Levend water  
Home > Thema's > Kerk zijn > Spiritualiteit > Levend water
Dr. Henk Hillenaar
22/7/10

Levend water

Er zijn in de evangelies weinig teksten waarin zo veel grenzen tegelijk worden overschreden als in dit verhaal over Jezus en de Samaritaanse vrouw. Maatschappelijke grenzen: de leerlingen verwonderen zich erover dat Jezus als man-alleen een vrouw-alleen zomaar aanspreekt, maar ook politieke en religieuze grenzen: hier treedt een jood in contact met een Samaritaanse. Dat was zelfs verboden, want Samaritanen waren, zo zei men, politiek onbetrouwbaar en religieus onrein. Maar het evangelie gaat nog veel verder: de Samaritaanse – en wij dus met haar – krijgen hier, kerkelijk, institutioneel gesproken, misschien wel de meest grensverleggende, opzienbarende woorden te horen die het Johannes evangelie Jezus in de mond legt: “Er komt een uur, en dat is nu, dat de ware aanbidders de vader zullen aanbidden in geest en waarheid (…) God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden”.

Tweemaal achter elkaar klinkt hier “God aanbidden in geest en waarheid”.  En om duidelijk te zijn voegt Johannes eraan toe: “De dag komt waarop jullie noch op de berg – de berg Gerizim, het heiligdom van de Samaritanen – noch in Jeruzalem – in de tempel – de Vader zult aanbidden”. Aanbidding, waarachtige godsdienstigheid is niet aan plaats of Kerk gebonden. Johannes vertolkt hier het religieus ideaal van zijn vroeg christelijke gemeente, die én door joden, én door Samaritanen werd gewantrouwd. Voor Johannes moet de waarheid levend zijn – levend water – dankzij de geest: de geest die in den beginne al boven de wateren hing, en die waait waar hij of zij wil. God is geest en moet ook in een geest van wijsheid, liefde, openheid aanbeden worden. Die geest en die waarheid heeft Johannes in Jezus herkend.

Woorden van Jezus zijn vaak te mooi om waar te zijn, of te moeilijk om te doen. Deze woorden hier zijn én te mooi én te moeilijk gebleken. We weten allemaal wat er van die uitspraak ‘in geest en waarheid’ in veel kerken geworden is. Te vaak is het omgekeerde gebeurd, is de geest door de waarheid, de leer, aan banden gelegd, werd het instituut een gesloten huis in plaats van een ruimte om op adem te komen. Instituten, wetten, traditie zijn nodig om het proces van de geest in goede banen te leiden, maar wee het instituut, zo wordt hier gezegd, dat zichzelf belangrijker vindt dan de inspiratie van de geest.

Vandaag de dag beluisteren we deze tekst vooral ook als een waarschuwing aan al degenen die straks van Jezus zelf een instituut gaan maken, een Kerk, een leer, een ambt, iets waaraan Jezus zelf waarschijnlijk nooit gedacht heeft. Niemand heeft de geest en dus de waarheid in pacht, ook de Kerk die zich op Jezus beroept niet. De hele schepping, alle werken van de vader, dat wil zeggen alles en allen die bestaan, zijn nodig om die toekomst, dat Rijk van God, Rijk van de Geest, te verwezenlijken. De Samaritaanse is hier niet de ondergeschikte, de ongelovige, maar de andersdenkende die in haar eigen waarde en eigen geloof gelaten wordt. Tijdens dit gesprek herkent zij in Jezus die waarheid van de Geest. Aan het einde van het verhaal gaat ze dat ook aan anderen verkondigen. In feite blijkt zij meer ‘levend water’ te zijn dan de leerlingen die er omheen staan en niet begrijpen. Als wij ons afvragen wat het verhaal van Jezus en de Samaritaanse ons in 2010 nog  te vertellen heeft, is het, lijkt mij, vooral toch dit: Wij christenen zijn het die water – levend water – mogen vragen aan andersdenkenden, aan mensen met een ander geloof, een andere cultuur. Niet omdat ons geloof niet zou deugen, dat zou de verkeerde conclusie zijn, maar omdat wij deel uitmaken van een veel grotere gemeenschap van mensen die trachten aan deze wereld een ander gezicht te geven. Wij hebben de anderen nodig, met hun andere inzichten, andere religieuze overtuigingen, die even zeer als de onze vruchten van de geest kunnen zijn. Met elkaar kunnen wij ieders geloof verrijken, verdiepen, meer inspirerend maken. Anderen zijn er voortaan niet meer om te bekeren, maar om, waar mogelijk, van te leren.  

Hier komen de woorden van Ton van der Stap in beeld. ‘God vinden in al wat is’ was een leiddraad in zijn bestaan. Hij constateert dat wij daarbij als westerlingen geneigd zijn onze eigen cultuur en onze eigen religie als superieur te beschouwen aan die van andere volkeren. Ook hij haalt het evangelie aan, ditmaal dat van Lukas, om te zeggen dat wij de ander, in het Oosten, Westen, Zuiden en Noorden nodig hebben om ons eigen verhaal over God en over geest en waarheid waarachtiger, geloofwaardiger, meer aanstekelijk te doen zijn. Jezus is onze Messias, onze grote inspiratiebron, en voor ons hier is er – dat is mijn en ons geloof – geen betere dan Hem te bedenken. Maar er zijn andere profeten, andere inzichten, andere godsdiensten waaraan wij christenen ook in menig opzicht een voorbeeld kunnen nemen, en die eenzelfde plaats onder de zon verdienen als wij. In het Westen geldt dat vandaag de dag in de eerste plaats de Islam. Wij hebben zo langzaamaan genoeg bezwaren tegen de Islam gehoord. Het wordt tijd dat we ook van hen leren. De manier, bijvoorbeeld, waarop moslims over het mysterie van het bestaan, over God voelen en denken – de godsnamen die het begin van ieder nieuw hoofdstuk van de Koran tot een prachtig lied maken, hun levensgevoel van totale overgave – Islam betekent ‘overgave’ – aan die grote God die met alles te maken heeft; daar kunnen christenen, lijkt me, van leren. Zoals we de laatste vijftig jaar van oosterse godsdiensten een dieper besef van innerlijkheid en van meditatie geleerd hebben, zoals wij uiteraard niet ophouden in het jodendom, huis van thora, psalmen en profeten, leerhuis bij uitstek, inspiratie te putten. En geest en waarheid zijn natuurlijk ook buiten de bestaande godsdiensten te vinden: Alle Menschen werden Freunde, All you need is love: voor het superioriteitsgevoel van mensen die de ware godsdienst denken te bezitten, kan dat soort uitspraken gemakkelijk of goedkoop klinken, maar wie zich aan die zogeheten seculiere woorden overgeeft, ontdekt dat ze een waarheid uitdrukken die even diepzinnig is als wat de evangelies vertellen. Als Ton van der Stap ergens van overtuigd was, betrof dat het belang van andersdenkenden, andersvoelenden, niet alleen in religie, maar in de gehele cultuur, en in wetenschap en kunst. We hebben dat alles hard nodig om ons eigen christelijk geloof ruimte te geven, ramen en deuren, inspiratie, leven. Jezus afscheidsgebed bij Johannes luid dan ook: “Vader, laten ze allen één zijn”. Een in dezelfde geest.

Bij het nadenken over deze teksten werd ik voortdurend ook herinnerd aan een onvergetelijke les in de theologie die ik in het roerige jaar 1968 als student gekregen heb van Edward Schillebeeckx. Deze  had enkele jaren daarvoor een boek gepubliceerd met de titel Christus, sacrament van de Godontmoeting. Samen met een medestudent mocht ik in het Dominicanenklooster in Nijmegen de meester gaan interviewen, voor een portret zoals dat heet. Een hele dag had hij voor ons uitgetrokken, een buitenkansje, en we hebben hem het theologische hemd van zijn lijf gevraagd, en een fraai portret geschreven. Wat mij van zijn betoog het meest is bijgebleven en vandaag nog naklinkt, is zijn constatering dat de theologie destijds zo’n opbloei kende omdat ze niet in haar eigen kring van bijbel, kerk, en leer was blijven ronddraaien maar zich geopend had, niet alleen naar andere godsdiensten maar ook naar de menswetenschappen. Volgens Schillebeeckx konden religie en theologie alleen maar  blijven bestaan bij de gratie van de menswetenschappen, en van alle cultuur daarachter. Als theoloog voelde hij zich niet langer superieur, maar zocht de ander op om zijn eigen verhaal te kunnen vertellen. Schillebeeckx hield ons eigenlijk die dag de les voor, die Johannes hier aan zijn Messias in de mond geeft, bij de godontmoeting van de Samaritaanse: in geest en waarheid. Daarvoor is Gods gehele schepping nodig, zo alleen kunnen de mensen één zijn, in die veelkleurigheid, met verschillende profeten, verschillende waarheden maar in één en dezelfde Godgegeven geest, de geest van gerechtigheid, verdraagzaamheid, liefde. All you need is love. Zo is het toch, ervaren we dat allemaal niet?

Wij hier in de Dominicus proberen iedere zondag, en vooral in de weken daartussen, aan die beweging van de geest mee te doen, met onze Messias, Jezus van Nazareth, met zijn gebaar van gerechtigheid: het delen van brood en wijn. En we proberen een open huis te zijn, bijvoorbeeld voor immigranten die op vrijdagochtend in grote getale in de pastorie aanwezig zijn om taalles te krijgen. Wat is er zinvoller, menswaardiger dan jezelf en anderen te leren spreken en schrijven? En ik denk ook aan de sirenebijeenkomsten die hier op de eerste maandag van iedere maand buiten de vakanties gehouden worden, op hoop van zegen. Daarbij zien we ook allerlei mensen van buiten, onder wie nogal wat Samaritanen, het woord nemen, hun lied zingen, hun geloof in het leven belijden. Af en toe weet je daar plotseling  met een bron van levend water te maken te hebben. Dan besef je wat voor een geschenk het is in een milieu, een traditie te mogen staan die openheid en gesprek ziet als weg, naar gerechtigheid, naar een levend geloof in het Rijk Gods...

Misschien kan ik het beste eindigen met een wens: mogen wij die dorsten naar vriendschap, naar liefde, naar gerechtigheid, ook voor elkaar steeds weer bronnen van levend water zijn. In geest en waarheid. Laten we proberen dat woord waar te maken..

Henk Hillenaar

Dr. Henk Hillenaar is emeritus hoogleraar Franse taal- en letterkunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens voorganger van de Dominicusgemeente (van het eerste uur en nu opnieuw invaller).Bovenstaande toespraak heeft hij in deze kerk gehouden op zondag 20 juni 2010, in het kader van de serie diensten over ‘God vinden in alles wat is’, Pinkstertijd aan de hand van de in 2009 overleden priester en schrijver Ton van der Stap.

Reacties

"Wij christenen zijn het die water – levend water – mogen vragen aan andersdenkenden, aan mensen met een ander geloof, een andere cultuur." U vergeet dat er ook staat: "Het heil is uit de Joden" (v.22). Lijkt mij kwestie van christelijke arrogantie... 'Levend water' is niet maar mooie beeldspraak, maar principe van de wederopstanding. Het is de 'damp' van Genesis 2,6. Hebreeuws 'ed'. In LXX vertaald met 'pègè', precies het woord dat Johannes ook gebruikt (v.14) en dat terugkeert in de Apokalyps. 'Gave Gods' (v.10) is het geschenk aan Israel (Exodus 16,29), Johannes heeft er woordspel van gemaakt: 'dorea' = gave 'dorean' = om niet - zonder reden. "Zij hebben mij om niet gehaat" (Joh.15,25).
Geert van den Bos - Enschede



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol