlandse dominicanen over kerk en ambt.

Wat is er aan de hand in katholiek Nederland? 

Ik noem allereerst een aantal feiten:

1.         In het onderzoek God in Nederland wordt geconstateerd: 16 % van de Nederlandse bevolking is Rooms-Katholiek, 14% is lid van de Protestantse Kerk, 9% is bij een andere religieuze groepering aangesloten en 61% is buitenkerkelijk. Bij kerklidmaatschap gaat het vooral om ouderen boven de 55 jaar. 16% van de kerkleden gaat regelmatig naar de kerk, de rest (14%) soms, een hoogst enkele keer (23%) of nooit (47%). De regelmatige kerkgangers zitten vooral bij de kleinere religieuze groepen (72%) en de Protestantse kerk (40%). Veel minder bij de katholieken (25%). Ook de gelovigheid is afgenomen. In 1979 was dat over het geheel genomen 42%. In 1996 werd dat 40%, en nu is het 31%. Dit betekent een sterke tendens tot secularisering en daarin tot een hoge mate van individualisering.

2.      In 2006 waren er 1170 pastorale beroepskrachten werkzaam in parochies, waarvan 740 priesters, 75 (bezoldigde) diakens en 350 pastoraal werkers. Het is belangrijk om te vermelden dat de pastoraal werkers, zowel mannen als vrouwen, gehuwd en ongehuwd, sinds de jaren 70 in de vorige eeuw een belangrijke plaats innemen. In veel parochies zijn ze de feitelijke voorgangers en leiders van de gemeente.

3.         Binnen de kerken nemen de vrijwilligers een belangrijke plaats in. Bijna de helft van de half miljoen katholieken die regelmatig naar de kerk gaan, is actief als vrijwilliger. Per parochie kunnen we spreken van gemiddeld 170 vrijwilligers tegenover één pastorale beroepskracht, (priester, diaken of pastoraal werk(st)er). De parochie kan in dit opzicht met recht een vrijwilligersorganisatie worden genoemd.
Het merendeel van de katholieke vrijwilligers is vrouw (60%) en de helft van alle vrijwilligers is ouder dan 57 jaar. Het werk van parochiële vrijwilligers bestaat met name uit ondersteunende en uitvoerende taken. Velen zijn al langer dan tien jaar actief. De rol die vrijwilligers zichzelf toedichten, is met name voorwaardenschep-pend. Dat wil zeggen: gericht op taken die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de parochie en die het werk van anderen (bijvoorbeeld van pastores) mogelijk maken. Men zet zich vooral in voor de zondagsliturgie en alles wat daarmee samenhangt. Het kerkgebouw, de liturgie en het contact met anderen (waarbij opnieuw de liturgie vaak een grote rol speelt). Vrijwilligers zijn bijna allemaal trouwe kerkgangers. Zo komt het nogal eens voor dat de groep vrijwilligers praktisch samenvalt met de groep kerkgangers. Omdat de groep kerkgangers snel aan het vergrijzen is, geldt dit ook voor de groep vrijwilligers. Opvallend is dat in vergelijking met de inzet voor liturgie de inzet voor de kerkelijke diaconie tamelijk gering is. Daarnaast zien we dat nogal wat vrijwilligers ook actief zijn op maatschappelijk gebied: als vrijwilliger in ziekenhuis of verpleeghuis, in een hospice, in de ontmoeting met migranten.

4.         In de onderzoeken komt naar voren dat de katholieke vrijwilligers ‘trouw en kritisch’ zijn: ze zijn dragers van het katholieke netwerk, het is een gelovige en kerkse groep, loyaal aan de eigen parochie; tegelijkertijd zijn ze kritisch over de kerkelijke leiding en het kerkelijke beleid, bijvoorbeeld over de positie van vrouwen, invulling van het kerkelijk ambt en benoeming van bisschoppen. Maar ze zijn ook kritisch met betrekking tot de eigen mogelijkheden. Ze koesteren geen overdreven hoop op een sterk kerkelijke opbloei. Ze richten zich liever op kwaliteitszorg voor de eigen situatie: aandacht voor goede vieringen, een mooie eigen kerk, een aardig gezicht naar buiten, en een voorzichtige stap om anderen er (weer) bij te betrekken. (Ten opzichte van vernieuwingen is er de nodige scepsis: wie moet het doen en wat levert het op?)

5.         Het aantal vrijwilligers dat actief is geworden in de leiding van de weekendvieringen, dat wil zeggen in de woord- en communievieringen, is sterk toegenomen. In veel parochies, waar een open beleid wordt gevoerd, zijn werkgroepen ontstaan die al of niet onder speciale begeleiding en training gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor een maandelijkse, of  tweewekelijkse woord- en communieviering in het weekend, waar de priestervoorganger niet aanwezig is of waar juist in aanwezigheid van de priester gewerkt wordt aan een groeiende verantwoordelijkheid van leken in de liturgie. Op een aantal plaatsen gebeurt dit met het oog op een steeds groter wordend gebrek aan priesters, maar het wordt ook beschouwd als een geheel eigen mogelijkheid en kans om gelovigen actief te vormen tot leiders van de lokale geloofsgemeenschap.
Daarbij vallen een aantal ontwikkelingen op: de groei naar een actieve geloofsbeleving nodigt parochianen uit zelf verantwoordelijkheid te nemen voor dienstverlening aan anderen; zij voelen zich uitgenodigd, geroepen om medeparochianen voor te gaan in bezinning, verkondiging, gebed en de viering van de tafel; lekenvoorgangers voelen zich parochiaan, en zij weten dat zij op gelijk niveau anderen van dienst mogen zijn. Er is sprake van een grote toewijding, eerbied en bereidheid om zich te laten scholen. Men voelt zich gaandeweg gedragen door de lokale gemeenschap, en het valt op dat menige parochiële voorganger uitdrukkelijk bevestiging krijgt na afloop van de viering. Het besef groeit dat men er niet alleen voor staat, maar vanuit de lokale gemeenschap, en in het bijzonder als lid van de werkgroep voorgaat in bezinning en gebed.

6.         De woord- en communievieringen worden over het algemeen beleefd als een andere, eigen vorm van eucharistie. In een aantal parochies probeert men een eigen vorm daarvoor te ontwikkelen die duidelijk het onderscheid laat zien met de eucharistie onder leiding van een priester. In andere parochies ontdek je in de vormgeving van de dienst bijna geen verschil met de eucharistie. De dienst van de tafel lijkt zelfs sterk op het eucharistisch gebed. Over het algemeen ligt de beleving van deze diensten onder leiding van parochianen dicht bij de beleving van de eucharistie. Misschien is de communieviering wel het meest centrale moment voor praktisch alle kerkgangers. Dat vind ik niet zo zorgelijk, terwijl menig kerkleider en bisschop dit wel vindt. Ik vind het verrassend dat een lokale geloofsgemeenschap  gegroeid is in het geloof dat men mag samenkomen om de gedachtenis van Jezus eigentijds onder leiding van leden van de eigen gemeenschap te vieren.

Een anekdote vertelt het volgende: Op een zondagmorgen in de vakantietijd komt een echtpaar van elders in de kerk. Tot hun schrik ontdekken ze dat er een woord- en communiedienst zal zijn onder leiding van parochianen. Ze willen net opstaan om weer te vertrekken, als de bel gaat en een groepje voorgangers binnenkomt, allemaal gekleed in gebedsmantels. Oh, denken ze, er is toch sprake van eucharistie. Het wordt een levendige viering, en ze vinden het fijn dat ze te communie kunnen gaan. Na de dienst horen ze van parochianen dat het weer een mooie dienst was onder leiding van parochianen. De gasten voelen heel even een kort moment van aarzeling, maar dan zeggen ze tegen elkaar: we hebben toch een mooie viering gehad.

7.         Deze ontwikkelingen en vooral de groei van eigen verantwoordelijkheid van parochianen, spelen zich af in de context van een kerkelijk beleid dat zich daar juist van vervreemdt en zich er zelfs tegen verzet. In alle bisdommen richt het beleid zich op schaalvergroting, fusies van lokale parochies om meerdere redenen: financiën, gebrek aan priesters, gemakkelijker kader voor bestuurbaarheid, meer deskundigheid binnen een groter verband. Het benoemingsbeleid wordt er steeds meer op gericht dat voor een groter geheel minstens één priester beschikbaar is, en wel zo dat in elke parochie op zondag eucharistie kan zijn onder leiding van de gewijde priester. Schaalvergroting, fusies, centralisering zijn op zich goed te verstaan, de nuchtere feiten van terugloop van kerkgangers, financiën, enzovoorts, dwingen tot ingrijpende maatregelen, hoe pijnlijk ze ook zijn. Deze ontwikkelingen staan niet op zichzelf, maar ze maken deel uit van veel bredere maatschappelijke ontwikkelingen van schaalvergroting, fusies, samentrekken van financiële bronnen en inzet van deskundigheid. Maar er is meer aan de hand: in de laatste 30 jaar zijn naast de universitaire theologieopleidingen eigen bisdommelijke initiatieven ontstaan voor werving en vorming van nieuwe priesters en diakens. Over het algemeen bestaat de indruk dat de nieuwe generatie priesters die van deze opleidingen afkomstig is, nogal traditioneel gevormd is, een persoonlijke binding heeft met de bisschop en veel aandacht heeft voor de centrale plaats van de sacramenten en de eucharistie. Daarbij komt het feit dat in de laatste jaren de bisschoppen een vergaande aandacht hebben ontwikkeld voor een striktere regelgeving die vooral betrekking heeft op de vorm en uitvoering van de eucharistie. Men is zeer beducht voor de ontwikkeling in verschillende parochies van de woord- en communiediensten omdat deze veel te veel zouden gaan lijken op de eucharistie, en voor de groeiende betekenis van leken in de lokale gemeenschappen. En dat betreft zowel de positie van de pastoraal werk(st)er als van de parochianen.  Bisschoppen zijn vooral bezorgd voor de kerk als gezonden om de traditie in universeel verband trouw te blijven, desnoods met uitsluiting van menig gelovige die naar gemeenschap in geloof  en eigen verantwoordelijkheid zoekt.

8.         De vervreemding tussen kerkleiding en actief betrokken gelovigen in parochies neemt toe. Schaalvergroting, fusie van meerdere parochies heeft soms tot gevolg dat de eigen kerkplek verdwijnt. Gelovigen worden geacht naar een andere parochiekerk te gaan, waar men zich als een vreemde voelt en de sfeer mist van een warme nabije gemeenschap. Mensen beginnen af te haken of blijven zwerven. De benoeming van een traditionele pastoor heeft op een aantal plaatsen vergaande gevolgen: gelovige vrijwilligers voelen zich niet serieus genomen, laat staan gekend in hun eigen verantwoordelijkheid.
Een vrijwilliger verwoordt het aldus:”Vanaf het aantreden van de nieuwe bisschop en de zijnen waait er een geheel andere wind; een ijskoude wind die doordringt tot op het bot. Het hart is eruit. Er is geen sprake van enige communicatie, of het moet de communicatie zijn waar de bisschop het vaak over heeft: de eenrichtingsvariant bisschop - parochies – parochianen. Er geldt nu een andere doctrine: terug naar vroeger! De letter van de wet is veel belangrijker dan de geest die eruit spreekt. De plaats van de priester wordt angstvallig afgebakend en gaandeweg steeds verder uitgebreid ten koste van de pastoraal werkers en leden van de werkgroepen liturgie in de parochies. Deze worden steeds verder in het nauw gebracht en ingeperkt in hun  mogelijkheden”. Soms is dit proces van restauratie en terugdringing van de mondige vrijwilliger een sluipend proces: telkens kleine veranderingen die gaandeweg het oude regiem herstellen. Soms laat een nieuw benoemde pastoor uitdrukkelijk merken dat hij de voorgaande periode van activering en vorming van vrijwilligers niet belangrijk vindt, zelfs afkeurt. “Waar we jaren met hart en ziel aan gewerkt hebben, wordt zonder overleg terzijde geschoven. Het ergste is het gebrek aan respect voor een andere manier van geloven. God is weer opgesloten in het tabernakel, alleen de Rooms katholieke kerk, en met name de priester, heeft de sleutel. Van ons leken wordt dienstbaarheid en gehoorzaamheid verwacht”. Aldus een vrijwilliger die jarenlang de leiding heeft gehad van de werkgroep woord- en communiediensten. Priesters worden geïsoleerde voorbijgangers die geen echt contact meer hebben met de gelovigen aan de basis van de geloofsgemeenschap. Het kan zelfs zover komen dat de indruk wordt gewekt dat een parochiaan al is die nog zo gevormd, getraind en begeleid, geen verstand heeft van het delen en vieren van geloof in God, die zich heeft laten kennen in de barmhartige die iedere mens met eerbied benaderde. Mensen voelen zich weer afhankelijk gemaakt van wat de pastoor te zeggen heeft.

9.         Heel negatief vind ik het feit dat juist rond de liturgie in het weekend zoveel afbraak gegroeid is. Er ligt zoveel nadruk op het binnenkerkelijk gebeuren, hoe belangrijk ook, dat er nauwelijks enige aandacht is voor de ontwikkeling van eigentijds pastoraat en dienst in de samenleving. Dat maakt ook de weerstand, de reactie op het kerkbeleid soms zo kwetsbaar en zwak: mensen zijn zo afhankelijk gemaakt van wat er op zondag in de kerk gebeurt, dat men bijna nergens meer is, wanneer juist dat binnenkerkelijke wordt aangetast en afgebroken.

Vrijwilligers reageren in mijn waarneming op vijf verschillende manieren:

  • Men blijft steken in puur verzet tegen de persoon van de priesterpastoor en zijn beleid. Een reactie van vechten met de hakken in het zand; het levert nogal wat frustraties op, omdat er geen winst te behalen is.     
  • Men blijft gevangen in heimwee, terugverlangen naar de verleden tijd waarin het allemaal zo goed ging. Heimwee kan verstikkend en blokkerend werken ten aanzien van mogelijke nieuwe energie. 
  • Men neemt na enige tijd een ingrijpende beslissing: men neemt afstand, haakt af, omdat de gezondheid eronder lijdt. Men zoekt een open toekomst zonder te weten waar dat zal zijn. Interessant vind ik dat een aantal van hen inmiddels een andere bedding gevonden heeft: men wordt als vrijwilliger actief in een andere vrijwilligersorganisatie: hospice, ontmoetingswerk met migranten, vredesbeweging e.d.          
  • De vierde reactie is de bewuste keuze voor een zelfstandige, onafhankelijke opstelling. Men kiest als groep een eigen weg, men verlaat als groep de parochie, of anders gezegd: de lokale geloofsgemeenschap neemt een eigen plaats in naast de formele parochie, zonder echter de band met de bredere geloofsgemeenschap te verbreken.    
  • De vijfde reactie tenslotte begint met de nuchtere, realistische vaststelling: zo is nu de realiteit, niet anders, laten we de feiten serieus nemen, hoe negatief ze ook zijn. Misschien vraagt de huidige ontwikkeling van ons dat we – zeker voorlopig – de nacht proberen uit te houden. Niet passief alsof we alleen maar betere tijden afwachten. De nacht uithouden betekent waken, met elkaar wakker blijven om te zien of zich misschien nieuwe tekenen voor kunnen doen. Interessant is dat de jongere generatie zich op een geheel eigen manier opstelt binnen deze ontwikkelingen. Daar kom ik straks uitgebreider op terug.  

De  brochure van de Nederlandse Dominicanen

De  brochure van de Nederlandse Dominicanen probeert een tussenoplossing, een middenweg te vinden te midden van de kerkelijke ontwikkelingen rond het ambt. De schrijvers van deze brochure gaan ervan uit dat veel parochies als lokale geloofsgemeenschappen in een kwetsbare positie terechtgekomen zijn. Want er is  een actieve betrokkenheid gegroeid die gelovigen in staat stelde om zoveel mogelijk eigen wegen te gaan in de vormgeving en leiding van de weekendliturgie, wat nogal eens geleid heeft tot vormen van vieringen die sterk gingen lijken op de eucharistie. En daarop staat haaks het beleid van de bisdommen: de zondagsviering moet een eucharistieviering zijn waarin een priester voorgaat. Deze dient zich te houden aan  alle kerkelijke voorschriften. Is er geen priester beschikbaar dan kan er een viering zijn van woord en gebed. En vooral: deze mag absoluut niets hebben van een eucharistieviering. Mensen komen terecht in een zwevende positie en voelen zich niet langer gesteund door het kerkelijk beleid.

De Dominicanen hebben verschillende parochies gevraagd: wat zouden jullie wensen voor de toekomst? De parochies antwoordden vaak: we willen onze eigen weg gaan. Daarmee wordt niet gedoeld op een ongecontroleerde losbandigheid, maar op in eigen oprechte verantwoordelijkheid en geloofsovertuiging kunnen doen, wat men ten diepste gelooft te moeten doen. Daarom zeggen de Dominicaanse schrijvers van de brochure: parochianen verlangen naar een wekelijkse eucharistie, waarin bij gebrek aan een priester voorgangers en voorgangsters uit de lokale gemeenschap moeten kunnen voorgaan. Dat wil zeggen: voorgangers bij de eucharistievieringen moeten principieel gekozen kunnen worden door de gemeente zelf, dat wil zeggen: van onderop. En tegelijk vragen deze parochies om een bekrachtiging en zegen of een wijding door het kerkelijk gezag: de bisschop wordt serieus genomen als degene die, wat van onderaf gegroeid is, bevestigt en bekrachtigt. Men zou dus verlangen naar een ritueel, waarin de geloofsgemeenschap aan de bisschop vraagt en voorstelt om door haarzelf geselecteerde mensen  - mannen én  vrouwen - te wijden tot voorganger en waarin de bisschop dit zou doen. Het gaat in deze wens dus om een samenspel van onder en boven: de gemeenschap draagt voor en de bisschop toetst vanuit de apostolische traditie, zegent en bevestigt, drukt er zijn zegel op. Er is dus geen sprake van dat men het kerkelijk gezag en de apostolische traditie niet zou zien zitten. Integendeel: men zou dit gezag weer graag meer bij de geloofsgemeenschap betrekken en dus ook meer respecteren dan nu het geval is. De brochure beschrijft hiermee de consequentie van wat Edward Schillebeeckx al jaren geleden bepleit heeft: Iedere lokale geloofs-gemeenschap heeft recht op de eucharistie.

Een bijzonder accent in de brochure is dit: men wenst dat de instellingswoorden bij de eucharistie samen door de voorganger(ster) én de gemeente (als de basis en de geboortegrond van de voorganger (ster)) worden uitgesproken. Het uitspreken van die woorden is geen exclusief recht/macht van de priester, vindt men; dan zouden zo’n recht en zo’n macht haast magisch worden. Het is de bewuste geloofsuitspraak van de ganse gemeente die haar stem verleent aan de voorganger(ster).

De taak en het ambt van de voorganger(ster) worden in deze toekomstvisie fundamenteel bij het volk Gods gelegd. Uit de gemeente, voor de gemeente. Genomen uit de gemeente en nog altijd lid van de gemeente, krijgt hij of zij van die gemeente in de letterlijke zin van het woord “gezag”. Hij of zij heeft iets te zeggen en moet dat ook doen, wil zijn/haar ambt zin hebben. Het is niet zo dat de voorganger(ster) door de bekrachtiging en wijding de macht krijgt om te doen wat anderen niet kunnen doen. Het is wel een bepaalde verantwoordelijkheid (liever dan macht) die door de gemeente, bemiddeld door de bisschop, aan de voorganger(ster) wordt overgedragen om te doen voor allen en namens allen. De voorgang(st)er wordt dan als het ware door de gemeente even boven zichzelf uitgetild. Zij treedt als het ware even terug om belichaming, hand en stem van de gelovige gemeente te worden. Het is niet “met uitsluiting van” maar “ingesloten, dank zij en namens jullie”.

De brochure pleit dus voor een soepele middenweg, waarop zowel recht wordt gedaan aan de eigen plaats van gelovigen in de lokale gemeenschap als aan de kerkelijke traditie, die mensen invoegt in een veel breder geloofsverband dan de lokale gemeenschap.

Wat door het beleid van de huidige kerkleiding nog altijd als een dreiging wordt opgevat, is voor de actieve “leken” in veel plaatselijke gemeenschappen een uitkomst. Daarmee is het ook een uitdaging. Naarmate zij zich er meer van bewust worden in een oude kerkelijke traditie te staan die door het Tweede Vaticaans Concilie opnieuw gehonoreerd werd, zullen zij ook onbevangener kunnen functioneren. De eigen gelovige creativiteit zal door bemoediging meer geïnspireerd raken. Parochianen die aanvankelijk moeite hebben met medeparochianen als voorganger, zullen geholpen worden om zich makkelijker aan te sluiten bij deze ontwikkeling in de lokale gemeenschap.

De schrijvers van de brochure pleiten er met klem voor dat de kerkelijke gemeenten, de parochies, in de huidige noodsituatie van het tekort aan gewijde celibataire priesters creatief de theologisch verantwoorde vrijheid nemen – en krijgen – om uit hun midden hun eigen voorganger, respectievelijk team van voorgangers te kiezen. Op grond van de voorrangspositie van het “volk Gods” boven de hiërarchie – uitdrukkelijk tijdens het Tweede Vaticaans Concilie uitgesproken – mag van de diocesane bisschop worden verwacht deze keuze in goed overleg te bevestigen door zijn handoplegging.

Gevaarlijk?

En dan komt naar mijn indruk de gevaarlijke zin in de brochure: “mocht de bisschop de wijding of inordening weigeren op grond van argumenten die niet het wezen van de eucharistie raken, zoals de celibaatsverplichting, dan mogen de parochies erop vertrouwen dat zij toch echt en waarachtig eucharistie vieren wanneer zij biddend brood en wijn delen”. De schrijvers pleiten er met andere woorden voor dat parochies hierin met meer zelfvertrouwen en durf zullen handelen. In soortgelijke situaties kunnen parochies elkaars beleid hierin bevestigen en zo nodig corrigeren. Het is te hopen, dat de bisschoppen in de toekomst hun opdracht tot dienen waar zullen maken en alsnog de lokale voorgangers zullen bevestigen in hun ambt. Ten overvloede zeggen de schrijvers tenslotte dat hun pleidooi gebaseerd is op uitspraken van het Tweede Vaticaans Concilie en de vele theologische bijdragen daarna. Daarbij denk ik met name aan Edward Schillebeeckx die ooit gezegd heeft: iedere geloofsgemeenschap heeft recht op de eucharistie.

Met deze brochure maken de schrijvers een fundamentele keuze in het eeuwenoude conflict: het ambt groeit en vindt bevestiging van onderop tegenover de nog steeds geldende overtuiging van het leergezag, dat het ambt principieel, bezield door de Geest, van boven gegeven is.

Reactie in Nederland

Vrijwel direct na het verschijnen van de brochure ging een brief van de Nederlandse bisschoppen naar Rome: naar het departement geloofsleer en naar de generaal van de Dominicanen. Het is mij niet helemaal bekend wat er in Rome toen gebeurde. Is het generaal bestuur van de Dominicanen onder grote druk gezet om de verspreiding van de brochure en zeker de openbare bespreking daarvan te verbieden? In elk geval is er bij de bisschoppen nogal wat kwaad bloed gezet omdat de brochure zonder hun medeweten en zeker zonder hun toestemming naar de parochies is verzonden. In een latere brief hebben de Nederlandse bisschoppen op formele gronden de brochure “buitenkerkelijk” verklaard. Er kwam een verbod, gericht aan de Dominicaanse provincie, om een open theologisch en pastoraal debat te organiseren. Het bestuur van de Dominicanen hield zich aan dat verbod. Maar gelukkig werd het initiatief tot een openbaar gesprek over de brochure vrijwel onmiddellijk overgenomen door de Dominicuskerk en de studentenecclesia van Amsterdam. Het werd een open bezinning, zonder grote woorden van afkeuring van het bisschoppelijk beleid. Het werd veelmeer een zoektocht: hoe gaan we met dit initiatief op een creatieve manier om? En daar konden ook kritische geluiden over de brochure zelf klinken.

Wat leverde het beraad op 10 november in Amsterdam op?

Een naar mijn indruk belangrijke ontwikkeling na de brochure is deze: hoe wezenlijk en fundamenteel de theologische discussie over kerk en ambt ook is, laten we ons niet verliezen in een geïsoleerde discussie, alsof het in onze kerk alleen over het ambt zou gaan. Misschien kunnen we elkaar minstens zo goed verder helpen door te kijken naar allerlei creatieve initiatieven in lokale geloofsgemeenschappen die het niet alleen hoeven te hebben van de wekelijkse eucharistie (en woord- en communieviering).

Er kwamen een aantal vragen aan de orde die naar mijn indruk van groot belang zijn voor de toekomst van de lokale geloofsgemeenschappen:

  • Hoe kunnen parochies vitaal blijven in een priesterloze kerk, in situaties van schaalvergroting en fusies.
  • Hoe vermijden we dat we terechtkomen in een oeverloze discussie over het kerkelijk ambt, die veel van onze energie opslorpt?
  • Hoe kunnen we elkaar op verschillende terreinen van kerk zijn zo goed mogelijk ondersteunen en nieuwe initiatieven alle ruimte geven?

Er werd in het beraad op 10 november niet alleen stem gegeven aan de pijn van gelovigen die zich steeds meer vervreemd voelen van het kerkelijk beleid. Er werd met klem gepleit voor mogelijkheden om bij de bisschoppen te blijven insisteren op erkenning en bevestiging van de ambtsontwikkelingen van onderop. Maar tegelijk werd in meerdere toonaarden de stem gehoord van aanwezigen die pleitten voor een bredere bezinning dan alleen op de ambtskwestie: laten we ons niet verliezen in een eng binnenkerkelijke discussie. Het gaat om veelmeer: we doen er goed aan veel energie te besteden aan allerlei vormen van geloofsverdieping, aan het zoeken naar antwoorden op zinvragen van deze tijd en vooral: wie zijn we als kerk in een samenleving die zoekt naar wegen van gerechtigheid, van solidariteit met kanslozen, armgemaakten, mensen zonder stem? Belangrijk vind ik dat het beraad het verlangen uitsprak naar een verdergaande bezinning, niet als een nieuwe grootse organisatie zoals de Acht Mei Beweging tot voor kort. Men zoekt naar nabije regionale verbanden en netwerken ter ondersteuning, versterking van wat plaatselijk ontwikkeld kan worden.

Hoe kunnen we elkaar helpen om onze inzet in onze lokale gemeenschap te versterken en aan te vullen? En hoe groeien we in vrij en creatief handelen? Wanneer we energie steken in het ontwikkelen van nieuwe en alternatieve vormen van liturgie, winnen we ook aan vrije ruimte. We hoeven ons niet te storen aan regels en wetten die alleen betrekking hebben op de traditionele sacramenten van de kerk. Met andere woorden: hoe gaan we onze eigen weg? Daarbij gaat het om vragen als:

Hoe vinden we in ons midden mensen die kunnen groeien in gelovig leiderschap? Wat is daarvoor nodig aan vorming, opleiding, bevestiging en ondersteuning? Welke mensen worden erkend in hun leiderschap? Hoe zorgen we er samen voor dat niet alle aandacht uitgaat naar de inzet voor liturgie in het weekend?

Toekomst?

Een zeer ingrijpende vraag wordt, als vervolg op het beraad van 10 november, deze: hoe ziet de toekomst van onze kerk eruit wanneer we kijken naar de positie die jongeren al of niet innemen? De vrouwelijke voorganger van de Dominicusgemeente in Amsterdam zegt:”De mensen onder de veertig jaar zijn niet slecht  vertegenwoordigd in onze kring, maar het is niet de groep die de kerk draagt. Misschien moet ik zeggen “nog niet”, daarvoor moet er wellicht eerst iets worden losgelaten door de oudere generatie die deze kerkvorm heeft herwonnen op een traditie van macht en dogma’s. De jongere generatie is niet geïnteresseerd in de discussies over kerk en ambt. De bijdrage van jonge kerkleden is vaak van korte duur, gericht op tijdelijke projecten, en vaak ten behoeve van de eigen opgroeiende kinderen. De binding van de jongere generaties met de kerk is anders: het is niet meer de plek die je tweede huis is, het sociale vangnet. Jongere generaties dragen, zo constateren onderzoekers, de sporen van de televisiecultuur waarin jij bepaalt wat er bekeken wordt, waarin je kunt weglopen of wegzappen, waarin het beeld soms belangrijker is dan het woord, waarin vaart en afwisseling de toon zetten. De jongere generaties kennen de “strijd tegen” niet meer. Zoals bij ons in de Dominicuskerk de ambtsnotitie (van de Dominicanen) hooguit bij de oudere generaties opnieuw de rol van de leken onder de aandacht brengt, is er geen jongere die de huidige voorgangers bevraagt op waarom jij wel en ik niet”.

Een duidelijke waarschuwing: laten we ons niet verliezen in het gevecht om wat we verworven hebben, maar ruimte scheppen om te zoeken naar nieuwe eigentijdse antwoorden.

Een anekdote vertelt: De ouders van twee opgroeiende jongeren lijden veel pijn aan de ontwikkelingen in de parochie, waar de pastoor veel nieuwe initiatieven terugdraait en een sterke restauratie doorvoert. De ouders praten aan tafel vaak over hun verdriet. De kinderen worden het langzamerhand beu en zeggen: “Waarom blijven jullie alsmaar praten over die akelige kerk? We zien jullie nooit meer blij en gelukkig. Hou toch op over die kerk! Wij zijn er ook nog!”

Conclusie

We groeien uit boven de strijd over het ambt, van boven of van beneden.

We werken aan een volwassen soort christendom waarin iedere gelovige haar of zijn plaats en verantwoordelijkheden heeft. Het onderscheid tussen man of vrouw is niet van belang. Er wordt veel aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van creativiteit in vorm en inhoud. We kunnen meer werk maken van een stevig netwerk, waarin het gaat om signaleren van nieuwe mogelijkheden, we kunnen verwijzen en doorgeven en zo al gaande de weg onze geloofskracht vergroten.

NB: Een aantal parochies zal n.a.v. de brochure zeggen: dat doen we in feite al lang, alleen de bevestiging van de bisschop missen we. En dat is jammer, en ook theologisch niet juist. Wat van onderop groeit in geloof is toch de moeite waard?
Mogelijke stelling voor verder gesprek

Wanneer de bisschoppen weigeren in te gaan op de vraag naar bevestiging van voorgangers in de lokale geloofsgemeenschappen, zijn er vier wegen te bewandelen:

  1. Ofwel men probeert samen met meerdere parochies, meerdere geloofsgemeenschappen, een zending te formuleren en te geven aan plaatselijke voorgangers. Er wordt dus gezocht naar een breder verband, waarbij een parochie niet alleen komt te staan. (Deze gemeenschappelijke zending is te vergelijken met een situatie in het bisdom Utrecht, waar de bisschop weigert zending te geven aan het buurt- of straatpastoraat. Dat is volgens de bisschop geen pastoraat, maar een vorm van welzijnswerk. Daarom worden nu een aantal parochies opgeroepen om samen die zending te geven aan de buurtpastores.)
  2. Ofwel men laat het gewoon in het midden. Er wordt geen formele stap gezet, maar het wordt overgelaten aan de beleving van de gelovigen zelf. Er zijn woord- en communievieringen, zoals men dat al jaren gewend is, maar er wordt nergens gewag gemaakt van de vraag of het wel of niet eucharistie is.
  3. Ofwel men ziet af van een zending door de bisschop, en zoekt naar creatieve alternatieven, waarin recht wordt gedaan aan de betekenis van gebed, verkondiging en het delen van brood en wijn of iets dergelijks. Er wordt uitdrukkelijk gezocht naar een ruimte om de discussie met de officiële leer te vermijden.
  4. Ofwel men gaat gewoon door met de woord- en communievieringen ook al staan ze dicht bij de eucharistie, maar er wordt telkens uitdrukkelijk vermeld dat het geen kerkelijk formeel goedgekeurde eucharistie is.

Gerard Zuidberg

Dr. Gerard Zuidberg is emeritus pastor in Utrecht en lid van de redactie van rk-kerkplein.org. Bovenstaande tekst heeft hij uigesproken bij de Conferentie Luzern Manifest 2008, Verkondigingopdracht in plaats van preekverbod. Wat verwachten de gemeenten? Wat verwachten de zielzorgers? op 25 oktober 2008 in Luzern, Zwitserland. (Zie www.luzerner-manifest.ch.)



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Hoe verder na de brochure van de Nederlandse Dominicanen?" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol