Geloofscrisis: het project Bomb Wreck Jewellery  
Home > Thema's > Liturgie > Samenleving > Arbeidsverhoudingen > Geloofscrisis: het project Bomb Wreck Jewellery
Jonas Staal
10/10/09

 

Over economie en geweld.

I.
Economie en geweld zijn nauw met elkaar verbonden. Van de economische kolonisatie van derdewereldlanden tot de immer terugkerende en telkens opnieuw neergeslagen protesten tijdens de samenkomst van de rijkste landen ter wereld – dit jaar de G20. Wij kunnen vandaag de dag spreken van een globaalkapitalistische norm, en die is er in geen geval gekomen zonder de nodige oppositie. Zoals elke ideologie vereist ook het kapitalisme slachtoffers om tot een zo volledig mogelijke implementatie te komen.

Het kapitalisme is geen neutraal waardesysteem dat zich op zuiver rationele grond laat belijden. Diegenen die vasthielden aan het idee dat kapitalistische waarden alle religieuze waarden – en daarmee alle religieuze conflicten – zouden kunnen overkoepelen, zijn inmiddels op hun schreden teruggekeerd. De zogenaamde ‘Deense cartooncrisis’ in 2006 was al een goed voorbeeld voor de wijze waarop ethischreligieuze en economische waarden nauw met elkaar verstrengeld zijn: de soms daadwerkelijk uitgevoerde dreigementen voor een economische boycot van westerse exportproducten door islamitische landen zijn hiervoor exemplarisch. Westerse regeringen die zich geen rekenschap wensen te geven van religieuze beleving en regelgeving verliezen draagvlak onder consumenten en daarmee een afzetmarkt. In het geval van de Deense cartooncrisis had dit betrekking op het afbeelden van de profeet Mohammed door een groep Deense cartoonisten, wat als een fundamentele aanval wordt ervaren op de alles overkoepelende macht van de profeet op het gebied van politiek en maatschappelijk verkeer, welke beide worden gestructureerd vanuit dit heilige fundament. Om het kapitalistische verkeer voorspoedig te laten verlopen, eisen deze landen dus dat de kapitalistische ideologie zich rekenschap geeft van de islamitische ideologie: dat de suggestief ‘neutrale’ waarde van het geld een nadrukkelijk ethischreligieuze dimensie verkrijgt.

De onderhandelingen en debatten in het Europese parlement – onder meer met betrekking tot een  Europese wet die dergelijke ‘kwetsende’ situaties zou moeten voorkomen – toont aan dat wanneer het om de voorspoedige doorloop van kapitaalstromen gaat, het kapitalistische systeem tot vergaande offers bereid is: zolang de overtuiging maar blijft dat het uiteindelijk de taal is van de consumptiemaatschappij die zich de religie toeëigent, en niet andersom. Niet-westerse landen met een sterk religieus georiënteerd maatschappelijk fundament zijn zich hier hoogstwaarschijnlijk vele malen meer bewust van dan wijzelf. Landen dus waar de onvermijdelijke verstrengeling tussen religie, ethiek en politiek een belangrijke basis vormt. Meer en minder fundamentalistische spreekbuizen hebben dan ook keer op keer herhaald dat het westerse imperialisme binnen een economisch kader tot uiting komt. Het neoliberale ideaal van een ‘pacifistisch’ kapitalisme, waarbij economische participatie alle ethische conflicten tussen betrokkenen zou overwinnen herbergt dan ook vele verborgen slachtoffers.

Het idee van dit ‘pacifisme’, de uitbesteding van het gewelddadige element in de kapitalistische ideologie aan weer andere (en zeker: niet-islamitische) werelddelen waar wij vrijwel nooit enig wezenlijk inzicht in verkrijgen (of willen verkrijgen), heeft het mogelijk gemaakt onze consumptiemaatschappij, ondanks een enkel zoals zojuist beschreven opstootje, van een tamelijk formeel en schoon masker te voorzien. Het is eenvoudig om in Nederland het idee uit te dragen dat er in ons leven weinig gebeurt, dat wij in een zo goed als conflictloos land leven, waar elke uiting van onvrede er een van decadentie is. Feit is natuurlijk dat wij het gewelddadige element van het kapitalisme – de rechtenloze arbeidskrachten die onderdeel vormen van productieprocessen – naar landen hebben geëxporteerd waar wij inmiddels eigenlijk van verwachten dat zij achtergesteld zijn ten opzichte van de (voormalig) florerende economieën van het westen. Het is dan ook juist deze vooronderstelling die de mogelijkheid biedt om dit ook werkelijkheid te laten zijn: de extreme ongelijkwaardigheid in kwaliteit van het menselijk bestaan tussen eerste- en derdewereldlanden wordt door allerhande politici en opiniemakers steeds verklaard, en uiteindelijk gecultiveerd, door te verwijzen naar de gebrekkige staat van de implementatie van de democratische ideologie – het democratisme – aldaar, corruptie onder machthebbers en een algemeen heersende staat van opportunisme en barbarisme. Deze argumenten vindt men op dit moment met name terug in de groeiende overtuiging van rechtsgeoriënteerde partijen dat ontwikkelingshulp aan derdewereldlanden onnodig en onwenselijk zou zijn. In Nederland wordt dit standpunt het meest nadrukkelijk vertegenwoordigd door de VVD en de PVV, hoewel ook PvdA-minister Koenders voor ontwikkelingssamenwerking zich vatbaar voor deze argumentatie heeft getoond. De mediabeelden van moordende, met kapmessen gewapende groepen Afrikanen zijn vaak al voldoende om dit beeld kracht bij te zetten. Een land als het onze – Nederland –, waarin de Mensenrechten en Vrijheid van Meningsuiting steeds tot voornaamste kwaliteiten worden gebombardeerd, kan – zo lijkt geredeneerd te worden – onmogelijk medeverantwoordelijk zijn voor dergelijk wanbeleid, immoraliteit en excessief geweld.

