De grenzen van Europa  
Home > Thema's > Internationaal > Europa > De grenzen van Europa
Dr. Thomas von der Dunk
30/8/09

De grenzen van Europa

Wat is Europa? Wat verbindt de landen van dit continent? Waarin onderscheidt Europa zich van de rest? Deze vraag, mij voor vandaag voorge­legd, zal de leidraad vormen voor de rest van mijn betoog, waarbij ik mij met het oog op de tijd vooral op het Oosten zal richten, en van het onderscheid bínnen het Westen - tussen Europa en Amerika - af zal zien.

Het is een zeer actuele vraag sinds de Europese Unie wordt overstelpt met verzoeken van allerlei landen om ook bij de club te mogen horen, vanzelf­sprekend-Europe­se en minder-vanzelfspre­kend Europese. Die grote hoeveel­heid aanzoeken confronteert Brussel met de vraag: hoe te bepalen wie er in beginsel wel en niet bij een Europese club behoren - kortom: waar houdt Europa op. Het is daarmee van een theoretisch-acade­mische dus ook een zeer praktisch-politieke vraag geworden. De vraag wat Europa in wezen is valt zo steeds minder los te koppelen van de vraag wat de EU moet zijn.

Ook aan mij als cultuurhistoricus is zo indirect die vraag voor­gelegd, en mijn antwoord zal dan ook een sterk cultuurhistorisch karakter dragen, wat in Nederland voor dit discussiethema weinig gangbaar is, omdat die zich zeker in Den Haag heeft verengd tot een sterk juridisch-instrumenteel en econo­misch-financieel dis­cours. Waar liggen dus de grenzen van Europa, en hoe bepalen we die? Die zo lange tijd vermeden vraag dringt zich immers steeds meer op sinds de EU de afgelopen paar jaar met twaalf lidstaten is uitgebreid, en inmid­dels weer nieuwe gegadig­den begerig op de Uniedrem­pel staan te dringen. Wie zou tegen zoveel avances nee durven zeggen?

Euro­pese politici in elk geval lange tijd niet - en daarmee durfden zij ook niet over de uiteindelij­ke grenzen van een unie te reppen die nog hanteer­baar zou zijn, zowel organi­sa­torisch als politiek. Die vraag naar de ultieme omvang van Europa wordt door veel onbegrensde eurofielen be­hendig ontweken: Europa heet bij hen ‘een proces’. Kortom: we zien wel waar het schip strandt - en inderdaad: het schip strandt nu, althans: het zit inmid­dels tussen heel wat niet op Brusselse routekaarten ingete­kende zand­banken vast.

Een grenzeloos Europa?

Europa wachtte namelijk van oudsher af, wie er bij haar aan tafel schuift. En zij was daar vast eindeloos mee doorgegaan, als dit niet bij de eigen bevolking op toenemende bezwaren was gestuit. Dat zijn die zandbanken: niet op de routekaart ingete­kend, traden zij onder de kabbelende golfjes van de diplomatieke water­op­pervlakte toch steeds onher­roepelijker aan het licht. Het referen­dumdebacle is deels terug te voeren op de onuitgesproken vraag: wie eten er straks nog allemaal ongevraagd met ons mee? Iedereen die uiterlijk aan de tafelmanie­ren van de Kopenha­gencriteria voldoet, ook wanneer zijn innerlij­ke normen en waarden resulte­ren in een niet-Europees gerecht? Hoe­veel exotische spijzen kan Europa aan zonder last van electo­rale buik­krampen te krijgen? Omdat de Europese burger niet langer met die grenze­loos­heid genoegen neemt, worden eveneens de Europese politici, met hoeveel tegenzin ook, gaande­weg gedwongen zich over de uitein­delijke begrenzing te buigen. Tenslotte zijn er elk jaar wel ergens verkiezingen die de rege­ring door een Wilders in zetelnood kun­nen brengen als deze de veront­ruste geluiden vanuit de eigen samenle­ving teveel negeert.

Dat maakt de vraag naar de grenzen van Europa drin­gend, en dan vooral de vraag naar die in het oosten. Daarmee doet zich dat probleem ook pas sinds 1989 in volle omvang voor. Tot dat moment immers regelde het IJzeren Gordijn wel waar de EU noodgedwongen moest ophouden; pas het einde van het War­schau­pact maakte het oosten van Europa voor expansie 'vrij' - en riep dus direct de vraag op, hoe ver de EU reiken moest.

Waar gaat Europa in Azië over? Voor de katholie­ke Rijnlan­der Konrad Adenauer was dat ooit al achter het Teutoburger­woud, weshalve hij in de trein naar Berlijn de gordijntjes dichttrok zodra hij bij Magdeburg de Elbe overreed omdat hij die Aziatische steppen niet wilde zien. Maar de meeste cartografen zijn toch wat ruimhartiger. Puur topografisch gelden de Oeral, de Kaukasus en de Bosporus vanouds als de grens. Een dergelijk crite­rium levert echter meteen twee politieke problemen op, en mede daarom houdt Brussel zich vanouds zo angstval­lig stil. Ten eerste, dat men dan bijvoor­beeld Turkije, dat men ooit toezeggingen heeft gedaan die men nooit heeft durven herroepen, alsnog van de lijst zou moeten schrap­pen. En ten tweede, dat zo'n puur fysisch-geografisch criterium eigenlijk niets zegt.

Criteria voor grenzen

Punt is immers dat de EU zich op gemeenschappelijke, 'Euro­pese', normen en waarden beroept. En de grenzen van een derge­lijk normgebied sporen niet automatisch met fysisch-geografische grenzen. Een cultureel Europa hoeft niet samen te vallen met het topografi­sche Europa: het kan in beginsel kleiner zijn, het kan groter zijn, er kunnen er zelfs twee van zijn. Om dat te bepalen heeft men criteria nodig - en het is voor het vaststellen van zulke criteria dat Brussel tot dus­verre is terugge­schrokken.

Natuurlijk: er zijn - en daar verwijst dan ook iedere politicus plichtmatig naar - de Kopenhagenvoorwaarden, die voor de aspirantleden de ordenings­me­cha­nismes van een democratie en rechtsstaat moeten garanderen. Maar hoe belangrijk op zich ook, die zijn voor het bepalen van die culturele grenzen in feite irrele­vant. Zij zijn namelijk puur instrumen­teel, het zijn spelregels die het politiek-bestuurlij­ke proces van macht en recht volgens een bepaald geordend patroon moeten doen verlo­pen. Over de uit­komst van dat proces zeggen zij weinig. En op die uitkomst komt het aan, wil een juridisch legaal besluit door de daaraan onderwor­pen Europeanen ook als een moreel legitiem besluit worden geaccepteerd.

Democratie als criterium

Democratie betekent: iedereen heeft één gelijke stem, en er is sprake van vrije, geheime en eerlijke verkiezingen. En een rechts­staat impliceert dat het recht bij iedereen in gelijke gevallen gelijk wordt toegepast door een onkreukbare, onafhankelijke rechterlijke macht. Over hoe dat recht er vervolgens uitziet, over wat er toegestaan en wat er verboden is, over wat er hoe bestraft wordt, over wat eigenlijk gelijke geval­len zijn, zegt het in beginsel evenwel niets.

Ik kan moeite­loos een land schetsen dat aan die algemene eisen van demo­cratie en rechtsstaat voldoet, waarin de meesten van ons voor geen goud zullen willen leven. Bijvoorbeeld een streng-islamitisch Iran, indien daar aan wat ontluis­terende martel­prak­tijken een einde is gemaakt: het is immers moge­lijk om op volle­dige democrati­sche wijze de sharia in te voeren, en deze volgens alle zo-even genoemde abstracte normen van de rechts­staat te praktiseren. U zult het intuïtief met mij eens zijn: zo'n land is misschien heel demo­cra­tisch, maar daarmee nog niet Euro­pees. Laten wij daarom eens pogen om deze intuïtie te berede­neren, ook al geldt voor een Europees land, wat de achttiende-eeuwse ency­clope­dist Samuel Johnson ooit zei over een olifant: een sluiten­de definitie ervan geven is moeilijk, maar je zult hem meestal wel herken­nen als je er eentje tegenkomt.

Toch maakt het bovenstaande duidelijk waarom het gaat. Dat is niet, dat men rechtsregels keurig toepast en langs democratische weg vaststelt. En dat is nog veel minder een zorgvuldige milieupolitiek, de hoogte van de visquota, of de controle op de veiligheid van vlees. Dat is natuurlijk 'best belangrijk', maar oninteressant. Deze zaken raken niet aan de aard van de Europese identiteit. Ook Iraniërs willen niet graag vergiftigd worden.

De Kopenhagencriteria zijn wel noodzakelijk om lid van een demo­cratische unie te worden, maar zij zijn niet afdoende om dat ook van een democrati­sche Europese unie te worden. In die unie wordt immers ook op centraal niveau onvermijdelijk het een en ander in concrete wetten vastge­legd. Die wetten moeten, willen zij door de burgers gedragen worden, met hun morele opvattingen sporen. Dat dat relevant is, bleek wel uit de rel rond beoogd eurocommissaris Buttiglio­ne, wiens ideeën zozeer afweken van wat de grote meerderheid der Europarle­mentariërs vandaag accep­tabel acht, dat hij meteen zijn biezen kon pakken. De grote meer­der­heid van déze Europar­le­mentariërs althans, waarbij hun opvat­tingen niet los te zien zijn van wat in ieders eigen land acceptabel wordt geacht. Dat zal van land tot land soms fors verschillen - tussen landen namelijk die geens­zins dezelfde normen en waarden delen, ook al hanteren zij voor het wetgevings- en besluitvor­mingsproces hetzelfde democra­tische instru­mentari­um. Dat morele verschil vertaalt zich vervol­gens in een deels afwijkende definitie van Goed en Kwaad, zoals die zich ook onvermijde­lijk in wetge­ving weerspiegelt.

Dat dan menige wet er anders komt uit te zien wan­neer daar­over door twintig afgevaardigden uit Nederland wordt beslist, dan wanneer daar­over door twintig afgevaar­digden uit Turkije wordt beslist, is evident. Als dat niet zo was, dan was het wetboek in Den Haag nu al aan dat in Ankara identiek. Zo kan er ook weinig twijfel over bestaan dat, wan­neer op het moment van het aantre­den van de commissie-Barroso ook de hele Balkan, Oekraïne en Turkije, of zelfs Rusland, al tot de EU toege­treden waren en dus door vele tiental­len parlemen­tariërs in Brussel verte­gen­woordigd waren geweest, Buttiglione er nu gewoon nog zat, omdat men voorbij de Karpaten onze verlichte opvattingen over vrouwen, homo's en nog zowat als half­zacht geneuzel beschouwt, zo niet als ziekelijke decaden­tie en afwijking van de Goddelijke Norm ten strengste veroor­deelt.

Individueel zelfbeschikkingsrecht

Daarmee zijn we bij een kernwaarde van het hedendaagse Europa aange­land - een kernwaarde die de bevolking van elk kandidaat-land in grote meerderheid zal moeten onderschrijven: het principiële zelfbe­schik­kings­recht van het individu om het eigen leven naar eigen smaak in te richten en zich daarbij niet door de conven­ties van welk geloof of welke traditie ook te laten storen - iedereen moet op zijn manier zalig worden, om de be­faam­de woorden van Frederik de Grote aan te halen. Met die kernwaarde van het individuele zelfbeschik­kings­recht hangt vrijwel alles samen wat wij als essentieel ervaren. Zij wordt zicht­baar in de meest intieme delen van het wetboek, in die delen die het diepst in de huiskamer van mensen doordrin­gen, te weten in het familie­recht.

Wat raakt ons het meest, wanneer lopen de emoties het hoogst op? Bij alles wat betrekking heeft op politieke bemoeienis met de persoonlijke levenssfeer, op zaken die de verhou­ding tussen man en vrouw, ouders en kinderen bepalen. Kortom: op de verhou­ding tussen individu en collectief, het collectief daarbij niet opgevat als de abstracte staat maar als de concre­te familie. In hoeverre ben ik verantwoordelijk, moreel en juri­disch, voor het doen en laten van mijn vrouw of man, broer of zus, ouders, kinderen - of zelfs ooms, tantes en achter­neef? Tot welke leeftijd van het nageslacht strekt de zorgplicht van het voorge­slacht zich uit - en omge­keerd?

Drie concrete voorbeelden van heikele politieke hangijzers uit het recente Nederlandse verleden, vol morele dilemma's als het gaat om de reikwijdte van de wederzijdse verantwoordelijkheids­plicht, mogen dit verdui­delijken. Ten eerste de studiebeurs: voor ieder­een, zodat ook kinde­ren van rijke ouders meeprofite­ren - of alleen voor degenen met ouders die het niet kunnen betalen? Met alle onverkwikkelijke gevolgen voor studen­ten die als volwas­senen moeten aanjagen achter betalingsonwil­lige vaders? Ten tweede de beroemde kwestie van de tandenborstels in de bijstand: wie is de staat om zich met mijn slaap­patroon en samenlevings­vorm te bemoei­en? Krijg ik minder als ik één, twee of drie maal per week het bed met mijn nieuwste geliefde deel die wel een baan bezit? En ten derde de alimen­tatie­plicht: wanneer en voor hoe lang? Ook als mijn vrouw de hoofd­schuld aan de echtschei­ding draagt? Ook als zij er intussen met een ander vandoor is of toen al was? Ook als zij inmiddels een aardige baan heeft gevon­den - of had kunnen vinden? Ook als ik door haar toedoen mijn kinderen nauwelijks meer te zien krijg?

Bij alle drie de voorbeelden komt het aan op de vraag: in hoe­verre is iemand geheel voor zichzelf verantwoordelijk en in hoeverre zijn wij verantwoordelijk voor elkaar. En als iemand het niet redt, bij wie moet die dan aankloppen, bij de eigen familie of bij de staat? Het zal dui­delijk zijn dat de antwoorden op die vragen naar plaats en tijd grondig verschillen - en tegelijk zo'n verschil voor de betrokkenen zeer pijnlijk in de persoonlijke leefomstandigheden ingrij­pen kan. Want juist dat antwoord, dat zich onvermijdelijk in wetten vertaalt, is wat de essentie van een samenleving uitmaakt. Wijken de juridische normen en waarden op dit vlak tezeer af van wat burgers als rechtvaar­dig zien, omdat zij zich tot verant­woordelijk­heden verplicht zien waarvan zij niet willen weten dan wel zich rechten ontnomen zien waaraan zij zeer hechten, dan ontstaat er een reusachtig pro­bleem: dan voelt men zich vreemdeling in eigen land.

Een politieke gemeenschap moet het dus, om enigszins in harmonie te kunnen functioneren, hierover in hoofdlij­nen eens zijn - en waar de EU zich steeds meer tot zo'n politieke gemeenschap ontwik­kelt, geldt dat dus ook voor haar. De grenzen van een werkbare Unie, waarvan de bij demo­cra­tische meerderheid geno­men beslui­ten op een vanzelfsprekend draagvlak kunnen rekenen, lig­gen daar, waar men gebied betreedt waar de geldende wetten, op hoe democratische wijze ook tot stand geko­men, te sterk afwijken. En dat, bij de open binnen­grenzen, ook Brussel er niet aan ontkomt zich soms op het vlak van het familierecht te bege­ven, is zonne­klaar. Het komt regelma­tig voor dat na een schei­ding van een binatio­naal echt­paar, waarbij de kinderen aan een van de partners is toegewezen, de verliezer de kinderen naar het eigen oorsprongs­land ontvoert om te probe­ren daar herziening van het rechter­lijk vonnis te verkrij­gen. Als het daarbij pakweg om Frank­rijk en Duitsland gaat, is dat mis­schien niet zo'n pro­bleem, omdat een Duitse rechter niet ten principale anders dan een Franse oordelen zal. Maar hoe problematisch het wordt in het geval van bijvoor­beeld Syrië, kan Ben Bot intussen vertellen: ginds stond drie jaar geleden niet het belang van het kind, maar de eer van de vader cen­traal.

Westers tegenover niet-westers

Daarmee zijn wij opnieuw bij een cruciaal punt aangeland. Want wat betekent dat in de praktijk? Waar komt die Syrische invalshoek vandaan? Bij ons in het Westen is er sprake van een uiterst geïndividualiseerde samenleving, en dat betekent dat iedereen vrijwel alleen voor zijn eigen daden juridisch en moreel aansprakelijk is. Slechts op het wangedrag van minderjarige kinderen zijn nog anderen (de ouders) aanspreekbaar, maar daar­mee houdt het op. Wij kennen geen Sippenhaft: als mijn broer, neef of achteroom de fout ingaat, failliet gaat, in schulden raakt, een moord pleegt, dan raakt mij dat mis­schien wel emotioneel, maar komt de rechter niet bij mij aan de deur. En de reactie van het publiek zal er vaak zelfs eerder zijn van medeleven - wat vreselijk voor u dat uw zoon dat heeft gedaan! - dan een van: schande over uw familie tot in het zevende geslacht.

Dat is in niet-westerse culturen vaak wezenlijk anders. Daar wordt iemand veel meer aangesproken op wat zijn familieleden doen, en kan hij omgekeerd ook veel meer rechten aan zijn fami­lielidmaatschap ontlenen. Bijvoorbeeld een aardige baan, zoals voormalig minister Kamp tot zijn ontzetting bij de samenstelling van de Irakese politiemacht moest ontdek­ken, weshalve wij voor zulke landen niet ten onrechte van onuitroei­baar cliënte­lisme en nepotisme spreken.

Van die onderlinge afhan­kelijkheid in veel niet-Europese cultu­ren, positief en negatief, hangt alles af - alles ook, wat wij in Nederland als inhumaan, als in strijd met onze normen en waarden van individualiteit en zelfbeschik­kingsrecht, van gelijkheid tussen man en vrouw, verwerpen. Want het zal duidelijk zijn: als ik mede­verantwoor­delijk ben voor, als ik afgerekend wordt op, als mijn maatschap­pelijk aanzien, mijn eer, afhanke­lijk is van wat mijn vrouw, zus, dochter, achterneef doet, dan wil ik uiteraard ook wat over hen te zeggen hebben. Dat betekent: enorme sociale contro­le, patriarchale verhoudingen, weinig individuele vrijheid, want misstappen van een lid van de groep gelden als misstappen van de groep als geheel, waarmee speciaal haar leider zijn eer riskeert. En om het maar onom­wonden te formule­ren: de eer van een man verloopt in die gevallen vrijwel altijd via de vagina van zijn vrouw naar een zo groot mogelijk aantal kinderen die zijn manne­lijk­heid moeten bewijzen.

De groep waarbinnen je geboren bent, bepaalt wat je mag en wat je doet, voor de eigen wil is nauwe­lijks plaats. Bloed­wraak vormt daarbij uiteraard de ultieme vorm van clanden­ken: wat je als afzonderlijk persoon gedaan hebt, doet niet ter zake, het feit dat jouw familie iets heeft misdaan, kan voldoende zijn om je tot legitiem slacht­offer te maken van een nieuwe geweldsdaad waar­mee een vorige moet worden gewroken. Zo'n samenle­ving, waar het aanzien van de groep en niet de aansprakelijk­heid van het individu telt, is uit de aard der zaak doorde­semd van een schaam­tecul­tuur en niet van een schuldcultuur. In het eerste geval is de eerste vraag altijd: wat vinden de buren ervan - in het tweede geval de uiteindelijke vraag: ben ik wel een goed mens?

Dit kan helpen verdui­delijken waarom het bij Europese waarden werke­lijk gaat: hoe meer vrijheid eenieder heeft om eigen keuzes te maken - en met name die van vrouwen vormt dan een belang­rijke maat­staf - hoe meer Euro­pees. Ook dat valt samen met een dominerend schuld­besef in plaats van een domine­rend schaamte­besef: kun je jezelf verant­woorden - niet tegenover je eigen buren, maar tegenover je eigen geweten, c.q. - om de religieu­ze variant daarvan te nemen - tegenover God.

Bij dat laatste komt uiteraard, en daarmee nader ik de meer historisch getinte slothelft van mijn betoog, ook het protestantisme om de hoek kijken, waarvan niet de uiterlijkheden van de juiste regeltjes, maar de innerlijkhe­den van het juiste geloofsbe­sef de essentie vormen. Maar de Reformatie in de noord­helft van Europa is in dat opzicht met de Contrareforma­tie zelfs niet geheel aan de katholieke zuid­helft van Europa voorbijgegaan, waar met het collectivis­me ook het schaamtebesef traditioneel sterker is. Dat laatste betekent: een overtre­ding is niet zo erg, zolang niemand het maar merkt. In de Arabische wereld geldt dat nog veel meer. Homoseksualiteit bijvoor­beeld is er volstrekt taboe, maar tegelijk zindert het in de stegen van Marok­kaanse steden van de homo-erotiek en wordt achter gesloten deuren alles gedaan. Maar wee degene die ervan spreekt.

Individu tegenover collectiviteit

Het is, om de zaak van het persoonlijk-individuele schuldbesef naar het nationaal-collectieve door te trekken, niet toevallig dat Duitsland na de Holocaust aan intensieve Vergangenheitsbewältig­ung heeft gedaan, maar Turkije zijn Armenocide nog steeds hardnekkig loochent, en Japan zich blijvend voor zijn bloederige verleden in Korea en China ver­stopt. Het is vast ook niet toeval­lig, dat, als het om de slavernij gaat, de excuses altijd vanuit Europa of Amerika komen. Wie heeft ooit iets in die zin uit de mond van een Arabi­sche leider verno­men? Tenslotte waren de Arabieren al vele eeuwen binnenin zwart Afrika op mensenjacht voordat zich daar één blanke buiten voor de kust liet zien. Tot ver in de negentiende eeuw alleen voor de kust bovendien - tegen de tijd dat Livingstone-I-presume inderdaad diep in het binnenland opdook, was de transatlantische slavenhandel passé. Veel in de voorafgaan­de eeuwen verscheepte slaven kwamen uit dat binnen­land en die zijn echt niet uit vrije wil naar de kust gewandeld om zich pas daar door Atlantici te laten kapen. Maar wie heeft ooit wel eens iets uit de mond van een Afri­kaan­se leider vernomen over het feit dat zijn voorouders hun mede-Afrika­nen verkocht hadden en dus evenzeer mede­plichtig aan de slavenhandel waren? Daarvoor is schuldbesef nodig, en zulk schuldbe­sef valt niet los te zien van het besef van een individuele keuzemo­ge­lijk­heid.

Tot die wezenlij­ke keuzes in het Westen behoort niet alleen de vrijheid om te trouwen met wie men wil, maar ook om geheel niet te trou­wen - of inmiddels ook om het op iemand van het eigen geslacht te hou­den. Daartoe behoort bijvoorbeeld ook de vrijheid om van geloof te veranderen, of niet langer meer enig geloof aan te hangen. Juist op dit punt van seks en God - en seks en God liggen dicht bij elkaar, zoals iedereen weet die zich wel eens in zowel de preutse obsessie van christendom en islam voor seks, als in alle van de erotiek druipende poly­theïsmes van de oude Egypte­naren, Babylo­niërs, Hellenen en Romei­nen heeft verdiept - juist op dit punt van seks en God gaapt momen­teel een giganti­sche kloof tussen The West en de rest.

Keuzevrijheid

Daarbij gaat het in feite om het oude debat tussen nature en nurture, om de vraag: welk menselijk gedrag is aange­boren en welk is aange­leerd. Om het contrast scherp te stellen: thans be­schouwen wij in Europa religie als een keuze, die dus ook andere keuzemo­gelijkheden laat, en seksuele geaardheid als iets waaraan je niets kan doen, zodat het tegenna­tuurlijk is om je voor jezelf te verschuilen. Alleen in premoderne enclaves als Urk en het Vati­caan hecht men nog aan zulk tegennatuurlijk gedrag.

Buiten Europa ligt dat precies andersom: van een seksuele identiteit die ergens toe 'dwingt' heeft men geen notie, men ontwaart slechts immo­rele handelingen die men ook achter­wege had kunnen laten, en dus, omdat er een keuze bestaat, streng dienen te worden bestraft. Religie is daarentegen aangeboren, bepaald door de familie waartoe je be­hoort: geen sprake van dat je als individu het recht zou hebben even­tjes van God te veran­deren.  Op afvallig­heid staat in de islam in beginsel de doodstraf en ons fundamen­te­le beginsel van geloofsvrij­heid is buiten Europa in de praktijk meestal een farce. Nu zal menigeen tegenwer­pen: dat gold beide vroeger voor Europa ook. Inder­daad: vroeger. Maar de daad 'sodo­mie' heeft sinds de Verlichting plaats gemaakt voor de aard 'homo­seksuali­teit', en het beginsel van de gewetens­vrij­heid, dat overigens al tijdens het ancien régime in Nederland, Zwitser­land, Engeland en Pruisen gaandeweg ingebur­gerd was geraakt, werd na de Franse Revolu­tie in vrijwel heel Latijns Europa algemeen.

Latijns Europa: want in Griekenland is dat tot op de dag van vandaag nog anders. Latijns Europa - want als het om Europese waarden gaat, dan gaat het in feite om die van dat deel van Europa dat vanuit Rome, en niet vanuit Constantinopel, gekerstend is. Daarmee zijn we bij de Europese geschie­denis beland, en dus bij het christendom. Want als het dan om de geschie­denis gaat, dan moet één ding vooropstaan, hoe spijtig ook voor alle ongelo­vigen in deze contreien: elke poging om het ontstaan van een eigen Europese cultuur en identiteit, om dat wat Europa geworden is en tot een zekere eenheid maakt, elke poging om de geschiede­nis van Europa los te zien van het christen­dom, is absurd. Die worteling in het christen­dom is niet een onverdeeld positief gegeven, zoals de bloederi­ge martelaarsethiek van de film The Passion een paar jaar terug weer eens duidelijk maakte - in Bonifatius vallen ook best wat trekjes van Bin Laden te ontwa­ren - maar die worteling is wel een gege­ven. Wie dat in Neder­land niet weet of niet wil zien, kan zich mis­schien als slachtof­fer van de zoveel­ste onderwijshervor­ming veront­schuldigen, maar zal in geen intellec­tueel gezel­schap voorbij Zundert en Zevenaar nog serieus genomen worden.

Christendom en Europa

Daarmee wil niet gezegd zijn dat het christendom alleen in Europa van belang is, of dat in Europa alléén het christendom van belang is, en bovenal zeker niet dat dit christendom een statisch verschijnsel vormt, dat qua aard en opvattingen in de afgelopen tweeduizend jaar onbeweeglijk zou zijn gebleven. Maar het is het christendom, juist in zijn talloze metamor­foses, dat de Europeanen op hun weg naar het heden, als de voor hen volstrekt vanzelfspre­kende legitimatiebron van eigen handelen en oordelen gedurende vele eeuwen, vrijwel voortdurend heeft begeleid en ‘de boel bij elkaar heeft gehou­den’, om even naar de bekende formulering van Den Uyl te grijpen.

Het heeft de Europe­se samenleving vergaand gemaakt tot wat zij is - inclusief de Renais­sance en de Verlichting, die ten onrech­te vaak als een scherpe breuk met die christelijke traditie worden gezien. Beide wijzig­den welis­waar deels drastisch de kijk op de kerkelijke dogma­tiek, maar veel minder snel de kijk op de aan elk mense­lijk samenleven ten grondslag liggende ethiek. Ook al zijn de meesten onzer in theologisch opzicht inmiddels heide­nen, toch slepen wij daardoor het christendom als onze eigen erfzon­de in onze culture­le genen met ons mee.

Van belang is daarbij ook dat die moraal deels een andere is dan die van de oude Grieken en Romeinen - bijvoor­beeld ten aanzien van de dood, toch niet de minst belangrijke gebeurtenis gedurende een menselijk leven. Lezing van tien pagina's Livius - en dat hoeft niet per se in het Latijn - zou iedereen van enige illusie omtrent toenmali­ge 'medemenselijkheid' moeten genezen: voor moderne compassie­ met 'de zwakkeren in de samenle­ving' was in het oude Rome weinig plaats. De normen en waarden van Julius Caesar waren niet die van Jan Peter Balke­nende - minder mufheid en meer martialiteit, om het contrast even in twee tref­woorden te vatten. Het is daar­mee ook niet alleen de klassie­ke Oud­heid die Europa heeft ge­maakt tot wat Europa is, en het gemak waar­mee de woord­voerders van de inmiddels weer wat in vergetelheid geraakte neoconserva­tieve Burkestichting in één adem van de klassieke, joodse en christe­lij­ke erfenis plachten te spre­ken, illustreerde dan ook voorna­melijk hun ook anders­zins steeds weer op­nieuw opvallen­de onwe­tendheid.

Cultuurverschillen

Dit alles betekent: de grenzen van een werkbaar Europa zullen daar liggen, waar de waarden van andere culturen - lees: door andere religies bepaalde culturen - op dit moment vol­doende met de onze blijken te corres­ponde­ren. De onze, zoals die zich in een voortdu­rende wisselwerking met de maat­schappelijke ontwikke­lingen, de klassieke én de (altijd vergeten) Germaans-Keltische erfenis van hun aanvan­kelijke bijbelse oerkern tot de huidige waarden hebben getrans­for­meerd. De landen die een werkbaar Europa vormen delen in hoofdlijnen dezelfde geschiedenis, en dat Europa valt in hoge mate met het zogeheten Latijnse Europa samen, dat ophoudt aan de Russische en Roe­meense grens. Niet voor niets wil het dezer dagen met werkelijke hervormingen in Boekarest en Belgrado even niet zo vlotten - en vermoede­lijk niet alleen even.

Oost - West

Want dat individualisme van vandaag is ten onzent niet hele­maal pas van gisteren, en dat is aantoonbaar ook. Een veelzeg­gende indicatie geeft het percentage vrouwen dat op dertigjarige leeftijd nog ongehuwd is. Dat bedraagt in West- en Midden-Europa zo'n twintig procent. Zodra men zich op de Balkan be­geeft daalt dat al heel snel tot zo'n procent of drie, twee, en aan de overzijde van de Bosporus ziet dat er niet anders uit. Dat bete­kent: bij ons is het volstrekt normaal als vrouwen ongetrouwd blijven - iedereen heeft er wel een paar in de familie. Elders is dat laatste niet het geval, en is er met onge­trouwde vrouwen kennelijk iets funda­menteel mis. Aangezien er weinig reden is om aan te nemen dat vrouwen elders van nature eerder smoorver­liefd op mannen worden dan bij ons, moeten daar­voor dus omgevingsfac­toren bestaan, die in een beperking van de eigen wil resulteren. Bij ons is een huwelijk geen familieplicht - elders is een huwe­lijk dat feitelijk wel.

Dat concrete verschil tussen Latijns en Grieks Europa is niet pas iets recents. Dat hoge percentage ongetrouwde vrouwen is voor de hele negen­tiende en twintig­ste eeuw dankzij de met Napoleon ingevoerde bevolkings­regis­ters volstrekt bewijsbaar. Het is voor de zeventiende en achttiende eeuw dankzij de niet geheel complete, maar wel redelijk representatieve doop-, trouw- en begraafboeken zonder meer aan­toon­baar. En het valt dankzij allerlei andere bronnen tenminste voor de late Middeleeuwen hoogst aannemelijk te maken - afgaande op de nieuwste histori­sche inzich­ten ligt een belangrijk omslagpunt bij de grote Pestepi­demie van het midden van de veertiende eeuw. Het lijdt daarbij nauwe­lijks twijfel dat er een verband bestaat met de afwezig­heid van polygamie - die de vrouw tot haremnummer reduceert - in zowel het Europese christen­dom als in de antieke mediterrane bescha­ving, waar zowel het oude Oosten daarvóór als de islamitische wereld daarná die wel in grote om­vang ­kende, het premo­zaïsche jodendom overi­gens inclu­sief.

Noord – Zuid

Dit individualisme met veel eigen rechten valt niet los te zien van de tamelijk egalitaire vorm van samenle­ving die bij de oude Kelten en Germa­nen bestond. Reeds Tacitus verbaasde zich erover dat bij hun discussies onder de eikenboom in beginsel niet de hoogste rang maar het beste argu­ment de doorslag geven moest. Zonder te willen romantiseren: het parle­ment van IJsland, het oudste nog functionerende ter wereld, bestaat al duizend jaar. Weliswaar was de republiek eerst een Griekse, vervolgens een Romeinse vinding, maar met Alexander de Grote, en vervolgens met Augustus en Constan­tijn is een stuk oosterse despotie naar het westen overge­plant, dat dankzij het Romein­se imperium behalve in Italië ook in Gallië en Iberië enigszins wortel heeft geschoten.

Niet toevallig draagt eveneens de hiërarchische Rooms-katholieke kerk, poli­tiek en geestelijk erfgenaam van het antieke keizerlijke Rome, daar de sporen van, en niet toevallig zijn het vooral de Romaanse volkeren in de gewezen Romeinse provincies die tijdens de Reformatie rooms bleven, waar de Germaanse volkeren toen overwegend in het protestantse kamp zijn beland. Vandaar dat er ook binnen dit ene Latijnse Europa forse verschil­len bestaan - het Europese eenwordingsproces was mede bedoeld om die mentale kloof tussen noord en zuid, tussen katholiek en protestant te overbruggen.

Dat die kloof nog enigszins, hoe moeizaam in de praktijk vaak ook, overbrugbaar is, hangt samen met het feit dat de katholieke en protestantse helft van Europa ook na de zestiende eeuw inten­sief met elkaar in contact bleven, dankzij een heel het Latijnse Avondland omspannend netwerk van rondrei­zende kooplieden en kunstenaars, geestelij­ken en geleer­den, dankzij de intensieve intellectuele uitwisseling tussen universiteiten van Lissabon tot Uppsala. De Grieks-orthodoxe oosthelft van Europa, laat staan de islamiti­sche wereld, stond op veel grotere afstand.

Er zijn grenzen

In het Latijnse Westen brachten feodalisme en kapitalisme, Renais­sance en Refor­matie de moderne samenleving voort, terwijl in het Griekse Oosten de Balkan onder de Turkse voet gelopen werd en de Byzantijnse keizers­kroon naar het nog lang barbaarse en onderontwikkelde Rusland verdween. Wie vandaag de dag de geestelijk verstarde opperpatriarchen van de Servisch-, Roemeens- of Bulgaarsorthodoxe Kerk gadeslaat zal zelfs in de recent tot paus gebom­bardeerde reactionaire theoloog Joseph kardinaal Ratzinger nog een man van de ratio ontwaren. Die kloof, laat staan de tot de Arabi­sche invallen van de zevende eeuw terug­gaande kloof met de zuid- en oostoever van de Middel­landse Zee, is heel wat moeilijker te dichten dan die tussen Rome, Witten­berg en Dordt. Een politiek-culturele Europese Unie die eveneens de Balkan omvat wordt daarmee ook veel moeilijker, en een Europe­se Unie die een brug over de Bosporus slaat vermoedelijk een brug te ver.

Die kloof heeft immense gevolgen voor dat, wat men als 'nor­maal', als 'moreel juist' beschouwt - zowel hier als daar. Goed en Kwaad hebben daarbij vanouds vooral sterk betrekking op het persoonlijke leven, op de verhouding tussen individu en collectief. De grenzen van een werkbaar Europa liggen daar, waar de kijk op de juiste verhouding daartoe zo wezenlijk van de onze gaat ver­schillen dat een staatkundig samengaan - en de EU is, hoe men het ook wendt of keert, een vorm van staatkundig samengaan - proble­ma­tisch wordt. Er valt zodoende veel voor te zeggen om die grens dwars door - of anders tenminste op het eind van - de Balkan trekken, omdat het niet-trekken van die grens op grond van het demo­cratisch beginsel betekent dat straks in Brussel tiental­len parlementa­riërs zullen zetelen - en dus meebe­slissen - die over die verhou­ding tussen individu en collectief wezenlijk anders denken.

Het zijn deze zaken die bepalen, of de volkeren van de Europe­se Unie straks door één deur kunnen, dan wel zich cultureel überfremdet voelen: vreemdeling in eigen land. En dat zal zeker voor Nederland gelden, dat nu reeds een vrij extreme positie op de individualiteitschaal inneemt. Naarma­te er meer culturen met andere rechts­opvat­tin­gen onder één dak gehuisvest worden, gaan ook hoogst democratisch besloten Brusselse wetten knellen. Dan zal ook bij ons steeds meer het gevoel postvatten dat wij de greep op onze eigen wetgeving verlie­zen, en daardoor juridische - en dus maatschap­pelijke - situaties krijgen die wij niet willen.

Daarover zouden onze politici beter moeten waken. Niet, omdat de bij ons be­staande verhou­ding tussen indivi­duele en collectie­ve verant­woorde­lijkheid per se beter zou zijn - het zal ook zeer moeilijk zijn om dat rationeel te beargumen­te­ren - maar omdat als puntje bij paaltje komt zal blijken dat wij daaraan zeer gehecht zijn, en wij het dan ten diepste zullen betreuren dit ons niet eerder te hebben gerealiseerd.

Thomas von der Dunk

Dr. Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus. Dit is de volledige versie van de lezing die hij op 28 mei 2009 tijdens het Europa-debat, georganiseerd door Oikos, Volzin, de Domkerk en kerk in Actie, heeft gehouden. De ingekorte versie verscheen in VolZin van 29 mei 2009.

Reacties

Dank voor deze zeer duidelijke lezing. Graag verwijs ik naar de brochure van de Landelijke Werkgroep Gemeentecontacten Nederland-Duitsland: "Ziel geven aan Europa". Hierin wordt gesteld dat Europa meer moet zijn dan een economische eenheid. De brochure is te bestellen bij het landelijk secretariaat: van Linschotenplein 21 3262 PW Oud-Beierland.
Hein de Jong - Terwolde



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Europa" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol