De ongewenste Messias  
Home > Thema's > Kerk zijn > Liturgie > De ongewenste Messias
Colet van der Ven
21/3/10

De ongewenste Messias

Tijdens de apartheid kregen soldaten van de Zuid-Afrikaanse verdedigingsmacht een bijbel met op de eerste bladzijde een boodschap van de president van de staat, Pieter Willem Botha: “Deze bijbel maakt een belangrijk deel uit van jouw dienstplicht. Als je overweldigd wordt door twijfel, pijn, of als je jezelf voelt wankelen, wend je dan tot dit heerlijke boek voor antwoorden (…). Ik bid dat deze bijbel je tot troost zal zijn zodat je je plicht kunt vervullen en Zuid-Afrika en haar volk zullen voor altijd trots op je zijn. Van alle wapens die je draagt is dit het grootste want het is het wapen van God.”

In de jaren tachtig van de vorige eeuw wilde een religieuze groep in het diepe zuiden van Amerika de terugkeer van de Messias bespoedigen door Gods oordeel jegens hardnekkige zondaars – joden, zwarten – alvast te voltrekken. Vergiftigen zouden ze hen. De FBI wist  op het laatste moment het plan te verijdelen.

Blijkbaar is het van alle tijden om God – en in het verlengde daarvan Jezus – te annexeren, voor het eigen karretje te spannen. Het karretje van apartheid, van moord of zoals in het verhaal van de grootinquisiteur van Sevilla, van wereldse macht.

Het verhaal, dat deel uitmaakt van het indrukwekkende werk De gebroeders Karamazov van Dostojewski speelt zich af in het zestiende-eeuwse Spanje. Jezus daalt af naar de hete pleinen en straten van Sevilla. Een dag eerder zijn tijdens een met veel pracht en praal omgeven ceremonie honderd ketters op last van de inquisitie in de vlammen geworpen. Jezus verschijnt zonder kenbaar te maken wie hij is maar iedereen herkent hem want, zo staat er:  “De zon van de liefde brandde in zijn hart, stralen van licht, kennis en kracht schenen uit zijn ogen”. Het volk is uitzinnig. De grootinquisiteur, tevens kardinaal ziet het tafereel met lede ogen aan. Hij besluit  Jezus in de boeien te slaan en hem te kerkeren. Wanneer de ‘donkere en ademloze nacht’ over de stad valt gaat de ijzeren gevangenisdeur open, de inquisiteur betreedt de cel en zegt tegen Jezus: “Je hebt het recht niet nog iets toe te voegen aan je woorden van vroeger. Wat kom je ons hinderen?”

In de lange monoloog die volgt, legt hij omstandig uit waarom de wereld beter af is zonder Jezus. Fijntjes wrijft hij hem in hoe stom het was om niet in te gaan op die drie briljante voorstellen van de duivel. Jezus zou verzekerd geweest zijn van alle macht denkbaar. Gelukkig heeft de katholieke kerk die stupiditeit hersteld. Heerst zij inmiddels over de wereld in de naam van God maar met de principes van de duivel. Tevreden stelt hij vast dat de kerk de leer heeft verbeterd door Jezus in te ruilen voor macht, mensen te bedwelmen met leugens en hen hun vrijheid te ontnemen maar niet de illusie van vrijheid.

Genadeloze kerkkritiek die bedroevend genoeg ook in onze dagen hout snijdt. Nee, we verbranden geen ketters meer maar onverminderd draait het in het Vaticaan om macht, dogma’s, ge- en verboden die in al hun massiviteit menselijkheid en mededogen pletten. Een  paus die prachtig pralend op zijn aardse troon de wereld vermanend toespreekt om stelling te nemen tegen de buitensporige armoede, een aartsbisschop die over de hele linie beticht wordt van despotisch en stalinistisch handelen, bisschoppen die seksueel misbruik verdonkeremanen maar wel een verzekering afsluiten tegen eventuele claims. Om het met de slagzin van het documentairefestival te zeggen: de werkelijkheid verzin je niet.

Maar Dostojewski zou Dostojewski niet zijn als hij het bij kerkkritiek alleen zou laten. Nee hij legt zijn welsprekende grootinquisiteur zinnen in de mond die de lezer, in ieder geval deze lezer, af en toe tot vertwijfeling  brengen. Want het ergste verwijt dat de grootinquisiteur Jezus maakt is dat hij een te hoge dunk van de mensen heeft. Wat een illusie om te denken dat ze de vrijheid aan zouden kunnen. Kijk naar de eeuwen die verstreken zijn,  zie de rokende puinhopen.  Mensen kunnen niet met vrijheid omgaan en willen dat niet ook.  Niets onverdraaglijker dan die moeilijke vrijheid. Ze willen brood en spelen, wonderen, de warmte van een baarmoeder,  manna uit de hemel, de roes van een pilletje. Ze willen  systemen, ideologieën, goeroes. Mensen zijn conformisten, kuddedieren, angsthazen Ze willen rust, ook al is het de rust van een gedrogeerde.

Met een eeuw achter de rug die bepaald geen triomf van geluk en vrede is, drijft de grootinquisiteur mij met dat verwijt in een hoek.  Is de kern van Jezus boodschap: “heb lief je naaste die een mens is als jij” niet van een vertederende naïviteit of erger: onthutsende wereldvreemdheid? Is het geloof dat een mens die moeilijke vrijheid aankan niet een bespottelijke illusie?  Zijn de woorden van de grootinquisiteur niet pijnlijk waar?  Lees de kranten, kijk het journaal. Maar ook zonder krant en journaal liggen de voorbeelden voor het opscheppen. Zoals we ons bij tijd en wijle gedragen tegenover intimi en tegenover vreemden, thuis, op het werk of hier in de gemeente. Egocentrisch, onverschillig, bozig, jaloers, geïrriteerd, roddelziek of vol zelfbeklag. Lange tenen, lichtgeraakte zielen.  Geef de grootinquisiteur maar eens ongelijk.

Je zou willen dat Dostojewski Jezus een ijzersterk repliek in de mond legt  maar dat doet hij niet. Jezus blijft zwijgen. Maar dan volgt een reactie die overtuigender is dan welke repliek ook. Wanneer de grootinquisiteur is uitgesproken, loopt Jezus op hem toe en kust ‘de bloedeloze lippen van de negentig jaar oude man’. Een vondst van de schrijver, een schok voor de lezer. Een kus. Een kus op de mond. Een gebaar zo intiem, zo aan codes en woorden en macht voorbij. En de grootinquisiteur weet het. Voelt het. Hij huivert weerloos. 

Had Jezus alleen maar volhard in zwijgen dan had zijn houding geïnterpreteerd kunnen worden als onverschillig, of superieur of  met stomheid geslagen maar dit gebaar is subliem. Hij kust zijn verrader en wordt in die kus zijn woord: heb lief je naaste die een mens is als jij.  Hij openbaart zich in liefde. Echte liefde, niet afgedwongen, niet afgekocht. Liefde in vrijheid. Tegenover machtsdronkenheid zet hij mededogen,  tegenover arrogantie ontferming, tegenover berekening geloof. Het Russische woord voor geloven vjera wordt ook vertaald met innerlijk weten. Innerlijk weten raakt aan geweten. Dat geweten vormt het hart, de kern van die moeilijke vrijheid. Met dit gebaar lijkt Jezus te zeggen: omarm die moeilijke vrijheid, scherp dat geweten dat onrustig maakt, want het is van je wezen de grond, van je mens-zijn de kern.  

Maar daarmee is het verwijt van de  grootinquisiteur nog niet gepareerd. Ja, hij, de mensenzoon  kan het, maar wíj, wij mensen, kunnen wij het? Kijk naar onze wereld, waarin rivieren veranderen in riolen, zachtmoedigen in beulen en kinderen in moordenaars. Zie de rokende puinhopen.

 De Italiaanse schrijver Italo Calvino stelt dat er twee manieren zijn om niet te lijden onder het feit dat de wereld die we bewonen een hel is. De eerste valt velen gemakkelijk: de hel aanvaarden en er deel van gaan uitmaken tot je op het punt gekomen bent dat je hem niet meer ziet.  De tweede manier vereist ononderbroken aandacht en studie: zoeken wie en wat, midden in de hel, géén hel is, en dat laten voortbestaan, dáár ruimte aan geven. Tot zover Calvino. Het is niet simpel maar het is te leren, in te oefenen, over te dragen. Als je weet in welke grond wreedheid, haat en onverschilligheid wortelen – en dat weten we, dat is traceerbaar, analyseerbaar, voelbaar – en in welke grond mededogen en empathie, dan kun je een begin maken met een leven, een wereld waarin niet de leugen maar de liefde regeert. Zoek de zachte krachten op en wek ze tot leven, in jezelf, in anderen. Delf in een samenleving die overmand is door duisternis, het licht op. Een verhaal uit de joodse mystiek reikt ons daarvoor een mooi beeld aan: de stralen van Gods scheppende macht  zijn uit elkaar zijn gevallen.  Maar, aan al die gebroken fragmenten kleven lichtvonken en het is aan mensen die vonken los te maken en zo de wereld te herstellen. Haar te herscheppen in een wereld waarin niemand meer wakker schrikt in de nacht en niemand nog vreest voor een nieuwe morgen. Die wereld kan, als wij het kunnen. Als wij het willen. Maak waar je roeping van opstandige. Laat je niet bedwelmen, voorliegen, inpalmen. Blijf wakker en waakzaam, handel gewetensvol, heb onophoudelijk lief en begin daarmee ieder uur opnieuw. Zo moge het zijn.

Colet van der Ven

Colet van der Ven is freelance journaliste en programmamaakster voor radio en tv. Bovenstaande toespraak hield zij tijdens de eucharistieviering in de Dominicusgemeente te Amsterdam op 10 januari 2010.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Liturgie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol