11/11/09
Oikonomia
Lans Bovenberg heeft het geweten toen hij onlangs in deze krant een verband waagde te leggen tussen economie en theologie. Fiolen van toorn werden over hem uitgestort. De kritiek richtte zich op zijn theologisch calculatiemodel van de kruisdood van Jezus. Volgens Bovenberg nam hij het kruis op omdat hij ’een afweging’ maakte. „Door deze last zou hij ons bevrijden en laten thuiskomen bij God. Natuurlijk vroeg hij God of deze beker aan hem voorbij mocht gaan. Liever had hij een lagere prijs betaald. Maar toch betaalde hij deze omdat de baten hoger waren.”
De critici hebben gelijk: exegetisch klopt hier niets van. Jezus was in Getsemane in doodsstrijd, hij was niet aan het calculeren. Beluister de passionen van Schütz, Buxtehude en Bach en je bent voorgoed van dat calculatiemodel af. Had Bovenberg verwezen naar de uitspraak van Paulus dat ieder niet alleen op zijn eigen belang moet letten,maar ook op dat van anderen, dan had hij nog iets substantieels ingebracht. Met zijn verwijzing naar Jezus’ kruisdood maakte hij het zijn critici wel erg gemakkelijk.
Geloven en weten
Mij viel in dit debat op dat niemand herinnerde aan de rationele theologie van Anselmus van Canterbury (1033-1109), die in zijn beroemde geschrift Cur Deus Homo (’Waarom God mens werd’) een redenering opzet om Christus’ menswording en dood voor een intellectuele elite aannemelijk te maken. Bovenbergs calculatiemodel doet daaraan denken. Ook trouwens aan andere uitspraken van Anselmus: Credo ut intelligam (’Ik geloof om te begrijpen’) en Fides quaerens intellectum (’Geloof op zoek naar begrip’). Daar draait het om, om het intrinsieke verband tussen geloven en weten. Geloven is iets anders dan weten, maar als geloven het weten in de weg zit, verlies je eerder het geloof dan het weten.
Zorgen dat het geloof het weten niet in de weg zit, kan ook op de manier van Bovenbergs collega Arnold Heertje. Die stelde, eveneens in deze krant, dat het geloof „van nature berust op niet falsifieerbare uitspraken”. Maar dat zal Bovenberg te weinig zijn, want zo wordt het geloof verwezen naar het domein van de zinloze uitspraken. Kan het anders? Laat ik een poging wagen.
Theologie en/of economie
Terecht zegt Bovenberg dat het zowel in de theologie als in de economie gaat om één en dezelfde wereld. Preciezer: om de fundamentele bestaansvoorwaarden van mens, dier en milieu. Welnu, over bestaansvoorwaarden en bestaanszekerheid, gaat het in de economie, maar niet minder in de theologie, zij het onder totaal verschillend gezichtspunt.
Vooropstaat dat de theologie ongeschikt is om enig economisch probleem te analyseren en op te lossen. Omgekeerd heeft de economie niets van belang te zeggen over de theologie. Geen kerk, synagoge of moskee kan bestaan zonder een gezond financieel draagvlak. Maar daarover beslist de economie, niet de theologie. Evenmin bestaat er een specifiek christelijke economie naast de liberale markteconomie of de geleide socialistische economie. Een christelijke econoom die zijn vak verstaat, bedrijft op dezelfde wijze economie als een atheïstische collega. Wel kunnen ze verschillend oordelen over de vraag aan wie de opgebrachte meerwaarde moet toevallen. Aan de rijken, aan de armen, of aan allen volgens een rechtvaardige en effectieve verdeelsleutel? Dat is een ethische vraag, geen economische of theologische. Maar omdat elk geloof en elk economisch stelsel expliciet of impliciet een opvatting heeft over verdelende rechtvaardigheid en omdat verdelende rechtvaardigheid het kloppende hart is van een sociale rechtsstaat, ontmoeten theologie en economie elkaar in de ethiek van de publieke moraal.
Daar is de vraag: aan welke maatschappelijke doelstelling moet de economie voldoen? Aan algemene welvaartsverbetering zonder specifieke adressanten? Aan maximalisering van de winst? Of aan de instandhouding en verbetering van de vitale bestaansvoorwaarden van mens, dier en milieu?
Bij algemene welvaartsverbetering en maximalisering van de winst wordt de sturing van economische processen aan marktwerking overgelaten, bij instandhouding en verbetering van vitale bestaansvoorwaarden aan effectieve sociaal-ethische politiek. Tegenwoordig moeten die twee samenwerken (marktwerking in de zorg onder het toeziend oog van de politiek), maar de resultaten zijn niet om over naar huis te schrijven. Als er iets een utopie is dan wel het blinde geloof in de gunstige uitkomsten van marktwerking. Om dat te onderschrijven hoef je geen gelovige te zijn, maar het is wel zo dat bijbelse aanwijzingen over verantwoord economisch verkeer bepaald niet in de richting van marktwerking wijzen, eerder in die van sociaal-ethische sturing.
Dat zou met bijbelteksten kunnen worden aangetoond, maar ook met een analyse van de ingrijpende historische verandering in de betekenis van het begrip ’economie’. Die benadering heeft mijn voorkeur.
Bijbelse oikonomia is niet hetzelfde als economie
’Economie’ komt van oikonomia, een samenstelling van twee andere Griekse woorden: oikos (huis) en nomos (wet, regel). Vandaar dat oikonomia vroeger op kleinschalig niveau vertaald werd met ’huishoudkunde’ en op nationaal niveau met ’staatshuishoudkunde’.
In bijbelse tijden was de economie kleinschalig. ’Huis’ stond voor het grootgezin, daarnaast voor kleine bedrijven en overzichtelijke volksgemeenschappen. Economische wetenschap bestond nog niet, maar er was wel regelgeving om zaken als kopen en verkopen, bezit en eigendom, handel, en de juiste beloning van werkkrachten in goede banen te leiden. Steeds vanuit het gezichtspunt dat de economie in dienst moest staan van de instandhouding en verbetering van de bestaansvoorwaarden van de samenleving als geheel, in het bijzonder van de armen. De uitdrukking ’accumulatie van rijkdom’ bestond nog niet, maar de praktijk wel, getuige het felle protest van profeten als Jesaja en Amos tegen zelfverrijking en het ’Wee u, gij rijken’ van Jezus van Nazareth.
Zowel theologisch als economisch is het hoogst interessant dat de bijbel onbevangen spreekt over de oikonomia van God. In Kolossenzen 1:25 staat letterlijk: “Haar dienaar ben ik volgens de oikonomia van God”. Oikonomia is hier het goede bestuur van God ter instandhouding van de kerk en haar leden. In Efeze 3:2 wordt gesproken over de oikonomia van de genade van God en in 1 Timotheüs 1:4 over de oikonomia van God voor het geloof. In alle gevallen is duidelijk dat een letterlijke vertaling van het Griekse oikonomia geen recht doet aan het grote verschil in de gebruikswaarde van de klassieke oikonomia en de hedendaagse economie. Ook het bijbelse woord oikonomos kun je niet vertalen met ’econoom’, alleen maar met ’beheerder’ of ’rentmeester’: iemand die het goed van een ander beheert, niet dat van zichzelf.
Als de Bijbel spreekt over de oikonomia van God, dan moeten we dus geen moment denken aan economie in de moderne zin des woords. Eerder aan een zorgvuldig beheer van niet alleen de kerk, maar ook van de wereld en heel de schepping, met als doel dat ieder wezen tot zijn recht komt. Winst om de winst was niet aan de orde, en toevoeging van meerwaarde een onbekend begrip. Het nemen van rente gold als diefstal van de armen, want geld kon niet jongen (zo dacht ook Aristoteles). Wat inflatie betekende wist niemand, en hetzelfde gold voor kapitaalvorming, ook al kwam dat op kleine schaal voor.
Zorgvuldig en rechtvaardig beheer
Dit alles betekent dat je niet zomaar Bijbelteksten kunt aanhalen om kritiek te oefenen op de huidige gang van zaken in de economie. Een briefschrijver in deze krant veronderstelde dat er zoiets bestaat als een ’economie van de Bergrede’. Daarin zegt Jezus immers: “Zoek eerst het koninkrijk van God en al deze dingen (eten, drinken en kleding) zullen u toegeworpen worden”. De veronderstelling is even onwerkbaar als onhistorisch. Wie het woord van Jezus letterlijk opvolgt, zal verhongeren en verdorsten.
Maarten Luther deed het beter. Met zijn exegese van de Bergredetekst komt hij uit bij drie ’graden’ voor christenen in hun verhouding tot geld. De hoogste graad is: “Wil iemand uw hemd nemen, laat hem ook uw mantel”. De tweede graad: “Geef hem die van u vraagt”. En de derde: “Wijs hem niet af die van u lenen wil”. (Namelijk zonder rente te vragen.)
Een andere briefschrijver verwees naar Jezus die de tafeltjes van de geldwisselaars in de tempel omkieperde. “Dat slaat ook op de bankiers van deze wereld”. Het is iets te kort door de bocht. Het felle optreden van Jezus is niet goed te taxeren zonder kennis van de verschillende valuta in die tijd: het algemene geld voor seculier betalingsverkeer en het bijzondere tempelgeld voor betaling van offerdieren en andere tempeldiensten. De peperdure wisselkoersen waren het probleem, niet het geld wisselen als zodanig. Met de Bijbel in de hand kunnen we een integere bankier niets verwijten.
Iets anders kan wel. We kunnen teruggrijpen op de klassieke betekenis van oikonomia: zorgvuldig beheer van vitale bestaansvoorwaarden van heel de geschapen werkelijkheid. Laten we dat als basisprincipe nemen voor een duurzaam en rechtvaardig economisch beleid. Makkelijk gezegd en moeilijk gedaan, maar je moet een keer beginnen. Voor dit principe hield hoogleraar duurzame ontwikkeling Louise Fresco onlangs een overtuigend pleidooi, maar dat doet Arnold Heertje ook, in tal van spreekbeurten en geschriften. Dan zou hij zijns ondanks een voorstander zijn van de klassieke oikonomia, een basisbegrip in de theologie van Paulus.
Gerrit Manenschijn
Dr. Gerrit Manenschijn is emeritus hoogleraar ethiek. In 2008 verscheen zijn boek ’Religie terug van even weggeweest. Maar waar is God?’. Bovenstaande tekst verscheen in Trouw (Letter en Geest) van 17 oktober 2009. (Meinema, Zoetermeer. ISBN 9789021141855).
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.