Romeins gezag?!  
Home > Thema's > Kerk zijn > Ambten > Romeins gezag?!
Dr. Jan Visser
15/2/07

Romeins gezag?!

Rond de oprichting van de nieuwe Katholieke Theologische Faculteit is enige deining ontstaan. Die deining hangt samen met de (her)benoeming  van docenten van de oude bedeling aan de nieuwe bedeling. Sommigen voldoen volgens de bisschoppelijke gedelegeerde Mgr. Eijk niet aan wat hij noemt radicale loyaliteit aan de kerk. Daarmee wordt bedoeld loyaliteit aan het leergezag. Daar waar het om het vakgebied van de bisschop zelf gaat, de ethiek, vallen de klappen. Zo is tot verbazing van velen prof. Frans Vosman, loyaal katholiek en geen morele scherpslijper, niet meer welkom aan de nu door het Vaticaan erkende opleiding. Naar de redenen laat zich gissen. Men veronderstelt dat het gaat om de opvattingen van Vosman over homoseksualiteit. In Trouw neemt Lodewijk Dros aan dat bisschop Eijk als potentieel opvolger van kard. Simonis deze nu op voorhand corrigeert. Immers, kard. Simonis had destijds geen bezwaar tegen de benoeming van Vosman aan de KTU.

Bisschop Eijk heeft zo zijn eigenen redenen om met gebruikmaking van door het Vaticaan gedekt gezag de docenten te wegen en sommigen te licht te bevinden. Naar de diepere achtergrond van het oordeel mag men gissen. Uiteindelijk is dat voor bisschop Eijk klaarblijkelijk niet van belang. Het gaat niet om inhoudelijkheid , argumenten of publieke verantwoording. Het gaat erom wie te oordelen en te beslissen heeft. En dat is de bisschop. Terecht wijst Jan van Hooijdonk in VolZin op de gevolgen van Eijk’s maatregelen. Docenten zullen omwille van hun positie en om den brode aan zelfcensuur doen ten koste van een vrij denkklimaat. Uiteindelijk draait alles om de kerkelijke gezagsstructuur. En die is in de Rooms-Katholieke Kerk tot op heden gestempeld door de beslissing die men op het Eerste Vaticaans Concilie in 1870 nam. Preciezer gezegd, door de mentaliteit die destijds leidde tot de aanvaarding van het dogma over het pauselijk gezag.

Eerste Vaticaan Concilie

Recente fundamentele onderzoeken hebben aan het licht gebracht wat destijds de meerderheid op dat Concilie van 1870 bewoog. Men wilde aan de door moderne politieke, culturele en wetenschappelijk ontwikkelingen onzeker geworden gelovigen een houvast geven door een onbetwijfelbaar gezag. Voor de katholieken moest dit de paus zijn. Voor de protestanten aan wie die onzekerheid ook niet voorbijging, werd dit de Bijbel, van kaft tot kaft ‘waar’. Ook al was het resultaat van het conciliair overleg, dank zij het verweer van de minderheid op het Concilie, een genuanceerde dogmaformulering, de geest die ertoe dreef, bepaalde na het Concilie de facto de praktijk.  Al was er nauwelijks sprake van onfeilbare uitspraken, bekend is dat  wat het hoogste gezag uitsprak in geur van onfeilbaarheid stond. Bovendien, als Rome gesproken had, was de zaak beslist zonder dat men in discussie kon gaan over de steekhoudendheid van de beslissing. Ondanks de meer conciliaire en gemeenschapskoers die het tweede Vaticaanse Concilie insloeg – niet alleen het hoogste ambt beslist wat recht en waar is – behield uiteindelijk de gang van zaken, zoals men sinds het eind der negentiende eeuw gewoon was, de overhand. Nog steeds dient een lokale kerk haar beleid af te stemmen op hetgeen de Romeinse instanties op universeel niveau voor wenselijk en juist acht. Van een dialoog, van overleg waarin een lokale kerk kan aangeven wat in haar situatie gewenst en noodzakelijk is, is nauwelijks sprake.

Faculteit Katholieke Theologie

Dat blijkt nu opnieuw in de zaak van de nieuwe Theologische Faculteit. Daar manifesteert zich een beleidslijn die ook op andere niveaus speelt. André van Kempen, emeritus studentenpredikant, schreef een brief waarin hij de noodzaak tot de oprichting van een Amnesty-pastoraal bepleit. Dat houdt in een voortdurende aankloppen bij het kerkelijk gezag om er op aan te dringen dat wat op plaatselijke vlak aan overleg en inzet van gelovigen en vaak in oecumenische samenwerking tot stand gebracht is, niet te niet te doen. En wel door gezagsmaatregelen van boven af zonder rekening te houden met wat aan de basis leeft.

Je vraagt je bij dit alles af of men de overtuiging is toegedaan dat men evenals aan het eind van de negentiende eeuw met formeel gezag de modernisering die men als bedreiging ervaart, te lijf wil gaan. Dat is een andere weg dan die het Tweede  Vaticaans Concilie voorstond. Daar wilde men openheid naar en dialoog met de moderne wereld zonder daarbij op voorhand alles van buiten als ‘goed’ te bestempelen. Men ontkomt niet aan de indruk dat het Nederlandse rooms-katholieke episcopaat deze koers verlaat om in meerder opzicht de gelederen te sluiten en te komen tot een stevig, desnoods klein, maar wel besloten bolwerk. Tegen de ‘Geest dezer Eeuw’, of uit nostalgie naar vervlogen tijden?

Gezagsmodel

Echter, je ontkomt er niet aan in het kerkelijk beleid op universeel niveau een zekere tweeslachtigheid te bespeuren. Kijk je over de grenzen van ons polderland heen dan vallen er andere ontwikkelingen te ontwaren. En wel in oecumenisch perspectief.

De oproep van Paus Johannes Paulus II uit 1995 om tot een discussie te komen over het functioneren van zijn ambt heeft een stroom aan reacties opgeroepen, zowel buiten als binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Een van de belangrijkste reacties was het derde rapport van de Dialoogcommissie van Anglicanen en Rooms-katholieken uit 1999, The Gift of Authority, waarin men tot een verregaande overeenstemming kwam. Niet alleen over de waarde van een primaatschap in de kerk, maar ook hoe  het gezag in de kerk diende te functioneren. Men stelt vast dat het de opgave van alle gelovigen in de kerk is om op grond van de hun toevertrouwde charismata (Geestes-gaven) mee te werken aan de voortgang van de geloofstraditie. Het gaat daarbij om een uitwisseling, een wederkerig geven en nemen, waarin bisschoppen, geestelijken en leken binnen de kerk van elkaar ontvangen en aan elkaar iets te geven hebben. Daarbij is het de taak van de theologen om te onderzoeken of en hoe nieuwe inzichten in de stroom van de traditie geïntegreerd moeten worden. Men dient er vooral op toe te zien dat daarbij de onderlinge verhoudingen niet uit het evenwicht geraken. Daartoe benadrukt men vooral het synodaal overleg in de kerk. In dat proces hebben ambtsdragers en leken ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Dat houdt in dat gezag wederkerig uitgeoefend dient te worden. Bisschoppen spelen daarbij – en in hun midden zij die primaatzetels bezetten – een sleuteltrol. Maar deze ‘personale’ (hen eigen) sleutelrol dient altijd uitgeoefend te worden binnen synodale en conciliaire structuren. Dat daarbij de verhoudingen soms uit het evenwicht zijn geraakt stelt men ook vast. Aan anglicaanse zijde dreigt decentralisatie de eenheid en de synodaliteit van de kerk te verstoren. Aan rooms-katholieke zijde een oppressief hiërarchisch gezagsmodel. Dus beide kerken zouden gebaat zijn met een vernieuwing of, anders gezegd, met een hernieuwde aanvaarding van de met de geloofsgemeenschap gegeven gezagsverhoudingen. Dit is een opmerkelijke interkerkelijke consensus over een heet hangijzer in beide geloofsgemeenschappen.

Nieuw functioneren?

Het voert mij hier en nu te ver om aan te geven hoe de tendens die uit dit rapport spreekt ook bepalend is voor de resultaten van de gesprekken tussen Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe, Oud-Katholieke en Lutherse theologen.

Hier wil ik alleen nog aangeven hoe men niet alleen in de interkerkelijke contacten nadenkt over een nieuw functioneren van het gezag in de Rooms-Katholieke Kerk. Ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk zijn overtuigende stemmen luid geworden om tot een hernieuwde aanvaarding van de gezagsstructuren te komen. Theologen als Pottmeyer, Tillard, Schatz, Hünermann, Klausnitzer, Quinn, Sesboüé, Rdalbeck-Ossmann(1) huldigen als het gaat om het gezag binnen de kerk, opvattingen over het primaat die in een recent verleden als veroordelenswaardig zouden zijn bestempeld. En dat misschien ook nu in het oog van sommige Nederlandse bisschoppen zijn. Vanuit de na het Tweede Vaticaans Concilie ontwikkelde ‘communio-ecclesiogie’ – waarin vooral de kerk als gemeenschap gezien wordt, waar ieder zijn eigen plaats en verantwoording heeft – houden zij een met argumenten gestaafd pleidooi voor een meer collegiaal en minder centraal uitgeoefend pauselijk, en daarmee ook bisschoppelijk gezag. Boeiend is vooral de studie van Regina Rdalbeck-Ossmann – voorzien van een Imprimatur! – die op grond van historische gegevens aantoont hoe het ‘pauselijk’ gezag in de kerk naar bijbels en oudkerkelijk voorbeeld  dialogisch en niet monologisch uitgeoefend dient te worden. Dat laatste kreeg na 1000 in het Westen de overhand, met als hoogtepunt de dogma’s van 1870. Op grond van deze inzichten pleit men voor een ‘re-receptie’ van die  pausdogma’s die men te zeer gestempeld ziet door de toenmalige gezagsopvattingen. En daarmee houdt men impliciet een pleidooi voor een nieuwe vorm van gezagsuitoefening binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Eén die haaks staat op de manier waarop, gedekt door het centraal Romeins gezag, sommige Nederlandse bisschoppen menen hun kerk door de huidige tijd te moeten loodsen. Daarbij negeren ze helaas het gesprek en het overleg dat zich in hun eigen wereldkerk en tussen de kerken onderling plaatsvindt met het oog op een oecumenische voortzetting van de christelijke traditie. Daarmee doen ze naar mijn mening tekort aan hun episcopale opdracht en verantwoordelijkheid en aan de gemeenschap waarvoor ze zijn aangesteld.

Jan Visser.


 

1 Hermann J. Pottmeyer, Die Rolle des Papsttums im Dritten Jahrtausend, Freiburg i.B. 1999; J.-M.R. Tillard, L’évêque de Rome, Paris 1984; Peter Hünermann, Gesucht: Ein neues Paradigma des Petrusdienstes, in: Heinz Schütte (Hg.), Im Dienst der einen Kirche. Ökumenische Überlegungen zur Reform des Papstamtes, Paderborn 2000; Wolfgang Klausnitzer, Der Primat des Bischofs von Rom, Freiburg i. B. 2005; John R. Quinn, Die Reform des Papsttums, Freiburg i.B. 2001; Bernard Sesboüé, Le magistère à l’épreuve, Paris 2001. Regina Rdalbeck-Ossmann, Vom Papstamt zum Petrusdienst, 2005.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Ambten" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol