Afkicken van geven?  
Bert Sweerts
10/9/09

Afkicken van geven?

Kritische kanttekeningen bij onze bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking

           ‘Met uw steun kunnen kinderen in Mali hun lot in eigen hand nemen. In Mali gaan nog veel kinderen niet
           naar school en 8 van de 10 volwassenen kunnen niet lezen en schrijven. Voor 25 euro kan een kind in Mali
           een jaar naar school gaan’. (Uit een mailing van een grote donororganisatie; een acceptgiro is bijgevoegd.)

          ‘TYM-begunstigde Nguyen Thi Nhung kon haar tranen niet bedwingen toen zij tien jaar geleden haar eerste
           krediet van 60 dollar van het Tao Yeu Mai-fonds kreeg. Jarenlang hadden de Vietnamese en haar
           echtgenoot geprobeerd zichzelf en hun vier kinderen in leven te houden met één klein rijstakkertje. De
           banken weigerden het paar een lening te geven omdat zij geen onderpand konden bieden. Met het
           geleende geld kocht Nhung 30 eenden die drie maanden later eieren begonnen te leggen. Nu genieten 
           hung en haar man een vast inkomen uit de verkoop van eieren en eendenkuikens op een plaatselijke markt.
           Ze leveren ook eieren aan restaurants in de omgeving. Ze hebben plannen voor verdere uitbreiding van hun
           bedrijfje. Drie van hun vier kinderen volgen nu voortgezet onderwijs, het vierde volgt een beroepsopleiding -
           iets waarvan Nhung altijd gedroomd had.‘ (Ontleend aan de website van Oikocredit.)

In het denken over ontwikkelingshulp zijn historisch drie fasen te onderscheiden die vaak in één beeld worden samengevat:
     1.   Geef de armen een vis.
     2.   Geef ze geen vis maar een hengel om te vissen.
     3.   Geef ze geen hengel maar geef ze krediet om een hengel te kopen.
Het denken mag dan bij fase 3 zijn aangeland, in ons gedrag zijn de fasen 1 en 2 nog springlevend.

Langzaam wint de opvatting terrein dat het verstandiger is mensen te helpen met kredieten dan met giften – uitgezonderd daarvan zijn incidentele, individuele noodgevallen, de aanleg van infrastructuur en humanitaire rampen. Zie bovenstaande voorbeelden: in het eerste geval betaal je het onderwijs voor kinderen, in het laatste stel je ouders in staat zelf het onderwijs van hun kinderen te bekostigen. Met kredietverlening breng je een proces op gang waarvan de mensen zelf de eigenaar zijn. Toch leggen instellingen die zich op kredietverlening richten, het in populariteit nog altijd af tegen organisaties die giften verstrekken.

Maar er is nóg een ongerijmdheid. Terwijl microkrediet, een vorm van kleinschalige kredietverlening, zich mag verheugen in een snel groeiende belangstelling en gezien wordt als een belangrijke vorm van duurzame inkomensverbetering, worden die kleine kredieten vaak gefinancierd met giftengeld – niet met geld van investeerders. Wat geldt voor de ontvanger (beter een lening dan een gift), geldt kennelijk niet voor de verstrekker (liever een gift dan een investering). Daarin schuilt een zekere inconsequentie. Mensen geven blijkbaar makkelijker geld weg dan dat ze hun financiële reserves inzetten. Hoe zou dat toch komen? Zijn we zo verknocht aan geven dat je van een verslaving moet spreken? Of komt het door gebrek aan kennis van een beter alternatief?

De ‘verslaving’ verklaard 

Zoals iedereen het fijn vindt om iets te krijgen, vinden velen het ook fijn om iets te geven, zeker aan minder bedeelden. Luidt een oude zegswijze niet: ‘Het is beter te geven dan te ontvangen’? Fondswervers spreken ons op deze emotie aan en hebben daar veel succes mee. Op het moment van geven doen we afstand van ons bezit. Het bedrag is – vaak letterlijk – door ons afgeschreven. We laten het over aan de organisatie die voor het goede doel opkomt, ons geld goed te besteden.

Bij giften die ten goede komen van de ‘Derde Wereld’ speelt vaak ook, bewust of onbewust, een element van afkoop mee. Heel anders dan bij donaties aan goede doelen op het vlak van bijvoorbeeld gezondheid of cultuur. Omdat giften doorgaans een deel zijn van ons inkomen, komen ze niet ten laste van ons vermogen. Geefgeld heeft dus niet echt gevolgen voor onze vermogenspositie. Dat kan - op de achtergrond - een geruststellende gedachte zijn. Bij de grote massa wint het feel good-effect van liefdadigheid het voorlopig van de minstens even grote voldoening die mensen ondervinden die een deel van hun vermogen tijdelijk voor dezelfde doelen inzetten. Kerken hebben charitas altijd meer gestimuleerd dan financieel rechtvaardige verhoudingen en in onze geseculariseerde samenleving is dat sentiment nog onverminderd sterk aanwezig.

Investeren in armoedebestrijding vraagt een andere betrokkenheid dan geven. Bij investeren wil je weten wat er met je geld gebeurt, of het veilig is, of het wat oplevert. Omdat het ook de mist kan ingaan, loop je als investeerder direct risico. Als het hem of haar economisch goed gaat, gaat het mij ook goed. Misschien kun je hier pas van een echte, want wederzijdse en blijvende relatie spreken, in tegenstelling tot het gebrek aan relatie door de vaak eenzijdige, impulsieve en momentane betrokkenheid die giften eigen is.

Is er een alternatief?

Er is een alternatief. Het kredietmodel van Oikocredit bijvoorbeeld heeft twee kanten die elkaars spiegelbeeld zijn.

1. Oikocredit bestrijdt armoede niet met giften maar door leningen te verstrekken. Waarom niet met giften? Waarom wel met leningen?
     -          leningen spelen in op de ondernemingszin en creativiteit van de kredietnemer;
     -          leningen bereiden mensen voor op deelneming in de geldeconomie;
     -          de verplichting tot terugbetaling van de lening houdt het werkkapitaal in stand waardoor het steeds
                opnieuw  ingezet kan worden;
     -          een lening doorbreekt de blijvende afhankelijkheid van een giftenvrager omdat deze de leningnemer
                dwingt zelf in actie te komen;
     -          een lening bevordert in tegenstelling tot giften het zelfrespect, het zelfvertrouwen en de weerbaarheid van
                de kredietnemer omdat hij bewust het risico aangaat de lening inclusief rente te kunnen aflossen;
     -           het model schept door de contractuele verplichting gelijkwaardige verhoudingen tussen
                 kapitaalverschaffer en leningnemer: er is geen boven en beneden.
Deze kant van het model (de output-kant) vindt inmiddels algemene erkenning getuige de populariteit van microkrediet.

2. Oikocredit mobiliseert het geld voor kredietverlening aan armen niet met giften maar met risicodragend kapitaal. Deze andere kant van het model (de input-kant) is het perfecte spiegelbeeld van de output. Ga maar na:
      -          het model doet een beroep op het spaargeld van deelnemers. Door deze creatieve move kan in principe
                 kapitaal gemobiliseerd worden dat een veelvoud is van dat wat ooit met giftengeld bijeengebracht kan
                 worden;
     -          het model is onderdeel van de geldeconomie;
     -          hoewel deelnemers te allen tijde hun geld kunnen terugtrekken, blijkt het een veilige investering waardoor
                veruit het grootste deel van het ingelegde kapitaal voor hergebruik beschikbaar blijft;
     -          het model doorbreekt de blijvende afhankelijkheid van bedel- en sponsoracties, bankgiro- en
     -          de deelnemer is bereid risico te lopen in dezelfde mate als de leningnemer dat doet: zonder terugbetaling 
                ontvangt de investeerder immers geen dividend en in het ergste geval ziet hij zijn inleg zelfs helemaal niet
                terug;
     -         deelnemers gaan als eigenaar van het geld dat ze ter beschikking stellen (via Oikocredit als intermediair)
               een gelijkwaardige verbintenis aan met de leningnemer, een verbintenis die contractueel geregeld is.

Het alternatief onderbelicht

Wordt dit model zo ook begrepen? Nog niet. Wordt het zo gepraktiseerd? Nog nauwelijks. Nederlandse goede doelen voor ontwikkelingssamenwerking halen jaarlijks honderden miljoenen op die maar eenmaal uitgegeven kunnen worden en dan weg zijn. Nederlandse NGO’s ontvangen jaarlijks 500 miljoen uit de rijksbegroting en 600 miljoen van particulieren en bedrijven (bron: Partos). Daartegenover heeft Oikocredit (mondiaal!) in bijna 35 jaar een schamele 400 miljoen euro aan werkkapitaal bijeengebracht.

Collectes in kerken ten bate van Oikocredit en acties in het kader van bijvoorbeeld Day for change zijn een sympathiek gebaar. Maar zij zijn alleen aan de outputkant uiting van het kredietmodel (er worden leningen mee verstrekt), maar aan de inputkant (het zijn giften) zijn zij exponent van het geefmodel en zo doen ze het kredietmodel van Oikocredit tekort. Illustratief, op een hoger niveau, is het gedrag van grote fondsen die goede doelen steunen. Ze zijn vaak bereid uit het rendement op hun vermogen desnoods aanzienlijke schenkingen te doen, maar blijken nog maar incidenteel genegen om in hun vermogensbeheer het model van Oikocredit te omarmen. Bestuurders van fondsen beoefenen liefdadigheid, terwijl ze het beheer van hun vermogen meestal hebben uitbesteed aan fondsbeheerders voor wie rendement doorslaggevend is en niet of het beheer in de lijn ligt van de doelstelling van het fonds. Tegenover hun bezwaar dat het financieel rendement van een investering in Oikocredit te laag is, staat dat deze investering een zeer veilige belegging blijkt te zijn. Afgezien daarvan zou het mindere rendement kunnen worden gecompenseerd vanuit de middelen die binnen het fonds jaarlijks voor schenkingen/subsidies beschikbaar zijn. Bovendien: het geïnvesteerde kapitaal ligt niet vast maar kan altijd worden opgevraagd.

Naar een nieuwe praktijk

Particulieren die beleggen in een van de drie erkende sociaal-ethische fondsen (Oikocredit Nederland Fonds, ASN-Novib Fonds en Triodos Fair Share Fund) genieten bij een investering tot (afgerond) 50.000 euro los van het dividend thans een belastingvoordeel van 2,5%.

Als 80.000 mensen in Nederland met een bovengemiddeld vermogen (ongeveer 1% van de huishoudens) elk voor 50.000 euro zouden deelnemen in de genoemde sociaalethische fondsen, maken die mensen in totaal 4 miljard vrij voor kredietverlening aan armen. Met zulke bedragen komt realisering van een van de millenniumdoelstellingen – halvering van de armoede in 2015 – ineens een stuk dichterbij! Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking zou, als het armoedebestrijding serieus neemt, deelneming in erkende sociaalethische fondsen dus krachtig moeten stimuleren. Dat is nu al mogelijk.

De fiscus derft per deelnemer van 50.000 euro 2,5% aan inkomsten, dus 1.250 euro. Bij 80.000 deelnemers is dat 100 miljoen euro. Zelfs als het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking dat bedrag van 100 miljoen geheel ten laste zou brengen van het eigen budget voor ontwikkelingssamenwerking, zou het totale budget voor ontwikkelingssamenwerking daardoor maar nauwelijks worden aangetast, terwijl er voor dat bedrag 4 miljard voor ontwikkelingssamenwerking vrijkomt. De andere positieve gevolgen zijn evenmin te onderschatten. Deelneming met spaargeld creëert per saldo immers een veel grotere betrokkenheid bij armoedebestrijding dan geefgeld. Zo krijgt in de samenleving het draagvlak voor wereldwijde armoedebestrijding een geweldige impuls. Dat is nu al mogelijk.

Met enige regelmaat worden de zin en het effect van ontwikkelingshulp in twijfel getrokken (‘bevoogding, corrupte overheden, strijkstok’). Mensen die dat doen, zouden er het kredietmodel van Oikocredit als wenkend en werkend perspectief voor in de plaats kunnen stellen als de armen hun werkelijk ter harte gaan: bij de kredietverlening door Oikocredit staan overheden immers buiten spel en de transparante financiële verslaglegging laat weinig ruimte voor fraude. Dat is nu al mogelijk.

Veel mensen steunen goede doelen ten behoeve van mensen in ontwikkelingslanden. Het bedrag zal variëren van honderd tot enkele duizenden euro’s per persoon per jaar. Als al die mensen dat één jaar zouden nalaten en in plaats daarvan dat bedrag zouden investeren in sociaalethische fondsen, heeft dat twee effecten. Eerstens: het geld dat daarmee gemoeid is, doet ook het jaar daarna zijn werk, en ook nog over vijf en over tien jaar. Ten tweede: als mensen zich dat realiseren, zullen ze vervolgens hun giftenpatroon kritisch gaan heroverwegen. Dat is nu al mogelijk.

De drie eerder genoemde erkende sociaalethische fondsen in Nederland hebben een gezamenlijke omvang van slechts krap 200 miljoen euro. Dat kan ook geweten worden aan tekortschietende marketing, maar een mentaliteit buig je niet alleen om door het marketingbudget te verviervoudigen. Sociaalethische fondsen moeten hun marketingkosten geheel bestrijden uit de winst die ze als bedrijf maken, in tegenstelling tot goede-doelenorganisaties die tot 25% van het opgehaalde giftengeld kunnen uitgeven aan marketing en dan nog steeds in aanmerking komen voor het CBF-keurmerk. (Dat keurmerk zegt overigens niets over de effectiviteit van de verleende hulp.)

Vergeleken met het succes van goede-doelenorganisaties moeten we concluderen dat pas een minderheid aarzelend de eerste stapjes heeft gezet met het achter zich laten van de bedeling. Dat verwijt treft burgers, fondsen, ontwikkelingsorganisaties, politiek en overheid in gelijke mate. Maar er zijn meer dan voldoende redenen om het alternatief te omarmen: het is transparanter, minder fraudegevoelig, effectiever en het benadert de kredietvrager als gelijke. Mensen die goede doelen van oudsher een warm hart toedragen, kunnen het kredietmodel zoals door Oikocredit al bijna vijfendertig jaar solide en consequent in praktijk wordt gebracht, zien als een eigentijdse en modernere vorm van armoedebestrijding.

Drie opmerkingen tot slot

1. Mensen die geweldige vermogens hebben verworven met binnen onze markteconomie aanvaarde maar moreel gezien soms dubieuze praktijken, tonen op latere leeftijd niet zelden de behoefte na hun dood herinnerd te worden als mecenas of filantroop. Alfred Nobel, schatrijk geworden door de uitvinding van het dynamiet, kennen de meesten van ons alleen van de Nobelprijzen. Bill Gates, de oprichter van Microsoft, spendeert met zijn Bill & Melinda Gates Foundation nu miljarden (!) aan de verbetering van gezondheidszorg en onderwijs in ontwikkelingslanden. George Soros, multimiljardair dankzij speculatie op de beurs, kennen we nu vooral van de Soros Foundation. Ze geven prijzen, donaties, stipendia, beurzen. Met als gemeenschappelijk kenmerk: geefgeld. Zijn het pogingen om de structurele fouten in de vrije markteconomie achteraf enigszins te repareren? Een soort Wiedergutmachung?

Maar doen wij allemaal, in het klein, niet hetzelfde? Een deel van ons bezit weggeven en verder vooral de status quo handhaven? Hoe geven we de arme zijn waardigheid terug? Ooit een bedelaar ontmoet die even groot was als u? Nee, een bedelaar kiest instinctmatig voor de mindere, ondergeschikte positie: als kind, of in een rolstoel, of zittend op de grond met een bakje naast zich. Hij kijkt op naar degene die hem, neerbuigend, misschien iets wil geven.

2. Niet meer te tellen zijn inmiddels de hulpinitiatieven, ontstaan na een bezoek aan ontwikkelingslanden door Nederlanders die hun ogen en harten niet sloten voor de vaak barre levensomstandigheden van de plaatselijke bevolking met wie zij in contact kwamen. Deze initiatieven komen spontaan van de grond en zijn een vorm van hulp van mens tot mens. Door de korte lijnen weten ze ook in hun thuisomgeving vele anderen te inspireren en tot hulp te bewegen. Toch, met alle waardering voor deze initiatieven, ze lopen bij een langere duur het gevaar te verworden. Door de grote kloof tussen de rijkdom hier en de armoede daar is de vraag welhaast onbeperkt. En omdat de vragende partij tot zijn verbazing vaststelt dat er heel gemakkelijk geld loskomt zonder dat om een tegenprestatie wordt gevraagd, zal hij blijven vragen.

3. Microkredieten worden voor bijna honderd procent door de leningnemers terugbetaald. Dit opmerkelijke gegeven is ook door commerciële banken en bijvoorbeeld pensioenfondsen ontdekt. Investeren in microkrediet wordt daarmee een aantrekkelijke optie: veilig en tegen een aanlokkelijk financieel rendement. Een positieve ontwikkeling? Benadrukt wordt weliswaar dat armen hiermee geholpen worden, maar intussen lijkt de blikrichting honderdtachtig graden gedraaid. Niet langer de arme staat voorop, maar het rendement van 7 tot 9 procent dat investeerders over de streep moet trekken. Wie zijn het beste af?

Het kredietmodel van Oikocredit denkt vanuit de armen, richt mensen op, zet ze recht overeind, zodat we ze op gelijke hoogte in de ogen kunnen kijken. Er is niet langer een boven en een beneden.

Bert Sweerts

De auteur is lid van Oikocredit Nederland. Hij heeft dit artikel op persoonlijke titel geschreven.

Reacties

Een prikkelend verhaal dat helder uitlegt dat 'krediet om een hengel te kopen' een duurzame vorm van ontwikkelingssamenwerking kan zijn. Wel wil ik een paar kanttekeningen plaatsen: Stel dat men massaal aan de oproep gehoor zou geven om te stoppen met donaties. Welke gevolgen zou dat hebben voor het effect van talloze hulpprojecten die op basis van 'geefgeld' óók heel goed werk doen? Ik vind het stuk iets te stellig negatief over andere vormen van ontwikkelingshulp. Met het geven van een vis of een hengel is volgens mij ook niks mis en het één hoeft het ander niet uit te sluiten, lijkt mij. "Als 80.000 mensen in Nederland met een bovengemiddeld vermogen..": Waarom dit voorbeeld waarbij slechts een kleine elite het verschil kan maken? Je zou ook op het 'modale huishouden' kunnen mikken dat een bedrag in de orde van 5.000 euro inlegt. Veel meer mensen voelen zich dan aangesproken, je creëert een lagere drempel, een groter maatschappelijk draagvlak én waarschijnlijk meer kapitaal.
Maurits Zijp - Madrid



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Arbeidsverhoudingen" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol