Van kind van het rijke roomse leven naar kritisch katholiek  
Home > Thema's > Kerk zijn > Ambten > Van kind van het rijke roomse leven naar kritis...
Dr. Gerard Groener
18/2/09

Van kind van het rijke roomse leven naar kritisch katholiek

Theo van Amerongen levert een waardevolle bijdrage aan de documentatie van het katholieke geloofsleven in de vorige eeuw binnen de Memoreeks van de Valkhof Pers. Het boek leest als een roman. Je ziet het voor je ogen gebeuren.  De auteur is steeds deelnemer en analyticus tegelijk.

We zien het leven van een kind met kritische vragen in de tijd van het traditionele katholieke geloof in een dorp. Die wereld gaat open als hij naar de priesteropleiding gaat. Dan komt de fundamentele crisis van begin jaren zestig. Het wordt ook een persoonlijke geloofscrisis, door publicaties als die van bisschop Robinson, Honest to God. Dietrich Bonhoeffer en Paul van Buren wijzen hem een weg. Hier ontstaat een nieuw en blijvend engagement met Jezus van Nazareth. “Vanaf dit moment staat in de manier waarop ik christen wil zijn de historische Jezus van Nazareth centraal… Jezus, volledig mens, is volledig beeld van God” (p.45). Van Amerongen maakt de eenzame keuze af te zien van het priesterschap, maar toch als theoloog verder te gaan. Na een aanvullende studie godsdienstwetenschappen wordt hij in 1969 in een parochie de eerste ongewijde pastor. Hij stelt zich consequent op als leek, als gekwalificeerde gelovige en niet als ambtsdrager met gebrek aan wijding. Het wordt de eerste testcase voor het in praktijk brengen van de weg van Jezus. Na die inkijk in het parochieleven neemt de auteur zichzelf en ons mee naar de wereld van de schoolcatechese, eerst als districtscatecheet voor katholieke basisscholen en daarna als docent aan de Katholieke Pedagogische Academie en redactielid van het blad ‘School en godsdienst’. Door ontmoetingen in Suriname en Baskenland wordt zijn blik voor onrecht en onderdrukking gescherpt. Hij ontmaskert de nieuwe ervaringscatechese als lief en burgerlijk, omdat daarin de God van Jezus en de profeten tandeloos is gemaakt. Een overstap naar een docentschap aan de Agogisch Theologische Opleiding (1980 ATO) is logisch. Hij krijgt daar nieuwe analytische instrumenten en bijbelse inzichten, maar voelt ook de onvrede dat er niet concreet wordt gewerkt aan het programma van Jezus: opbouw van het rijk Gods in deze wereld. Dat vindt hij wél in het El Salvador Komitee in Arnhem. Dit voert hem naar Midden Amerika, naar ontmoetingen met priestervoortrekkers in de bevrijdingsstrijd. De vermoorde bisschop Romero wordt zijn nieuwe heilige. Er zal nauwelijks een andere theoloog in Nederland zijn, die zich zo sterk gesolidariseerd heeft met de basisbeweging in Midden Amerika. Dat levert het meest spannende deel van het boek, een verhaal uit de eerste hand (p.153-203). Ook als theoloog brengt hem dat op nieuwe wegen, vooral door zijn intensieve ontmoetingen en vriendschap met de bevrijdingstheoloog Jon Sobrino. In katholiek Nederland zijn na 1980 de marges klein geworden, maar van Amerongen blijft geëngageerd bezig, ook na de opheffing van de ATO (1983). Hij geeft colleges bevrijdingstheologie en dient de Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht, en vooral de studenten, als studieadviseur. Bij de slotzitting van het Landelijk Pastoraal Overleg over catechese (1991) krijgt hij de gelegenheid voor heel katholiek Nederland zijn ‘catechetisch testament’ uit te spreken (p.210-213), dit tot genoegen van kardinaal Simonis. De auteur kan hier zijn beide levenslijnen samenbrengen: inzet voor een wereld zoals Jezus voor ogen stond en zoals ze door God bedoeld is, en geloofsvorming van jongeren en volwassenen. In een korte epiloog legt de auteur uit waarom hij zich, ondanks alle gebreken, blijft bewegen in de ruimte van de Rooms-Katholieke Kerk.

Er vallen een aantal zaken op in deze biografie. Waar andere kritische gelovigen zich van de kerk gedistantieerd hebben, blijft van Amerongen zich midden in de kerk bewegen. Hij neemt het risico door links en rechts veroordeeld te worden. Zijn loyaliteit heeft te maken met zijn trouw in vriendschappen. Dat is een soort rode draad in het boek. Inhoudelijk berust zijn loyaliteit op een gedeelde inzet voor de zaak van Jezus. Kritiek alleen is hem te gemakkelijk. Je verbaast je over zijn leergierigheid, zijn inzet en veelheid van activiteiten. Zo werd hij een constructieve bouwer aan menselijke en gelovige solidariteit.

Karakteristiek is dat de schrijver dikwijls te vinden is in de frontlinie: de eerste ongewijde pastor; bij de ideologische ontmaskering van de catechese, zowel van de oude kerkelijke als van de nieuwe ervaringscatechese, op het actiefront in Arnhem; docent aan een revolutionaire opleiding; letterlijk aan het front in El Salvador. En tegelijk blijft hij ook leven in de ‘gewone wereld’, maar nooit zonder de vraag te stellen: waarom? Als kind begon hij daar al mee: lastige vragen stellen.

De auteur zegt van zichzelf een bèta-instelling te hebben. Mede daarom komt hij misschien in problemen ten aanzien van geloof in een leven na de dood. “De God naar wie mijn zusje Greetje is gegaan, die God moet ik opgeven” (p. 40). Dan wordt het werken aan het rijk Gods op aarde het enige perspectief. Het is bijna ironisch dat zijn dochtertje hem weer bij die oude vraag terugbrengt. Als zijn vader op sterven ligt, zegt het kind: Nou moeten we bidden voor opa (p. 233).

In mijn beleving eindigt het boek wat mat en vermoeid. Natuurlijk, de basisbeweging in Latijns Amerika is ineengeschrompeld en heeft plaats gemaakt voor berusting of evangelicaal christendom, Jon Sobrino spreekt niet meer van bevrijding maar van barmhartigheid naar het lijdende volk, en in ons land beleven we de afkalving van eens vitale geloofsgemeenschappen. Zonder beleving van een God die ons te boven gaat, krijgen we het benauwd. Het gevaar van geloof als opium tegen de pijn is niet het enige. Voor onze tijd moeten we ons misschien niet oriënteren op het verhaal van de Uittocht, maar op Israël in de ballingschap: elkaar opzoeken in kleine kring, met elkaar in het leerhuis gaan en leerkringen vormen, en zo de hoop levend houden.

Gerard Groener

Dr. Gerard Groener is emeritus docent praktische theologie van de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht. Hier recenseert hij de autobiografie van Theo van Amerongen: Heb je wel roeping? Terugblik van een theoloog. Valkhof Pers, Nijmegen, 2008, 237 blz..


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Ambten" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol