Nederlanders bekommeren zich om elkaar  
Home > Thema's > Liturgie > Samenleving > Andere onderwerpen > Nederlanders bekommeren zich om elkaar
Dr. Joep de Hart
5/7/10

Nederlanders bekommeren zich om elkaar

Niet somberen: wij zijn socialer dan ooit

Vandaag de dag wordt er heel wat afgetobd over de inzet van burgers voor elkaar en voor de samenleving, nu weer door Iliass El Hadioui (VolZin, 30 oktober 2009). Met het gebit van een ander kun je niet goed kauwen, aldus mijn oma. Daarom geef ik in mijn eigen woorden mijn eigen diagnose weer. Natuurlijk leven wij hier in Nederland niet in Utopia. Er zijn allerlei zorgwekkende ontwikkelingen te signaleren en daarvoor kunt u terugbladeren naar het artikel van El Hadioui. Maar we moeten niet  overdrijven. Nederlanders behoren tot de gelukkigste volken ter wereld en hebben hun samenleving zo ingericht dat die - juist vanuit het perspectief van de solidariteit - moeiteloos kan concurreren met vrijwel elk ander land. Je kunt ook op een andere,  wat optimistischer manier tegen het onderwerp aankijken. Ik concentreer mij nu op wat ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld tussen burgers en staat. En knoop daarbij zoveel mogelijk aan bij onderzoeken van het Sociaal- en Cultureel Planbureau uit de laatste jaren.

Hunkering naar solidariteit

De politieke urgentie van het thema komt onder andere naar voren uit het   regeerakkoord van het huidige kabinet, waar bevordering van de sociale cohesie als een belangrijke pijler van het beleid wordt gepresenteerd. De overheid sluit daarmee aan bij wat ook door de bevolking als een belangrijke kwestie wordt ervaren. Onderzoeken van het SCP leren dat Nederlanders hopen op meer sociale verbondenheid en gemeenschapszin, maar vrezen voor de komst van een hardere en meer prestatiegerichte samenleving. Bevolkingsenquêtes laten zien dat goed burgerschap door Nederlanders sterk geassocieerd wordt met sociale betrokkenheid en medemenselijke zorg. Er is een wijdverbreide hunkering naar meer solidariteit, en dat zal zeker niet minder zijn geworden met de huidige kredietcrisis. Het verlangen erbij te horen drukt zich onder andere uit in het zoeken naar nieuwe vormen van verbondenheid, bijvoorbeeld rondom de dood van bekende Nederlanders (Fortuyn, Hazes), in de vorm van stille tochten, bij nationale herdenkingen. Maar ook rondom het koningshuis als symbool van nationale eenheid, bij grote inzamelingsacties of sporttoernooien, als internetclubs of via jeugdsubculturen. Voor een deel zal het bij het verlangen naar meer solidariteit gaan om heimwee naar een wereld die voorbij is, waarbij niet zelden de jaren vijftig als referentiepunt fungeren. Toen was geluk nog heel gewoon, al bestond dat geluk niet zelden uit een boterham met tevredenheid, in knusse saamhorigheid genoten in de veilige beschutting van de zuilen. Anderzijds wordt dat verlangen waarschijnlijk gevoed door een verscherpt bewustzijn van de schaduwzijden van de accentuering van individuele vrijheid en zelfontplooiing.

Eigen inzicht

Wij-gevoelens, in de zin van het zich één voelen met de andere Nederlanders, zijn een sentiment van tamelijk recente datum. Lange tijd vormde je regionale omgeving, later ook de godsdienst een belangrijke basis voor saamhorigheid tussen   Nederlanders. Al gebeurde dat laatste in ons land tot in de jaren zestig voor een groot deel via de identificatie met een bepaalde zuil of kerkelijke subcultuur: je was eerst gereformeerd of katholiek en daarna pas Nederlander. De cohesieve kracht van de zuilen is in de afgelopen decennia sterk afgenomen en lijkt plaats te hebben gemaakt voor meer dynamische en individueel getinte vormen van affiniteit. Bijvoorbeeld in de vorm van geestverwantschap op basis van een gedeelde opleiding, een vergelijkbare werkomgeving, dezelfde vrijetijdsinteresses, een overeenkomstige leefstijl. Via de sociale netwerken die ermee verbonden zijn, blijkt religie overigens een belangrijke stimulans voor maatschappelijke inzet, in de vorm van vrijwilligerswerk en informele hulp. Veel ontwikkelingen kunnen worden  samengevat onder de noemer individualisering. Met individualisering wordt gedoeld op een proces waarbij allerlei traditionele maatschappelijke verbanden (dorp, buurt, klasse, gezin, maar ook kerk) hun dwingende karakter verliezen en de ruimte groeit om het leven naar eigen inzicht en behoefte in te richten. Individualisering ligt ten grondslag aan zowel de afbrokkeling van veel oude organisatiemodellen van maatschappelijke participatie (kerken, vrouwenbonden, politieke partijen) als aan de verbreiding van participatievormen waarvoor de eigen biografie een belangrijke inspiratiebron is. Wat niet betekent dat solidariteit en sociale betrokkenheid zijn verdwenen – zoals gezegd niet in de bekommernis van de mensen, maar ook niet als feitelijke realiteit. Individualisering is niet hetzelfde als egoïsme, het is ook niet hetzelfde als bandeloosheid. Wel zijn de banden losser geworden, kortstondiger, opener en informeler.

Lokale groepen

In de Nederlandse samenleving hangt geen geur van stilstaand water. Op het maatschappelijk middenveld wordt niet slechts tevreden het gras van vorig jaar herkauwd. Je gaat het pas zien als je het door hebt: op tal van plaatsen in de Nederlandse samenleving komen nieuwe groepen, netwerken en sociale verbanden op. Er manifesteren zich innovatieve vormen van vrijwillige inzet die beter aansluiten bij het hedendaagse levensgevoel en leefpatroon. Bij het vrijwilligerswerk bijvoorbeeld komt een sterker accent te liggen op korte termijnprojecten met wel omschreven taakstellingen en doelstellingen. Tijdsintensieve vormen van betrokkenheid maken plaats voor kapitaalintensieve vormen - niemand beschikt over meer dan vierentwintig uur per etmaal, wat betreft het beschikbare kapitaal is de bandbreedte wel groot. Mensen doneren liever aan een behartigenswaardige zaak of  professionele organisatie dan dat ze zich erop vastleggen elke woensdagavond in het verenigingsgebouw te verschijnen om met andere amateurs routineus te gaan vergaderen of wisselende handenspandiensten te verlenen (terwijl veel activiteiten  die het verenigingsleven overeind houden toch ook fysieke aanwezigheid vereisen). Lidmaatschap oké, maar dan niet van de wieg tot het graf; veel vaker ad hoc of vanuit wat de Duitsers biografische Passung noemen: je zet je in vanuit wat voor jou op dit moment relevant is. De band met organisaties wordt minder gekenmerkt door de vertrouwde nestgeur van een collectief gedeeld milieu en meer door de ambitie kennis te maken met interessante mensen en activiteiten. De organisatie, de groep wordt minder gezien als fundament van je leefstijl en meer als facilitair voor wat je nastreeft. Kleine, lokale groepen van medegeïnteresseerden bieden op veel terreinen een aantrekkelijk alternatief voor de anonimiteit van grootschalige   organisaties. De nieuwe participatievormen zijn minder verbonden met een vaste plaats en fysieke nabijheid, en eerder met mobiliteit en virtuele aanwezigheid of bereikbaarheid. Daarmee zijn ze maatschappelijk vaak moeilijk zichtbaar, maar ze zijn er wel en ze vertegenwoordigen uiterst belangrijke vormen van sociaal kapitaal.

Sterkste groeiers

Nogmaals: de beschreven ontwikkelingen moeten niet verward worden met een teloorgang van de onderlinge betrokkenheid en de opkomst van louter eigenbelang als drijfveer om je te organiseren. De afgelopen jaren heb ik nogal wat tijd gestoken in het systematisch turven van de leden- en donateuraantallen van honderden organisaties op het maatschappelijk middenveld. En wat blijkt? De sterkste groeiers op dat middenveld zijn drie soorten organisaties: organisaties gericht op internationale solidariteit en mensenrechten (zoals Amnesty International en UNICEF), organisaties gericht op natuur en milieu (bijvoorbeeld het Wereldnatuurfonds, Milieudefensie, Stichting AAP van de World Society for the Protection of Animals) en organisaties gericht op morele issues (zoals de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind en de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie). Dat wijst dus allesbehalve op een fixatie met eigenbelang. Dan zouden we toch eerder moeten denken aan de Consumentenbond of Vereniging Eigen Huis. Die groeiden ook, maar aanzienlijk minder sterk. Moraliteit en sociale bekommernis hebben nog geenszins aan belang ingeboet als motief van burgerlijke inzet.

Luiken open

Niet alleen organisaties veranderen, dat geldt ook voor de religie. Wat mijzelf vaak frappeert, als ik terugdenk aan mijn kinderjaren in het Kampen van de jaren vijftig, is de granieten zekerheid waarmee iedereen om je heen de wijsheid in pacht dacht te hebben: de bisschop en de dominee, de ouderling en de koster, de juffrouw en de meester. Dat soort wereldbeelden van gewapend beton kom je vandaag de dag veel minder tegen. De Bijbel werd vervangen door het dagboek, de preekstoel door het World Wide Web. Fundamenten werden draaipanelen, grenzen poreus. Voor de stelligheid kwam het vermoeden, voor het heilsbezit het verlangen. In de dagen van weleer gaf het geloof antwoord op alle vragen, in elk geval alle vragen die ertoe doen, zelfs al had je je die nooit gesteld. En de service ging nog verder. Het werd allemaal netjes voor ons opgeschreven, vergeetachtig als wij zijn. Nietje erdoor (om met D66-leider Pechtold te spreken) en de aldus gebundelde feiten werden dan De Catechismus genoemd – die van de protestanten kwam uit Heidelberg, die van de rooms-katholieken stond uiteraard onder toezicht van Rome. Voor moderne mensen heeft dit iets onbevredigends. Als ik mijn Tomtom aanzet, dan wil ik zo snel en zo duidelijk mogelijk antwoord, maar niet als het om de zin van het leven gaat, om wat mij dierbaar is, of om wat mij ten diepste beweegt. Dan zijn pasklare antwoorden vaak minder interessant dan prikkelende vragen. En om die te vinden, helpt het zeker als je bereid bent zo nu en dan buiten je eigen routines en vanzelfsprekendheden te treden - luiken open, bruggen neer - en als je andere mensen misschien niet als  huisgenoten, maar wel als reisgenoten ziet, al is het maar voor de duur van een gesprek. Een dynamische, pluriforme en multi-etnische samenleving als het moderne Nederland heeft niet alleen behoefte aan dikke kerkmuren of een behaaglijke woning waarin je je thuis kunt voelen. Zij heeft daarnaast vooral behoefte aan echte  bruggenbouwers, die de verleiding weerstaan van het je verschansen in je eigen  gelijk en het je organiseren volgens het principe van soort zoekt soort.

Joep de Hart

Dr. Joep de Hart, cultuur- en godsdienstsocioloog, werkt bij het Sociaal- en Cultureel Planbureau. Bovenstaande tekst schreef hij voor VolZin (nr. 23 van 27 november 2009) in het kader van een serie over Het nieuwe wij.

Zie ook Het nieuwe wij.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Andere onderwerpen" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol