Lofrede op prof. dr. Hermann Häring  
Home > Thema's > Liturgie > Kerk zijn > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > Lofrede op prof. dr. Hermann Häring
Vertalingen: Nederlands Deutsch 
Dr. Angela Berlis
22/4/09

Lofrede op prof. dr. Hermann Häring

Het komt niet dikwijls voor, dat een voormalig promovenda bij een gelegenheid als deze een loflied mag zingen op haar promotor, maar vandaag gebeurt dat toch. Eindelijk mag de promotor achteroverleunenen hoeft hij geen tekstontwerpen of voorlopige hoofdstukken meer te lezen. Nu is de voormalige promovenda aan de beurt om een keuze te maken uit een verzameling van meer dan 180 artikelen in vaktijdschriften, negen uitgegeven en negen nog uit te geven boeken.

Bij het lezen ben ik veel tegengekomen wat vroeger onze gesprekken bepaalde: de heldere analyses en diagnoses van Hermann Häring, zijn vermogen om gecompliceerde verhoudingen aan de lezer of lezeres toegankelijk te maken, overzichtelijk samen te vatten, treffend en elegant te formuleren, maakten dat de  leeslust werd vergroot, scherpzinnige inzichten werden verkregen en goede conclusies konden worden getrokken. Hier is een theoloog aan het woord die niet bang is de dingen bij hun naam te noemen en daarbij altijd de hoffelijkheid tegenover de ander bewaart, zonder te vervallen in hoffelijkheidsfrasen – een systematische theoloog die zijn gesprekspartner probeert te begrijpen en ernstig neemt  in zijn biografische en historische context.

Ik heb prof. Hermann Häring leren kennen in het begin van de negentiger jaren; hij was toen professor dogmatische theologie aan de Universiteit van Nijmegen en decaan van de theologische faculteit. In 1980 kwam hij naar Nijmegen, waar toen de postvaticaanse hervormingsgeest waaide – Edward Schillebeeckx was er de ver over de landgrenzen heen bekende genius loci. Dankzij zijn bemoeienis kreeg Hermann Häring in Nijmegen de leerstoel voor dogmatiek als opvolger van Piet Schoonenberg. De benoeming verliep niet gladjes en kwam uitsluitend tot stand omdat  kardinaal Willebrands in zijn funktie van grootkanselier van de universiteit volhield en – tegen bezwaren van hoger hand in – de benoeming doorzette. Hermann Häring had zich toendertijd reeds duidelijk geprofileerd.

Na de studie filosofie aan het Berchmanscollege, de hogeschool van de jezuïeten in Pullach (1958-1961), en het uittreden uit de jezuïetenorde in 1964 had hij van 1964 tot 1968 in Tübingen o.a. de professoren Ratzinger en Küng als zijn docenten.
In 1970 promoveerde hij summa cum laude op het kerkbeeld in de school van Bultmann bij Hans Küng, waarna hij tot 1980 medewerker was aan het Instituut voor oecumenisch onderzoek in Tübingen, waar hij o.a. met Hans Küng werkte aan de internationale oecumenische onderzoekscataloog. Toen ook al werd duidelijk, dat deze man (samen met o.a. Kasper, Lehmann, Metz, O.H. Pesch) behoorde tot de generatie van de “avantgarde van een vernieuwde katholieke theologie in Duitsland" (Küng).

Zijn publicaties uit de zeventiger jaren met titels als ’Verificatie van geloofsuitspraken’ (1973), ‘Moed tot conflict – een oecumenische noodzaak’ (1974), ‘Katholieke theologie, maar hoe?’ (1976) tonen aan, dat Häring in die jaren duidelijk positie koos – niet alleen in de strijd rond zijn leraar Hans Küng, maar ook op themagebieden, die hij tijdens zijn wetenschapsleven nooit heeft verlaten: de vraagstukken van het kwaad en van de theodicee (zie zijn universitaire aanstelling in 1978), christologie en ecclesiologie, hermeneutica en theologische methodologie. Later  kwamen daar nog andere thema’s bij die de horizon verbreedden naar vraagstukken van de theologie van de religie en van interreligiositeit, alsook over de relatie tussen geloof, cultuur en wereldethos. Deze ontwikkeling blijkt niet alleen uit zijn colleges en publicaties, maar ook uit de 450 lezingen die hij sinds 1964 heeft gehouden.

Aan de Universiteit van Nijmegen zag de hoogleraar Häring het als zijn taak, de theologie van Schillebeeckx verder uit te dragen, b.v. door actieve medewerking aan het tijdschrift ‘Concilium’, opgericht als  theologisch vlaggeschip van de vernieuwing met tot voor kort Nijmegen als thuishaven. Deze opvatting van zijn werk motiveerde ook, in het afgelopen jaar, zijn vertaling in het Duits van de brochure ‘Kerk en Ambt’, samengesteld door de Nederlandse Dominicanen. Voor zijn studenten en de veertien mannen en vrouwen, die tot nu toe bij hem promoveerden, gold Häring wel als representant  van ‘Duitse’  theologische wetenschapscultuur, maar hij wist zich snel in te leven in de Nederlandse situatie; hij stelde verschillende onderzoekprogramma’s op en stimuleerde tijdens zijn decanaat  (1990-1997) de invoering van religious studies in Nijmegen. In 1999 werd Hermann Häring oprichter en directeur van het interdisciplinair Heyendaal-Instituut voor theologie, wetenschap en cultuur, en professor voor wetenschapstheorie en theologie; dat bleef hij tot hij in 2005 met emeritaat ging. In datzelfde jaar werd hij wetenschappelijk adviseur bij het project ‘Wereldethos’.

Toen hij met emeritaat ging keerde hij van de Beneden-Rijn terug naar Tübingen, samen met zijn vrouw Inge, met wie hij sinds 1967 gehuwd is en met wie hij drie kinderen heeft gekregen, waar inmiddels weer twee kleinkinderen op gevolgd zijn.

Waar staat Hermann Häring theologisch voor?

In een bijdrage in het boek ‚Katholieke kerk – waar naar toe?’ (1986) met de ondertitel ‘Tegen het verraad aan het Concilie’ markeert Häring zijn uitgangspunt als afwijzing van een verkeerd begrepen kerkelijkheid: „De angst aanstoot te geven zit de meesten van ons in de botten, maar we hebben dat geïdeologiseerd als kerkelijkheid“, schreef hij indertijd zelfkritisch. Theologen zouden minder moeten zwijgen, ophouden met “risicoloze woordwatervallen“ en kleur bekennen.

En kleur bekent hij, wanneer hij duidelijk maakt, dat het de opgave voor de theologie is om „de zaak van Jezus consequent uit te leggen, de zin- en bestaansvragen van de hedendaagse mens zonder vertekening op te pakken en in gesprek met alle groepen in de kerk nieuwe vormen van christelijk spreken en handelen te ontdekken“. (1973).

In zijn theologie maakt Häring de heilige Schrift tot beslissende maatstaf. Dit consequent vasthouden aan, en toepassen van de (Lutherse) opvatting, dat de kerk gemeten moet worden aan het evangelie en daar niet tijdloos verheven boven staat, speelt een belangrijke rol in Härings dispuut met een van zijn  theologieleraren: Josef Ratzinger.

Kritiek is bij Hermann Häring wat het letterlijk is in het Grieks: kritisch onderscheiden, haarscherp ontleden van argumenten, argumentatiemodellen en dialectiek. Met dit onderzoek naar hoe iemand denkt lukt het Häring, om uitspraken te toetsen op hun inhoud tot in hun kern. Dit heeft hij diverse malen ook gedaan met publicaties van Josef Ratzinger en Hans Küng, b.v. toen hij Ratzingers ‘Inleiding in het  Christendom’ en Küngs ‘Christen zijn’ met elkaar vergeleek en daarbij argumentatie en denkmodel, interesse en onderzoeksmethode kritisch onderzocht en ieders sterke en zwakke kanten uitwerkte. Door hen zo met elkaar te vergelijken maakte Hermann Häring duidelijk, welke theologische kracht er in zou liggen, als beide theologen, die hij nauwkeurig als geen ander geanalyseerd heeft, elkaar in een dialoog zouden kunnen vinden. Dat zou een spannend debat kunnen zijn, dat volgens mij niet alleen binnen de rooms-katholieke kerk, maar ook oecumenisch van betekenis zou kunnen zijn, (b.v. voor de oud-katholieke kerk en haar beroep op de oude kerk).

Maar volgens mij schat Häring de kans op een echt gesprek als tamelijk uitzichtloos in. Voor de theoloog Josef Ratzinger zijn moderne exegese en historische argumenten slechts beperkt toegankelijk; voor zelfcorrectie en zelfkritiek is bij de voormalige geloofsprefect en huidige paus geen plaats, schrijft Hermann Häring in zijn jongste (tot nu toe onuitgegeven) bijdrage over Rome en de Oecumene.

Waarom is kritiek eigenlijk zo belangrijk? In een Nederlandse  bijdrage over  narratieve(1) theologie maakt Häring duidelijk, wat hier de taak voor de theologie moet zijn: theologische kritiek en analyse helpen de ‘open ruimte’ van verhalen veilig te stellen. Deze open ruimte noemt Häring in een ander artikel (over Erasmus en Luther) de ruimte van de vrijheid. Vrij is die mens, die met anderen in een gemeenschappelijke ruimte denkt, spreekt, handelt en leeft. In het navolgen van  Christus, in zijn levensgeschiedenis en boodschap wordt zo’n vrije ruimte gegeven.

Wie deze vrijheidsruimte verandert in een opgelegde vrijheid,  wordt daarop door Häring  geattendeerd. Zo stelt hij in een artikel over het pauselijk schrijven Mulieris dignitatem (Over de waardigheid en roeping van de vrouw, 1988) vast, dat hier geen rekening is gehouden met de ervaringen van vrouwen; aan hen wordt voorgeschreven zich te begeven in een afhankelijkheid, die hen ogenschijnlijk vrij maakt. Pregnant formuleert hij in een artikel, verschenen in 2006, dat vrijheid een ervaring omschrijft, die thuis hoort binnen het Ik: „Het ‘ja’ tegen de eigen wil is het geboorteuur van de vrijheid.“ Op dezelfde manier zet hij zich in voor de  academische vrijheid bij onderzoek en leer.

Samengevat: Hermann Häring staat voor een (zelf-)kritische theologie en hermeneutiek, voor een exegetisch en historisch verantwoorde theologie, voor een dialogerende en narratieve theologie, die vragen van hedendaagse mensen serieus  neemt en tegelijkertijd, op grond van de boodschap van het evangelie, antwoorden zoekt: in ervaring en praktijk (sociaalkritisch aspect), rekening houdend met moderne wetenschappelijke inzichten.

Af en toe komt achter de God-geleerde Häring ook de God-gelovende te voorschijn. Bijvoorbeeld als hij in zijn bijdrage ‘God beter begrijpen’ schrijft: „Wij ervaren God niet alleen in persoonlijke of kosmische dimensies, maar ook heel beslist als weg, dus in het gaan van onze levensweg en in de geschiedenis“. En dat betekent weer: datgene wat – samen met anderen – door ons, met en aan ons geschiedt, dat gebeurt daarom ook door, met en aan de wereld. Beslissend is, hoe God in onze geschiedenis aanwezig is.

Beste Hermann Häring: aan onze vruchten worden wij herkend !

Angela Berlis 

Dr. Angela Berlis is oud-katholiek priester, hoogleraar oude katholieke kerkstructuren en geschiedenis en leer van de Oud-Katholieke Kerk aan de Universiteit van Utrecht en rector van het oud-katholieke seminarie in Nederland. Bovenstaande ‘lofrede’ heeft zij uitgesproken bij de prijsuitreiking van de Herbert Haag Stichting aan dr. Hermann Häring in Luzern, Zwitserland, op 8 maart 2009.

Vertaling: Drs. Wim van der Velden


(1) In de narratieve theologie  wordt de nadruk gelegd op de  verhalende structuur van de bijbel, de geschiedenis en de hedendaagse religie (noot van de vertaler).


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol