22/6/07
Pleidooi voor een seculiere staat
In verschillende Europese landen, zoals in Duitsland, Frankrijk en België, beleeft de christendemocratie een come back. Een reden daarvoor zou kunnen zijn, dat er na decennia van individualisme en liberale politiek weer een toenemende behoefte is aan collectiviteit en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zo zou ook het streven van de leiders van de drie regeringspartijen in ons land om alles zoveel mogelijk ‘samen’ te doen, begrepen kunnen worden. In dit opzicht zou de christelijke religie dan een aanvulling en tot op zekere hoogte een vervanging zijn van vroegere collectieve ideologieën zoals het socialisme en het communisme. Zelfs een uitgesproken linkse partij als de SP maakt soms gebruik van christelijke ideeën en beelden om partijstandpunten te onderbouwen of toe te lichten.
Een tweede reden voor de huidige opleving van de christelijke politiek zou de invloed van de islam kunnen zijn. In de Europese landen is deze religie nog duidelijk in de fase van de verzuiling en streeft bijvoorbeeld naar eigen opleidingen in de verschillende fasen van het onderwijs. Ook maatschappelijk blijft het een herkenbare groep met eigen organisaties en voorzieningen, die vooral geconcentreerd zijn rond de talrijke moskeeën die in Nederland verrezen zijn en waarvan er steeds meer bij komen.
Met een kabinet dat samengesteld is uit het CDA, de Christen Unie en een afgeslankte PvdA behoort ook ons land tot de regio´s waar de christendemocratie de meerderheid heeft in de regering. Zoals uit vorige kabinetten met het CDA blijkt, hoeft dit nog niet te betekenen, dat kerk en staat daardoor meer op elkaar worden betrokken. Dat ligt helemaal aan de opstelling van de regerende christelijke partijen, met name als het gaat om zaken die te maken hebben met godsdienst en kerk.
Maar nu ook de Christen Unie als een christelijk-orthodoxe partij in het kabinet zit, tekent zich duidelijk een grotere bemoeienis van de regering met geloofszaken af. Zo zijn in het regeerakkoord afspraken opgenomen die in het belang zijn, en de belangen dienen, van de christelijke kerken, voeren ministers gesprekken met de kerken over wat die wel en niet moeten doen, en kloppen de kerken weer met meer vertrouwen bij de regering aan voor subsidies voor kerkgebouwen en sociaalkerkelijke initiatieven.
Dit betekent niet, dat er in Nederland een uitgesproken voorkeur zou bestaan voor de opheffing van de scheiding tussen kerk en staat. In het recente onderzoek ‘God in Nederland’ komt een ambivalente houding naar voren inzake de rol van de kerken in de publieke ruimte en de verhouding tussen overheid en religieuze organisaties. Religie wordt momenteel vooral als een moreel baken gezien dat garant moet staan voor gemeenschappelijkheid en gedeelde waarden. Dit betekent op zich geen terugkeer naar de verzuilde maatschappij, maar wel een herwaardering van religie als bindende factor in de samenleving.
Waar de architecten van deze filosofie geen rekening mee hebben gehouden zijn de gevolgen van deze opstelling voor de maatschappelijke positie van de dragers van deze morele waarden, zoals de kerken en andere religieuze organisaties. Met de sociale omarming van hun waarden en normen worden dit invloedrijke en richtinggevende instellingen, omdat het om de dragende waarden en normen van een samenleving gaat waardoor bepaald wordt wat maatschappelijk, politiek en economisch wenselijk en toelaatbaar is. Dit betekent dat de religieuze organisaties de sturende krachten worden in de maatschappij.
Vanuit religieus standpunt kan men van mening zijn, dat de samenleving zo in goede handen is. Maar daarbij moet men ook bedenken, dat in een plurale samenleving als de onze niet iedereen dezelfde religie aanhangt, en het grootste deel van de bevolking niet kerkelijk en/of religieus is. Dit kan betekenen dat verschillende, ook aan elkaar tegengestelde, waardesystemen om de voorrang gaan strijden, en dat velen zich niet in de heersende waarden en normen zullen herkennen.
Anders gezegd is het de vraag of de voorstanders van confessionele politiek daar ook enthousiast voor zouden blijven als de leidende confessionele partijen in de regering niet van christelijke, maar bijvoorbeeld van islamitische huize zouden zijn. Want als men er voorstander van is, dat het beleid in Nederland bepaald kan worden door confessionele politiek, zou men in principe ook positief moeten staan tegenover een overwicht van islamitische partijen in de regering van dit land.
Nog een ander bezwaar tegen een invloedrijke rol van religie in de maatschappij is, dat geloof en politiek dan door elkaar gaan lopen. Dit gaat ten koste van de geloofwaardigheid van zowel de godsdienst als van de staat. Want religie is onwaarachtig als die gebruik maakt van politieke middelen of als ze zelf in dienst staat van de politiek. Anderzijds krijgt de politiek iets onzuivers als die een bepaalde religie in de samenleving bevordert of zich laat leiden door religieuze motieven die ingegeven zijn door bepaalde kerken of godsdiensten die erin geslaagd zijn politieke macht te veroveren.
Dat dit niet zomaar een hypothetische opmerking is blijkt wel uit de situatie in Frankrijk, waar de nieuw gekozen president hoopt te scoren door voor godsdienst en kerk weer een ruime plaats in te ruimen in de maatschappij. Deze problematiek ligt nog scherper in plurale samenlevingen als de onze, waarin meerdere grotere godsdiensten vertegenwoordigd zijn, die elkaar op het gebied van staatsmacht en maatschappelijke invloed zullen gaan beconcurreren zodra de scheidingmuren tussen geloof en politiek, en daarmee tussen kerk en staat zijn neergehaald.
Met name in een plurale maatschappij is het daarom beter, dat alles wat met religie en levensbeschouwing te maken heeft, zoals geloof, godsdienst, kerk, zingeving en spiritualiteit, geen actieve rol spelen in de politiek, maar op de achtergrond blijven als individuele en eventueel groepsovertuigingen, en als zodanig slechts indirect invloed uitoefenen, doordat de leden van de samenleving daarin zijn grootgebracht, zodat hun handelen daarvan altijd de sporen zal blijven dragen. Maar mensen die zich met staatszaken bezighouden, zoals bestuurders, politici en ambtenaren, zouden hun werk op professionele wijze moeten doen, zonder zich daarbij te laten leiden door bepaalde godsdiensten of kerken, of die voorrang te geven, ook niet de kerk waartoe zij zelf behoren en de religie die zij zelf zijn toegedaan.
Een vraag die kan opkomen is, hoe bij een consequente scheiding tussen kerk en staat de verhouding tussen die twee dan wel zou moeten zijn. Uit het bovenstaande wordt duidelijk, dat het daarbij in ieder geval moet gaan om een houding van distantie, om zo elk gevaar te vermijden dat beide typen instellingen – die van de zijde van kerk en godsdienst en die van de kant van de staat – elkaar wederzijds corrumperen door elkaar de bal toe te spelen of elkaar juist te gebruiken voor eigen doeleinden. Mede om die distantie te garanderen zou de verhouding tussen kerk en staat ook getekend moeten zijn door dualisme.
De kerken zouden bijvoorbeeld niet moeten volstaan met het zomaar voetstoots aanvullen waar de staat in gebreke blijft, zoals dikwijls gebeurt bij de armoedebestrijding en bij het integratievraagstuk. Naast het ledigen van de ergste nood zouden de kerken het vooral als hun taak moeten zien om te protesteren tegen onrechtvaardige verhoudingen, tegen maatregelen die ten koste gaan van de zwakste partijen, tegen een politiek van eigenbelang, en vooral tegen onwaarheid en onwaarachtigheid in de politiek, zoals loze beloftes, gebrek aan openheid, en het misleiden van de bevolking door het achterhouden van informatie of het verstrekken van onjuiste gegevens. Dit ‘helpen onder protest’, zoals een slagzin van enkele jaren geleden luidde, maakt duidelijk, wat bedoeld wordt met een dualistische verhouding tussen kerk en staat.
Waar mede op historische gronden een zekere band tussen kerk en staat niet gemist kan worden, zoals in het geval van het confessioneel onderwijs en bijvoorbeeld de staatssubsidie voor kerkgebouwen, dienen alle hier vertegenwoordigde levensbeschouwingen en religies naar democratische maatstaven gelijk behandeld te worden. Dit zou ook zoveel mogelijk het geval moeten zijn bij het regelen van ethische kwesties zoals abortus, euthanasie en andere zaken die met menselijk leven en het levenseinde te maken hebben en voor religies nu een keer belangrijk zijn.
Het is een terecht streven van de kerken om hun zienswijzen in de politiek ingang te doen vinden. Dit kan echter ook op andere wijzen dan via confessionele partijen. Wat ook vaak voorkomt is, dat christelijke standpunten in dit opzicht ook door niet-confessionele partijen wordt verdedigd, bijvoorbeeld omdat ze geworteld zijn in de humaniteit die ook bij de meeste andere richtingen hoog in het vaandel staat. Daarbij is het vanuit religieus standpunt geredeneerd ook nog zo, dat het nauwelijks voorstelbaar is, dat de christelijke God verbolgen zou zijn omdat Zijn onderdanen bij de politieke afwegingen die zij maken teveel rekening houden met de standpunten van anderen.
De seculiere staat lijkt het best gegarandeerd als er geen confessionele partijen zijn zoals dat bijvoorbeeld in Engeland het geval is. Als die er wel zijn, en met name waneer die ook deelnemen aan de regering zoals in de huidige situatie in ons land het geval is, zouden deze partijen zich professioneel moeten opstellen. Dat wil dan in relatie tot kerk en godsdienst met name zeggen dat zij geen voordeel proberen te behalen uit hun confessionele achterland, en dat ook geen voordelen willen toespelen. Als zij daar consequent in zouden zijn, zou het verschijnsel ‘confessionele partij’ op de duur vanzelf uit het politieke spectrum verdwijnen. Tot het zover is zou in ieder geval voorkomen moeten worden, dat er religieuze elementen insluipen in staatkundige aangelegenheden, en dat er een vermenging plaatsvindt van godsdienst en politiek.
Gérard van Tillo
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.