Dit is een fundamenteel aspect van het kapitalisme waar uiteindelijk weinig over gesproken wordt. Natuurlijk worden wij om de zoveel tijd ‘geïnformeerd’ door allerhande media over de vaak erbarmelijke toestanden waarin arbeidskrachten ten dienste van de welvaart opereren, maar het idee dat dit een van de mogelijke gevolgen is van onze eigen levensstijl wordt nauwelijks benoemd, behalve door enkele hysterische NGO’s – de zogenaamde ‘Goede Doelen’ – waarbij de analyse na het storten van geld ook onmiddellijk weer stilvalt. Het is over het algemeen logischer om de schuld te leggen bij de ondemocratische en corrupte boevennesten van dictators en van een onverantwoordelijke en opportunistische bevolking.

Het is van belang hierbij nog wel op te merken dat het idee dat dergelijke arbeidskrachten alleen zouden bestaan in niet-westerse derdewereldlanden, niet correct is. Men hoeft niet lang te zoeken in de randgebieden van Rotterdam om fabrieken en sorteercentra te vinden met excessieve overuren, waar arbeidskrachten onder slechte arbeidsomstandigheden werken, en uit alle werkcondities een verregaand gebrek aan respect naar de krachten spreekt: van dezelfde cd die wekenlang elke dag opnieuw en opnieuw draait tot het erbarmelijke voedsel dat in kantines wordt aangeboden. Dat het ook in dit geval vaak om Poolse en Antilliaanse arbeidskrachten gaat versterkt het idee dat de export van het gewelddadige element in een aantal gevallen, wanneer krachten daadwerkelijk binnen eigen land dienen te functioneren, ook een vorm van import kan zijn.

Aan de andere kant zijn het juist landen zoals China die zich niet betrokken voelen met de westerse interpretatie van het democratisme, die weinig moeite hebben om hun bevolking tot het uiterste (en daar voorbij) in te zetten om hun economie te laten floreren. Het westerse democratisme, waar eindeloze hoeveelheden aan vakbewegingen en belangengroeperingen inherent onderdeel van zijn geworden, laat een dergelijk radicale belijdenis van het kapitalisme niet toe. Alleen al het ophogen van de pensioengerechtigde leeftijd levert in onze samenleving telkens weer een golf aan protesten op en vereist van politieke partijen vrijwel altijd inbinding: pas nu het hart van onze samenleving, het kapitalisme, door middel van een crisis is aangetast, blijkt deze plots onderhandelbaar. Juist omdat duidelijk wordt dat de machtsverhoudingen die onze huidige welvaart bepalen kwetsbaar zijn geworden voor vroegere derdewereldlanden: nog meer reden dus om de macht niet nog verder uit handen te geven. Om deze eindeloze onderhandelingen mogelijk te maken en telkens weer tot een vorm van maatschappelijke consensus te komen, zijn plotseling economische florerende derdewereldlanden het laatste wat wij nodig hebben. Dergelijke landen bewust maken en de mogelijkheid geven om hun marktvoordeel van rechteloze arbeidskrachten uit te buiten betekent dat wij in zullen moeten leveren op de levensruimte, het publieke domein, die in het democratisme zo een prominente rol heeft ingenomen.

Het kapitalisme – men spreekt tegenwoordig liever van de ‘Economie’ – heeft in wat nu een wereldwijde crisis en recessie wordt genoemd, een sterk religieuze vorm verkregen. De miljardenoffers die regeringen wereldwijd investeren in het voornamelijk speculatieve idee van de Economie liggen niet zo ver weg van de offers die door de eeuwen heen aan diverse andere goden en halfgoden zijn geleverd in de hoop dat de graanoogst of de levensvreugde toe zou nemen. Ook nu moet de mythische economie weer floreren. En de – in deze lijn niet verbazingwekkende – messias Barack Obama is degene die deze offers dient te gaan brengen en tot offers van derden moet inspireren. Niet vreemd is het dan ook dat vanaf het begin van Obama’s presidentschap de angst voor een aanslag op zijn leven enorm is. Sinds de moord op Christus, Kennedy en Fortuyn – om enkele godenzonen op aard te noemen – is het gemeengoed geworden dat er telkens een Judas, Oswald of Van der Graaf opstaat die de verlossing enkele decennia, eeuwen of zelfs een eeuwigheid uitstelt.

Tot dusver lijken de offers aan de Economie niet meer dan tijdelijke impulsen te zijn aan een speculatief systeem waar men allereerst zijn geloof in kwijt is geraakt. De economische crisis is daarmee eerst en allereerst een geloofscrisis geworden. In de woorden van beeldend kunstenaar en schrijver Hans-Christian Dany:

“Dat het geloofssysteem door een crisis door elkaar is geschud, lijkt vooral tot gevolg te hebben dat er nog meer wordt geleend, en dus een beroep wordt gedaan op nog meer krediet/geloofwaardigheid, waardoor de kapitalistische common sense zich in een hyperreligieus stadium lijkt te begeven”. 

Speculatie en geloof lijken daarmee nauw met elkaar verbonden. Het was juist de veronderstelling dat het kapitaal zich op een metafysisch niveau bevond en voorbij elke fysieke beperking versmolt met het wonder van de Economie, die de motor van het kapitalisme vormde. Toch is deze geloofscrisis uiteindelijk niet zo diepgaand als men wel eens doet veronderstellen. Iedereen is immers bezorgd om zijn baan te verliezen of minder geld uit kunnen geven, of omdat het moeilijker is een huis te krijgen, maar niemand is bezorgd om het feit dat wij over de teloorgang van de voornaamste ideologische grondbeginselen van onze samenleving geen enkel verdriet voelen, geen enkele spijt of gevoel van verlies. Iedereen wil zijn baan terug, zijn geld terug, maar niemand interesseert zich voor het werkelijke innerlijke functioneren van het systeem zelf en de ingrijpende invloed die deze op ons stelsel van waarden – en dus op onszelf – heeft gekregen. Het kapitalisme is veel meer dan een constructie van transacties alleen: het is een waardesysteem, dat ons denken en handelen in vrijwel alle aspecten van ons bestaan beïnvloedt en definieert.

De behoefte is mij niet vreemd om in eerste instantie hiertegenover altijd een moreel te legitimeren positie in te willen nemen. Dat wil zeggen: aan de kant van diegenen te staan die niets van doen hebben met het geweld dat het kapitalisme – onze Economie – definieert en faciliteert. Het lijkt vanzelfsprekend te stellen dat ik mijzelf verplicht ben het beste met de wereld voor te hebben en dat de beeldende kunst het instrument is waarmee ik deze goede bedoelingen – meestal worden deze in de kunst geschaard onder een positief geladen idee van ‘bewustwording’ – tot uiting breng. Maar ik acht het een beschavingsplicht te handelen naar de denkbeelden die wij uitdragen. En als deze niet met elkaar stroken, dan moet het een eis zijn dat een van beide posities wordt bijgesteld.

II.
Het project ‘Bomb Wreck Jewellery’ behelst het tweede stadium in een serie projecten rondom twee autobomwrakken die het resultaat zijn van een aanslag die in maart 2007 op Al Mutanabbi Street in Bagdad, Irak plaatsvond en waar achtendertig mensen bij om het leven kwamen. Op Al Mutanabbi Street was de boekenmarkt gevestigd en deze plek gold als een ontmoetingsplaats voor kunstenaars en schrijvers.

In het project ‘Bomb Wreck Jewellery’ hebben sieradenmakers Jiska Hartog, Michiel Henneman en ikzelf een serie sieraden ontwikkeld van brokstukken uit de bomwrakken van Al Mutanabbi Street, bestaande uit door de hitte gesmolten glas, metaalscherven, draad en motoronderdelen. Aan deze ‘scherven’ zijn slechts minimale toevoegingen gedaan om deze als sieraden te kunnen dragen. Bewerkt zwart zilver vormt het materiaal waarmee de segmenten zijn vervaardigd om deze draagbaar en als juwelen herkenbaar te maken. Deze zilveren constructies volgen in elk van de sieraden de contouren van de brokstukken. In de uitvoering hielden wij ons aan de stelregel dat er in geen geval materiaal aan de sieraden toegevoegd mocht worden dat deze in economische waarde zouden verhogen: het spanningsveld in de sieraden wordt juist gevormd door het verlenen van een economische waarde aan de ‘waardeloze’ stukken glas en metaal, die slechts door hun geschiedenis als residu van een aanslag relevantie verkrijgen.

Centraal in de serie staat de vraag naar de waarde van de brokstukken van de bomwrakken. De gesmolten, gestolde stukjes glas en de verroeste en verwrongen stukken staal die uit de wrakken zijn gekomen, zijn op zichzelf, als materiaal, vanzelfsprekend niets waard. Het is de geschiedenis van het materiaal, het onvatbare leed wat hierachter schuilgaat, dat de waarde van de objecten bepaalt. Doch, dit is in principe geen waarde die alleen in economische termen gedefinieerd kan worden, in tegendeel zelfs: haar waarde is gelijktijdig moreel van aard. Dit is dan ook het centrale spanningsveld waar het project op inspeelt: de gekozen vorm van de sieraden forceert de bomwrakrestanten in een westers, kapitalistisch systeem, doch haar volledige waarde kan door dit systeem niet worden bepaald: hier staat de toeschouwer voor een individueel, ethisch conflict. De aantrekkelijkheid van de objecten als unieke sieraden, die onmiddellijk tot het bezit kunnen worden gemaakt van bezoekers mits zij bereid zijn hier voor te betalen, staat in schril contrast met de toegang die deze bieden in het denken over de zogenaamde ‘ver van mijn bed show’, die wij dagelijks tot ons nemen, maar die in essentie niet confronterend is. Tevens verdiepen wij in dit werk het fetisjistische karakter van de bomwrakken, waar een extreem lustopwekkend verlangen van uitgaat. Dit gegeven forceert de toeschouwer tot het innemen van een moreel standpunt met betrekking tot de mechanismen die hier de definitie van waarde bepalen. In de sieraden wordt het gewelddadige element teruggevoegd, gekoppeld aan het uiteindelijke product zelf. Uiteindelijk gaat het hier om een vraag aan de toeschouwer om zijn positie te bepalen ten opzichte van de ideologie van het kapitalisme zelf.

Het is een feit dat de huidige sieradenindustrie net zo goed mogelijk wordt gemaakt door het lijden van onbekende anderen die onder vaak erbarmelijke omstandighedenstenen opgraven, doch, dit gegeven is niet zichtbaar in het uiteindelijke product. De schok die het ‘Bomb Wreck Jewellery’ project opwekt, is er dus feitelijk een van transparantie: de historische achtergrond van het materiaal, die feitelijk een hevige morele provocatie vormt, is continu zichtbaar, pregnant aanwezig, waardoor het een gebruikelijke vorm van consumptie tegen gaat: onvermijdelijk gaat het object gepaard met moreel bewustzijn.

III.
Hiermee stuit ik op een elementaire vraag, en die is als volgt: wat is de ethiek die wij opvoeren waarmee wij onze positie ten opzichte van een werk als dit, als toeschouwer of als direct betrokkene, bepalen? Op dit punt aangekomen is mijn conclusie dat wij allen accepteren dat sociaaleconomische ongelijkheid – en daarmee een ongelijkheid tussen verschillende menselijke existenties – een feit is. Mijn conclusie is dat deze ongelijkheid het fundament vormt van een wereldbeeld en een levenswijze die wij prefereren boven een klaarblijkelijk verouderd en nostalgisch gelijkheidsideaal. Een ongelijkheid waarin de gewelddadige corruptie van de menselijke slaven van de kapitalistische ideologie het fundament vormt.

Met de twee voornaamste vragen die uit deze conclusie voortvloeien, wil ik deze voordracht afsluiten, de vragen die aan de basis van het project ‘Bomb Wreck Jewellery’ liggen:

1. Wat betekent het begrip ethiek nog wanneer wij deze zojuist benoemde ongelijkheidsnorm inderdaad als fundament onderschrijven? Wat betekent het christelijke ideaal van mededogen dat nog immer een bepalende constructie vormt in wat wij dusver als de ethiek van het democratisme hebben opgevoerd?

2. En de beeldende kunst – die ik, zeer schatplichtig aan filosoof Alain Badiou, als een domein zie waarin een haar eigen ethiek vorm kan worden gegeven: die het mogelijk maakt mij in de wereld te positioneren en deze positie te verdedigen – tot wat verwordt haar rol wanneer het kader waarin zij opereert ontdaan is van elk streven naar een consequent gevoerde ethiek?

Ik dank u voor uw aandacht.

Jonas Staal

Jonas Staal is beeldend kunstenaar. Bovenstaande lezing heeft hij gehouden op 15 mei 2009 tijdens het Symposium van het Soeterbeeck Programma  Wereldse theologie in het spoor van Edward Schillebeeckx te Nijmegen. De tekst is Voor zijn werken verwijzen wij graag naar zijn website.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Arbeidsverhoudingen" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol