Benedictus en zijn patent op de redelijkheid  
Home > Thema's > Liturgie > Religies en levensbeschouwingen > Christendom en Islam > Benedictus en zijn patent op de redelijkheid
Dr. Erik Borgman
4/10/06

Benedictus en zijn patent op de redelijkheid

De redelijkheid van God is niet een traditie die de paus enkel en alleen voor het christendom mag opeisen, vindt theoloog Erik Borgman. „Rationaliteit is alle mensen op de wereld eigen."

’De meesten hebben de tekst niet gelezen”, schreef de omstreden moslim-intellectueel Tariq Ramadan in de Zwitserse krant Le Temps, „maar iedereen spreekt van een onaanvaardbare belediging”. De regels hadden kunnen slaan op de Rushdie-affaire van 1989, toen na het voorlezen van enkele gewraakte passages, Salman Rushdies net verschenen roman ’De duivelsverzen’ in een moskee in Bradford, wereldwijd rellen uitbraken. Ramadan schreef deze zinnen echter naar aanleiding van wat sinds 12 september jongstleden een Benedictus-affaire dreigt te worden.

Het is weinig waarschijnlijk dat paus Benedictus XVI langere tijd ondergedoken zal moeten leven, zoals Rushdie wel moest. God zij dank. Maar zoals de Rushdie-affaire de aandacht vrijwel geheel afleidde van een van de belangrijkste 20ste-eeuwse romans over de islam, zo verdwijnt ook nu de aandacht voor wat de paus aan de orde stelt. De reacties die ik zag, gaan allemaal in op strategische en tactische vragen. En inderdaad, het is dom om te denken dat je je als paus Benedictus nog kunt gedragen als de theologieprofessor die je als Joseph Ratzinger ooit was, en in relatieve beslotenheid college kunt geven. Uiteraard, het is onverstandig als paus zozeer in je eigen onfeilbaarheid te geloven dat je niemand de teksten voorlegt. Zeker, het is tendentieus om provocerende woorden van een middeleeuwse keizer te gebruiken die de islam wegzet als in essentie een gewelddadige religie, ook al neem je zelf van deze woorden afstand, en met geen woord te reppen over de betekenis die de islam gehad heeft voor de Europese en christelijke traditie.

Maar Benedictus XVI stelde op 12 september in Regensburg een fundamentelere kwestie aan de orde. Wat hij zei, is essentieel voor het debat over religie en cultuur zoals dat momenteel wereldwijd gevoerd wordt. Het is van belang grondig op deze kwestie in te gaan.

Het college van de paus in Regensburg ging uiteindelijk over de verhouding tussen geloof en rede. Het was een apologie voor de redelijkheid van het geloof. Het christelijk geloof is redelijk en volgens het christelijk geloof is God ten diepste redelijk: dat is de fundamentele stelling die de paus verdedigt. De wereld is geen willekeur, geen chaotisch spel van krachten, geen plaats van oorlog van alles tegen alles of allen tegen allen, ook al lijkt het vaak wel zo. Als het christendom belijdt dat God de wereld geschapen heeft, dan impliceert dit dat de wereld redelijk is, met een betrouwbare orde die door mensen gekend en doorgrond kan worden. Dit maakt bijvoorbeeld wetenschap binnen een christelijke cultuur mogelijk, want wetenschap gaat precies op zoek naar de rationaliteit achter de schijnbaar willekeurige chaos van de verschijnselen.

De diepste christelijke overtuiging is dat God zelf redelijk is. God handelt niet willekeurig en gewelddadig, zoals een totalitair heerser die simpelweg kan verklaren dat iets goed en waar is omdat hij het zegt. Zoals Lodewijk XIV vond dat hij de staat was, of zoals paus Benedictus’ verre voorganger paus Pius IX zei dat hij de traditie was. Naar katholieke overtuiging is God met behulp van de rede kenbaar als diepste waarheid en hoogste goed.

De belangrijkste zin uit het Regensburgse college van de paus is wel degelijk te vinden in het gewraakte citaat van de 14de-eeuwse keizer Manuel II Paleologus dat zoveel stof heeft doen opwaaien. Het heeft echter geen betrekking op de islam. De zin luidt: „Niet naar de rede te handelen, gaat in tegen Gods wezen.” Daarom, zo is de redenering, kan God niet gewelddadig zijn. God kan niet van mensen vragen geweld te gebruiken of zich aan geweld te onderwerpen, want geweld is het voorbeeld bij uitstek van het onredelijke.

Conversatiestopper

Hiermee probeert de paus voorbij de patstelling te komen dat er zowel in de Bijbel als in de Koran aansporingen te vinden zijn tot vredelievend gedrag en aansporingen zo nodig het zwaard te hanteren. Deze patstelling wordt in het christendom ten gunste van de vrede beslist doordat God als het criterium bij uitstek om goed en kwaad te onderscheiden zelf niet willekeurig en gewelddadig is, maar redelijk en vredelievend. De uitspraak dat iets de wil van God is, is in deze visie niet de conversatiestopper waar hij voor doorgaat. Het is de opening voor een waarachtig debat. Is wat gezegd wordt volgens redelijke maatstaven werkelijk waar of goed te noemen? Alleen als het antwoord op deze vragen positief is, gaat het werkelijk om de wil van God, want „niet naar de rede te handelen, gaat in tegen Gods wezen”.

Hiermee presenteert paus Benedictus XVI een visie die lijnrecht ingaat tegen het gebruikelijke beeld van religie in de hedendaagse westerse cultuur. Deze beschouwt religie als het bij uitstek onredelijke, als losgeslagen emotie en absoluut gestelde particuliere overtuiging. Benedictus maakt duidelijk dat de katholieke traditie een principieel ander beeld van zichzelf heeft. Deze variant van het christendom is erop gericht zich te verantwoorden voor wat het als waar en goed houdt. Het gaat er niet alleen om of dat wat gezegd wordt trouw is aan de Bijbel of aan dat wat volgens uitspraken van het kerkelijk leergezag de kern is van het geloof. Het gaat erom dat het ware en het goede voor ieder mens redelijkerwijs inzichtelijk gemaakt wordt. God wordt in het christendom niet slechts beleden als de oorsprong van de christelijke openbaring, maar als de Schepper van hemel en aarde die ieder mens gemaakt heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Daarom is christelijke theologie niet alleen op gelovigen gericht, maar op iedereen. Zij sluit redelijke discussie niet af, maar opent haar.

Het is lang geleden dat de hoogste ambtdrager van mijn kerk zaken schreef die mij als katholiek theoloog zozeer uit het hart gegrepen waren. Toch wijt ik het, anders dan de voorzitter van de Europese Unie José Barosso, niet zonder meer aan angst voor confrontatie en misplaatste politieke correctheid als brede steun voor de paus uitblijft. Er zitten nogal wat problematische kanten aan zijn betoog. Er klinken allerlei zaken in mee die al langer tot het gedachtegoed van theoloog, en later kardinaal, Joseph Ratzinger behoren. Niet alleen is het de vraag of dergelijke particuliere theologische overtuigingen in pauselijke uitspraken thuishoren – en wie eenmaal paus is, spreekt nooit meer alleen als individuele theoloog; dat is een van de gevolgen van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid en de ontwikkelingen die het pausambt mede daardoor heeft doorgemaakt – maar ze zijn ook in zichzelf problematisch.

Onthellenisering

Zo verbond Benedictus XVI in Regensburg de gedachte dat het christendom redelijk is en gelooft in een God aan wiens wezen het vreemd is om onredelijk te handelen, onmiddellijk met de invloed van het Griekse denken. Joseph Ratzinger heeft steeds vurig verdedigd dat de door de Griekse filosofie van de eerste eeuwen beïnvloede visie op God en Jezus Christus, zoals de kerkvaders die in de eerste eeuwen van het christendom ontwikkelden, deel uitmaakt van de kern van het christendom. Dit standpunt was vanaf het begin polemisch. Het was gericht tegen theologen die het Griekse denken problematisch achtten. Hun roep die wel ’onthellenisering van het christendom’ heet, een afstand nemen van de Griekse invloed en een terugkeer naar de joodse bronnen, verbindt Ratzinger met een afscheid van de redelijkheid die wij nu juist aan de Grieken zouden danken. Op 12 september herhaalde paus Benedictus in het kort deze visie: „De ontmoeting van de bijbelse boodschap met het Griekse denken was geen toeval.” Hiermee associeert hij de moderne theologie, die een grotere nabijheid zoekt tot het joodse denken in de Bijbel, met een neiging tot willekeur die de deur opent naar geweld. Dit impliceert tevens het afzweren van het protestantisme, dat zich volgens hem in Luther als eerste tegen de hellenisering van het christendom keerde, en van het joodse denken.

In dezelfde lijn ligt ook de suggestie in het college van paus Benedictus dat de islam niet alleen gewelddadige varianten kent, maar intrinsiek tot geweld geneigd is – die kent het christendom ook; het college in Regensburg is op enkele plaatsen opmerkelijk kritisch naar de eigen traditie – . Hij noemt enerzijds soera 2, 256, waarin gezegd wordt dat er in geloofszaken geen dwang kan zijn, maar wijst ook op de „in de Koran neergelegde (later ontstane) bepalingen over de heilige oorlog”, zonder overigens concrete teksten aan te halen. Hierbij is de suggestie dat de omslag van een gerichtheid op vrede naar een neiging tot geweld mogelijk was doordat de islam God niet als rationeel en betrouwbaar ziet, maar als absoluut transcendent en handelend zoals hem goeddunkt, ongebonden aan welk menselijk begrip dan ook.

Nu valt over al deze kwesties veel meer te zeggen dan binnen dit bestek mogelijk is. Daarom beperk ik mij tot slechts één punt. De theologen die met name in de vorige eeuw probeerden te breken met het hellenisme binnen het christendom, deden dit juist om afstand te nemen van een gewelddadig beeld van God. Tegenover God als onbewogen beweger, die onverschillig is tegenover het lijden van de schepping en die ter verzoening van de zonden van de mensen in een blinde logica het bloed van zijn Zoon eist, ontmoetten zij in de bijbelse geschriften een God die met zijn volk meetrekt en hartstochtelijk gericht is op heil.

Dit is een breuk met een bepaald soort rationaliteit, maar deze breuk is heel goed rationeel te rechtvaardigen. Deze breuk hing samen met de verschrikkingen van Auschwitz. Auschwitz maakte duidelijk hoe uitsluiting en vernietiging rationeel georganiseerd kunnen worden, of zelfs omgekeerd: hoezeer sterke gerichtheid op rationaliteit en ordening kunnen uitlopen op uitsluiting en vernietiging. Als reactie keerden enkele joodse denkers zich in naam van de rationaliteit tegen de rationaliteit in deze onderdrukkende zin. In deze lijn keerden christelijke theologen zich in naam van een nabije, op mensen betrokken en betrouwbare God van de Bijbel tegen visies waarin de schittering van de waarheid oogverblindend en verpletterend rationeel werd voorgehouden, de rommelige, chaotische en doorgaans weinig glorieuze geschiedenissen van mensen buiten beeld drukkend.

Rozenkrans

De foto hangt op mijn werkkamer, maar stond ooit in Trouw. Er is een vrouw op afgebeeld met een hoofddoek in de kleuren van de Amerikaanse vlag. Zij heeft een rozenkrans in de hand en kijkt met tranen in de ogen uit over Ground Zero in New York toen deze ruimte nog letterlijk woest en leeg was. De foto verbeeldt de goddelijke compassie in de rozenkrans, die eraan herinnert dat naar christelijke overtuiging God mens is geworden en onherroepelijk met onze geschiedenis verbonden is, tot in de meest afschuwelijke uithoeken ervan. In de verrezen, gekruisigde Jezus worden ook zinloos gestorvenen nog bewaard en gekoesterd. De foto verbeeldt de gelovige compassie in de vrouw, die onherroepelijk getroffen is door wat er hier is gebeurd, en in al die andere oorden van lijden en geweld, pijn en ondergang.

Het is deze gelovige compassie die naar christelijke overtuiging ten diepste redelijk is. Redelijker dan onverschilligheid of cynisme, waarvan de ervaring leert dat er in niet te leven valt. Het is deze redelijke compassie die christenen, en met name katholieke vrouwelijke religieuzen, bijvoorbeeld in Afrika een centrale rol doet spelen in de verpleging van aids-patiënten en hiv-geïnfecteerden.

Deze redelijke compassie is nauwelijks te herkennen in de wijze waarop de rooms-katholieke kerk zich officieel te allen tijde tegen het gebruik van condooms blijft keren. Het getuigt van naïef vooruitgangsgeloof te denken dat de aidsepidemie bedwongen zou zijn als de kerk dit standpunt zou wijzigen, maar het zou wel helpen. Maar het fundamentele probleem is dat de rationaliteit van de compassie in het ambtelijk spreken van de rooms-katholieke kerk over aids en de bestrijding ervan door condoomgebruik geen rol speelt. In plaats daarvan verschanst de kerk zich in een rationaliteit die sluitend en binnen de gekozen uitgangspunten onweerlegbaar rationeel kan uitleggen waarom het gebruik van voorbehoedsmiddelen te allen tijde ’tegen de natuurwet’ is.

Anders gezegd: het probleem van de bespiegelingen van paus Benedictus XVI in Regensburg is dat hij rationaliteit presenteert als onvervreemdbare eigenschap van één gelovige traditie. Op dezelfde manier spreekt George Bush over democratie als iets wat bepaalde landen en volken onherroepelijk bezitten en anderen niet, en wat aan deze anderen moet worden opgelegd. Het probleem is niet zonder meer dat deze visie beledigend zou zijn voor die andere landen en volken, want ook als de waarheid pijnlijk is blijft zij de waarheid en moet zij gezegd. Het probleem is ook niet dat deze landen en volken iets wordt opgelegd wat vreemd zou zijn aan hun cultuur, want de mogelijkheid elementen van anderen culturen over te nemen die hun waarde bewezen hebben, is een van de grote voordelen van een gemondialiseerde wereld. Het probleem van deze visie op democratie is haar innerlijke tegenstrijdigheid. Immers, democratie betekent dat een volk beraadslaagt over de vraag hoe het geregeerd wordt. Dit veronderstelt dat het dit in principe ook kan, dat het in staat is tot het geven van goede argumenten en het maken van de juiste afwegingen, en tot het bedenken en handhaven van procedures die dit bevorderen. Een democratie die naar vorm en inhoud wordt opgelegd en voorbijgaat aan het volk, is daarom per definitie geen democratie. Op dezelfde manier is de gedachte dat rationaliteit het bezit is van één traditie in strijd met waar het in rationaliteit om gaat: argumentatieve uitwisseling met anderen op zoek naar wat waar en goed is, op grond van de uitgewisselde argumenten.

Als de christelijke traditie belijdt dat zij vanaf het begin de logos is, de redelijke en op leven gerichte orde, als zij zegt te geloven dat deze logos vanaf het begin bij God is en alles in deze logos is geschapen, dan beweert zij juist niet dat deze redelijkheid haar als traditie zou toebehoren. Deze rationaliteit is de wereld eigen, en zij is alle mensen in deze wereld eigen, geschapen als zij zijn naar Gods beeld. Ook als de wereld een bedreigende chaos lijkt, zal zij zich uiteindelijk doen kennen als een op leven gerichte orde, is de belijdenis. Dat impliceert: ook als mensen niet in redelijkheid zeggen te geloven en ook als ze Gods absolute soevereiniteit belijden, getuigt hun handelen en hun spreken van de rationaliteit die zij zelf ontkennen.

Ook dit laatste is een belijdenis, maar de geloofwaardigheid ervan blijkt bijvoorbeeld als zij zich verantwoorden met een redenering die erop gericht is anderen te overtuigen, of als zij niet alleen beweren dat hun handelen goed is, maar dit ook aan anderen willen duidelijk maken. Wie ervan overtuigd is dat het ingaat tegen Gods wezen om niet volgens de rede te handelen, kan hierin een bevestiging zien van deze overtuiging. Maar het blijft een geloofsbelijdenis. Getuigenis afleggen van dit geloof is vertrouwen op de redelijkheid van anderen, ook waar deze niet duidelijk blijkt of zelfs waar deze lijkt te ontbreken.

Geloof in een God tegen wiens wezen het ingaat iets te doen dat indruist tegen de menselijke rede, maakt het mogelijk ook waar het geenszins zeker is dat de gesprekspartners het geloof in de redelijkheid delen, een gesprek te beginnen met als doel op grond van argumenten te achterhalen wat het verdient waar en goed genoemd te worden.

Kortom, niet het geloof dat de eigen traditie de rationaliteit belichaamt, maar geloof in de uiteindelijke rationaliteit van de wereld en haar bewoners maakt waarachtig debat en waarachtige democratie mogelijk. Juist ook in moeilijke omstandigheden. Van dit geloof getuigde de uitnodiging van Benedictus XVI aan moslimleiders om met hem te komen praten, te midden van het geweld dat als reactie op zijn uitspraken onder moslims uitbrak. Zoals de acceptatie van deze uitnodiging door de moslimleiders dat ook deed.

Erik Borgman

Dit artikel is overgenomen uit de bijlage Letter en Geest van dagblad Trouw, 30 september 2006  (www.trouw.nl)

 


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Christendom en Islam" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol