Duurzame spiritualiteit  
Home > Thema's > Kerk zijn > Spiritualiteit > Duurzame spiritualiteit
Dr. Patrick Chatelion Counet
7/12/12

Duurzame spiritualiteit

Reactie op een VolZin lezing

Duurzame spiritualiteit is een oxymoron. Een begrip dat twee tegengestelden nauw met elkaar verbindt, zoals oud nieuws of een jeugdige grijsaard. Om spiritualiteit in je leven te ervaren moet je je openstellen. Dat is een inspanning die – om het zenboeddhistisch te zeggen – niet-inspannen vergt. Dat lukt niemand duurzaam.

Jean-Jacques Suurmond noemt duurzame spiritualiteit juist een pleonasme. Hoewel dit het tegenovergestelde is van een oxymoron begrijp ik zijn redenering wel. Wanneer spiritualiteit vanuit God en de schepping gedacht wordt, is heel ons bestaan ervan doordrenkt. Je kunt er blind of doof voor zijn maar het is er, altijd.

Oxymoron, pleonasme. Is spiritualiteit dan – ik kom uit bij Marjoleine de Vos – een kwestie van taal?

Marjoleine las voor uit een gedicht van Rutger Kopland:

“Ik kijk door het raam de boomgaard in en zie hoe
woorden voor bomen, vogels, gras, voor wat er is daar
daar niets betekenen en ook de boomgaard zelf
heeft geen betekenis”.

Marjoleine’s lezing is een poging om de taal te ontstijgen, om de woorden uit te wissen, en zo uit te komen bij…

Ja waarbij? Bij de essentie van de dingen? Bij de spiritualiteit van het bestaan? Bij het bestaan zelf? Bij Kopland heeft de boomgaard geen betekenis. Pessoa laat hem bestáán. Een woordeloos er-zijn. En met Patricia de Martelaere schuiven we op naar een niet-iets. Het Niets tussen de dingen. De persoonlijke God wordt vervangen door een verband dat zelf niet iets is, maar dat wel blijvend alles draagt.

Aan de hand van twee gedichten, of beter, een credo en een gedicht, wil ik afstand nemen van twee dingen. Van het Niets dat alles draagt, en van een onpersoonlijke God.

Het Niets als drager van de moderne spiritualiteit komt regelrecht uit de secularisatie en de verwetenschappelijking van het wereldbeeld. Sedert het logisch positivisme van de Wiener Kreis en thans vooral door de polemiek van wetenschappers als Stephen Hawkins en Richard Dawkins is religie een achterlijk fenomeen. Hun opvatting laat zich als volgt samenvatten:

Credo

ik geloof in Niets, de drager van toeval –
schepper van Nu uit de oerknal
en in de wetenschap, zijn uniek product,
onze leer,
die ontvangen is van de Evolutie
geboren uit Trial-and-Error
die geleden heeft onder de religie,
is bestreden, verdraaid en doodgezwegen,
nedergedaald in de Middeleeuwen,
ten leste verrezen in de Verlichting,
die opgestegen is tot Waarheid,
zit aan de rechterhand van Niets, de drager van toeval;
vandaar zal Zij oordelen de theorieën en de paradigma’s.
Ik geloof in de heilige Rede,
in de mens en de vooruitgang,
de gemeenschap van nobelprijswinnaars,
de uitwissing van de dwaling;
de toename van de entropie;
en het behoud van energie.
Amen

Dit is de armoede van een non-spiritualiteit, die zich op niet-iets beroept, op het onpersoonlijke, op het onthouden van troost, van liefde, rust, sabbath, verlangen en barmhartigheid. Ik houd hiertegenover vast aan een persoonlijke God.

Wat mij sympathiek is in de lezing van Marjoleine is de reflectie over het tekortschieten van de taal. Waarschijnlijk is dat de reden waarom ik hier uitgenodigd ben om een coreferaat te houden. Ik schreef in 1998 een boek, getiteld ‘Over God zwijgen’. Postmodern bijbellezen. Daarin neem ik mijn uitgangspunt in de negatieve theologie. Dat is de theologie die ervan uitgaat dat men over God niets kan zeggen dat bevestigend is. Zelfs niet dat hij (of zij) bestaat. En misschien is het begrip ‘God’ zelfs al één woord te veel. Tegelijk ga ik ervan uit dat de mens een homo symbolicus is. Een wezen dat betekenis aan de dingen geeft. Marjoleine had niet zo’n mooie lezing kunnen houden als taal betekenisloos is. Waar zit nu de brug tussen beide? De brug tussen God op de ene oever die zich niet laat gezeggen, en de mens op de andere oever die erom schreeuwt te begrijpen. Die brug hoeven we zelf niet te bouwen. Die is gebouwd in de traditie van de grote religies voor ons. Zij braken de taal af op zoek naar de essentie. De essentie in alle grote religies is het Woord. De Veda’s vertellen het verhaal van Nachikétas die aan de Dood is overgeleverd. Nachikétas raakt met de Dood in discussie. Hij vraagt hem: “Het verschil tussen goed en kwaad, het verschil tussen oorzaak en gevolg is God. Zeg me wat je van Hem weet”. De Dood antwoordt: “Hij is het Woord dat in de Veda’s wordt genoemd – dat Woord is Om”. De oude Perzen hanteerden een maankalender waarin zij op elke 29ste dag de Manthra vereren. Deze Manthra, het heilige Woord, is God.  Het is een erfenis die Europa van Azië overneemt. Herakleitos noemde het Woord, de Logos, het eeuwig Zijnde. Alles, de hele schepping, komt voort uit deze Logos. Zo ook volgens de evangelist Johannes: “In den beginne was het Woord, en het Woord was God”. Johannes verwijst hier naar het scheppingsverhaal uit Genesis. Hij geeft er betekenis aan. De geest Gods die over de wateren zweeft, is het Woord. Dat Woord schept. “Buiten het Woord”, zegt Johannes, “is niets ontstaan van wat ontstaan is”.

Dit is mijn opvatting. Juist in het Woord ligt de spiritualiteit. ‘Hier ben ik’ kunnen zeggen, vormt daarvan de kern. Tot wie we dit zeggen, is misschien een onoplosbaar raadsel. Maar dat we het kunnen zeggen, maakt ons spiritueel.

Ik kom terug op het gedicht van Rutger Kopland.

Alles gaat hier om betekenis. Het gedicht zelf zegt dat de woorden niets betekenen. Ik zet dat idee op zijn kop. Ongemerkt gaat Koplands gedicht over een persoonlijke God. De boomgaard die hij door zijn venster ziet is de Hof van Eden, het aards paradijs. Adam wandelt daar en hij geeft de vogels, de bomen, het gras namen. Ik heb er een aanvullend gedicht bij geschreven, Het Woord. Daar wil ik graag mee besluiten.

In den beginne was het Woord
en het Woord was God
en God gaf het Woord de mens
en deze maakte van het Woord een woord
en noemde het: ik en ik noemde de lucht de lucht
en een vogel vogel
ik noemde de aarde aarde
en het water water
de eenzaamheid noemde ik eenzaamheid
en de ander de ander maar ik sprak zonder het Woord
mijn woorden waren woorden
en toen ik alles benoemd had
en alles een naam had
toen er niets meer te benoemen was
pas toen gebruikte ik het Woord

ik gaf het terug
en noemde het: God.

Patrick Chatelion Counet

Dr. Patrick Chatelion Counet is exegeet en jurist, secretaris-generaal van de Konferentie Nederlandse Religieuzen en hoogleraar Bijbel en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Met bovenstaande coreferaat reageerde hij op 6 november 2010 op de VolZin lezing van Marjoleine de Vos.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol