Julian Barnes wil zijn doodsangst beteugelen  
Home > Thema's > Liturgie > Tussen begin en einde > Euthanasie > Julian Barnes wil zijn doodsangst beteugelen
Drs. Jan Greven
14/8/10

Julian Barnes wil zijn doodsangst beteugelen

Vorige keer schreef ik over het ’diepe, diepe leed’ van de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra dat hij ondanks ’rusteloos zoeken en reikhalzen’ God niet kon vinden. Naar aanleiding daarvan attendeerde collega-columnist Bert Keizer mij op ’Nothing to be frightened of’ van Julian Barnes, dat zo begint: “In God geloof ik niet. Maar ik mis hem”. “Dat boek is wel wat voor jou”, schreef Keizer, en hij heeft gelijk. Barnes onderzoekt zijn eigen angst voor de dood. Of is het angst voor het sterven?  Hij vertelt openhartig over zichzelf en zijn familie, laat zich inspireren door de Franse schrijver Jules Renard en strooit met anekdotes op die typische, losse wijze waarop alleen Engelsen loodzware onderwerpen kunnen behandelen.

Barnes heeft het zwarte gat aan het eind altijd met iets van angst in de gaten gehouden. Het is of hij, nu de dood meer in zicht is gekomen (hij is van ’46) dat angstig-zijn niet meer op zijn beloop wil laten, maar onder ogen wil zien en wil overwinnen, door vast te stellen dat de dood hoort bij het leven. Dat er niets is om bang voor te zijn. Vandaar de titel van zijn boek.

Maar hij is dubbel. Nog kan hij ’s nachts wakker worden van doodsangst en zijn eigen wanhopige geschreeuw. Barnes vergelijkt het menselijk leven met een vogel die vanuit de duisternis een feestzaal invliegt. Het is er licht, warm en vrolijk. De vogel blijft er een tijdje en vliegt er dan de andere kant weer uit, de duisternis in. Voor ons leven vergetelheid. Na ons leven niet anders. Toch gaat het beeld niet helemaal op. De vogel vliegt uit eigen beweging de feestzaal uit. Bovendien is er verschil   tussen de eerste en de tweede duisternis. De eerste leidde naar licht en warmte, de tweede leidt nergens toe.

Naarmate zijn boek vordert, legt Barnes zich steeds meer neer bij het onvermijdelijke einde van alles, inclusief hemzelf. Ooit is er een laatste lezer van zijn boeken. Ooit zal iemand als allerlaatste zijn graf bezoeken. Hij mijmert daarover bij het   verwaarloosde graf van Jules Renoir, ooit beroemd schrijver. Eenmaal komt THE END. Met hoofdletters, maar wel met kleine hoofdletters. Niet te luid, wel finaal. Zo eindigt hij zijn boek.

En de God die hij mist? Met God is het bij hem als met Engeland. Uit zichzelf heeft hij er weinig mee. Maar anderen moeten er niet aankomen. Zo ziet hij de waarde van God en geloof nooit scherper dan wanneer hij zelfverzekerde atheïsten hoort zeggen dat geloof niet waar kan zijn, omdat geloof gaat over dingen die niet kunnen. Ze hebben er niets van begrepen. ’Niet kunnen’ is juist de essentie van geloof. Ook romans beschrijven wat niet echt gebeurd is of niet kan gebeuren. Maar romans stellen via deze ’leugens’ harde waarheden aan de orde. Net als romans grossieren religies in prachtige verhalen. Alleen zitten achter de religieuze verhalen geen keiharde waarheden, maar keiharde leugens. Ze houden een werkelijkheid voor die niet bestaat. Niet bestaan kan. Zegt Barnes. Maar zeiden de atheïsten waar hij zich zo aan ergerde niet hetzelfde?

Op een lunch met oude vrienden gaat het over de waarschijnlijkheid van de hemel.  Van de zes zien vijf er niets in. De zesde aarzelt. Hij is katholiek. Hij wil de hoop op een hemel niet opgeven. Vroeger zouden ze hem er om bespot hebben, maar nu voelen ze iets van afgunst. Hij is de enige die hoopt op meer dan totale vergetelheid. Daardoor is hij, volgens Barnes, beter toegerust voor de dood. De andere vijf willen HET EINDE beredeneerd vanuit het verstand onder ogen zien. Onvermijdelijk gaat ’geloof’ in die rationaliteit ten onder. Net zo min als de liefde is geloof tegen rationalisatie bestand. Wie zich afvraagt waarom hij van iemand houdt, heeft de ander al verloren. De zesde houdt iets open, timmert niet alles dicht, al is hij heel onzeker of het reëel is wat hij openhoudt en geeft hij die onzekerheid ruiterlijk toe. Barnes ziet het belang van die openheid, ziet hoe je angst voor de dood er mee te lijf kunt gaan. Zelf staat hij er te stevig voor in de rationaliteit. Daarom mist hij God en benijdt zijn vriend die het geloof in wat niet kan heeft behouden.

Jan Greven

Drs. Jan Greven is theoloog en oud-hoofdredacteur van Trouw. Hij schreef voor Trouw van 6 april 2010 deze bespreking   van Julian Barnes, Nothing to be frightened of. Vintage Books £ 8,99. Vertaald als : Niets te vrezen. 2008. Uitgeverij Atlas   € 19,00.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Euthanasie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol