Reactie op de brief van prominenten binnen de PKN over de islam  
Home > Thema's > Inculturatie > Religies en levensbeschouwingen > Christendom en Islam > Reactie op de brief van prominenten binnen de P...
Dr. Marcel Poorthuis
11/9/09

Reactie op de brief van prominenten binnen de PKN over de islam

In de zomer van 2009 werd door een aantal bezorgde PKN-leden een brief aan de Synode is gezonden inzake de dialoog met de islam. De brief werd op initiatief van Hebe Kohlbrugge opgesteld en is ondertekend door enkele tientallen leden van de kerk. Het schrijven is nadrukkelijk niet gericht aan de  moslims, maar aan de kerk die zich op de dialoog met moslims bezint. Dr. Marcel Poorthuis reageert op de  brief van de PKN/leden. Deze brief aan de Synode en de open brief van de moslims staan onder de nu volgende bijdrage van de heer Poorthuis.

De brief bevat rijke gedachten en is een oprecht christelijk getuigenis. Toch blijven er enkele zaken bij lezing duister. Zo is de aanleiding een brief van internationale moslimgeleerden. Zonder meer was dat een belangrijke handreiking ook uit landen waarin de vrijheid voor creatieve denkers beknot wordt. Is het dan niet een communicatiestoornis dat deze Nederlandse groep dáárop reageert zonder die afzender aan te spreken. De eerste adressant zou toch de moslims in Nederland moeten zijn?

En dan wordt de band met het jodendom ter sprake gebracht. Uiteraard van belang in het gesprek met moslims, jammerlijk onderkomen in Nederland. Maar betreft het probleem hier niet ook een internprotestantse zaak die juist vanwege de polarisatie onvruchtbaar is geworden? Enerzijds wordt een onopgeefbare verbondenheid met het jodendom beleden, anderzijds leidt de dialoog een kommervol bestaan binnen de PKN. Aan de rechter flank van de protestantse kerken gebruikt men de dialoog met het jodendom al jaren om zich krachtig van de islam te distantiëren, alsof met openheid naar het jodendom de koek wel op is. De negatieve beeldvorming bij protestanten over de islam dateert al van Luther en Voetius, zonder dat er theologische nieuwe wegen zijn ingeslagen. De Vaticaanse verklaring Nostra Aetate over de niet-christelijke godsdiensten was dan ook voor menig protestantse theoloog een even grote eyeopener als voor katholieken: jodendom en islam als kinderen van Abraham, samen met christenen. Moeten we ons dan nu weer gaan afvragen of de islam zich wel tot de ene ware God richt? Is het gesuggereerde alternatief niet dwaling en afgoderij? En is het jodendom in het verleden niet van precies hetzelfde 'starre godsbeeld' beticht, waarin de liefde zou ontbreken? Laten we alsjeblieft ophouden met het praten over godsbeelden, want de intolerantie die daarachter schuilt is zonder weerga. "Een volstrekt ander godsbeeld", daar is inderdaad geen common ground meer! Laten we ons liever buigen voor het mysterie van God wiens wegen niet onze wegen zijn en die ons ten ene male te boven gaat. En waarom is de nadruk op Christus die uiteraard tot de christelijke identiteit behoort niet óók een struikelblok in het gesprek met het jodendom die zelfs helemaal niets over Jezus te melden heeft? Zo wordt de dialoog met het jodendom eerder tot een blokkade voor de dialoog met de islam. Het gaat hier evident om huiswerk voor de kerken, niet om een zaak waarmee men alleen maar moslims moet lastig vallen. Dat de band tussen islam en jodendom door de totaal vastgelopen Midden-Oostenproblematiek én door het moslimfundamentalisme én door het islamitisch antisemitisme (drie te onderscheiden zaken overigens!) niet erg benadrukt wordt door beide partijen laat onverlet dat de overeenkomsten er wel degelijk zijn en zelfs zeer groot zijn. Ook dat mogen de briefschrijvers wel eens theologisch doordenken! 

Dan nog iets inhoudelijks: ik heb nooit van moslims gehoord - heb zelf intensief met een moslimgeleerde samen college gegeven - dat ik de Koran geheel en al als Gods woord moest erkennen. Hoogstens glimlachte hij wat als ik een christelijke theoloog uit vroeger eeuwen aanhaalde die stelde dat de islam Gods openbaring kon zijn.... voor heidenen, niet voor christenen. Intussen stel ik vast dat deze christen: Paulus van Antiochië heet hij (pakweg 12 eeuw) , ruimdenkender is dan de dominees van deze brief die zich afvragen of de moslim wel in de ene ware God gelooft. Dat de Koran alle bijbelse figuren kent, Maria in hoger ere houdt dan menig protestant en dat de literatuur na de Koran duizenden bladzijden met midrasj bevat, speelt kennelijk geen rol.

Wat verfrissend aandoet in de brief is het appèl op de eigen christelijke overtuiging, maar helaas blijft de frisheid niet bewaard. Zo'n appèl mag nooit ten koste gaan van andere overtuigingen, dient niet als wapen en wordt ook niet sterker door de islam te degraderen. Het getuigenis van Christus als enige basis voor gesprek naar voren brengen komt niet uit sterkte voort en wordt trouwens ook in de dialoog met het jodendom niet gebezigd. Dat een christen in de dialoog zijn christen-zijn volop meebrengt is waar (al mag dat vooral tegen de postmoderne reli-shoppers die de dialoog voor zichzelf opeisen nog wel eens worden gezegd). Maar ook hier geldt het een christelijke kwestie, niet iets waar men moslims mee lastig valt. Dat dialoog intussen iets anders is dan bekeringsactiviteiten mag ook binnen protestantse kring weer eens aan de orde worden gesteld: mijn plaatselijke protestantse kerk had laatst een gebedsactie voor bekering van de moslims. Ik zou liever bidden voor al die jongeren die de kerk verlaten.

De briefschrijvers hanteren een dogmatische redeneertrant en hebben behoefte om de islam terug te wijzen. Daarin schuilt wellicht precies de echte identiteitszwakte van de christen. Veel angst voor de islam komt voort uit een verlegenheid met de eigen christelijke overtuiging.

Marcel Poorthuis

Dr. Marcel Poorthuis is Coördinator Relatie Jodendom Christendom aan de Faculteit Katholieke Theologie te Utrecht (Universiteit van Tilburg).

o – o – o – o - o

De PKN en het gesprek met de Islam

De synode van onze kerk ontving, evenals kerkleiders overal ter wereld, een open brief van een groot aantal vooraanstaande moslims uit verschillende landen. Deze Open Brief – A common word – is door de Wereldraad van Kerken toegestuurd aan de lidkerken. Het ligt in de rede dat onze kerk een inhoudelijke reactie zal doen toekomen aan de Wereldraad. De synode had echter al in een eerder stadium aan het Moderamen opdracht gegeven een nota voor te bereiden met het oog op de relatie tot de Islam in de eigen Nederlandse context.  Het Gemeenschappelijk Woord  van de zijde van leidinggevende moslims zal in dit bezinningsproces ongetwijfeld eveneens een rol spelen.

Kennis genomen hebbend van de inhoud van Een Gemeenschappelijk Woord, voelen wij ons geroepen om enkele gezichtspunten onder de aandacht van de kerk te brengen. Wij verzoeken het moderamen onze notitie te beschouwen als een bijdrage aan het gesprek in onze kerk. Wij hopen dat onze kerk in de dialoog met de Islam en in het oecumenisch gesprek helder en ter zake zal spreken.

De brief van deze 138 moslims wil bijdragen aan een betere verstandhouding tussen moslims en christenen, en stelt dat de basis hiervoor reeds gegeven is in datgene wat beide religies gemeenschappelijk hebben, onze common ground.

Wij erkennen de dringende noodzaak om te komen tot een onderlinge verstandhouding die vrij is van haat en geweld. Wij onderschrijven van harte de wens om elkaar over de religieuze grenzen heen te bejegenen met respect en welwillendheid. Wij vinden het van het grootste belang, dat moslims en christenen overal ter wereld oprecht met elkaar in gesprek treden.

Op drie punten hebben wij echter ingrijpende vragen bij Een Gemeenschappelijk Woord. In het belang van een vruchtbare en eerlijke dialoog spreken wij de dringende wens uit, dat onze kerk deze vragen in haar reactie verdisconteert. We zouden de eerste vraag een praktische vraag kunnen noemen, de tweede een procedurele en de derde een principieel-inhoudelijke, maar ze zijn naar onze overtuiging niet los van elkaar te zien.

1. De praktische vraag is, welke concrete stappen er in de islamitische wereld worden genomen om het recht op daadwerkelijke godsdienstvrijheid te garanderen voor christenen en andere niet-moslims die in islamitische landen leven. Met name is ook de vraag welke bescherming er in islamitische samenlevingen wordt geboden aan mensen die vanuit de islam overgaan tot een andere godsdienst.

Moslims in landen met een christelijke traditie kunnen hun geloof in het openbaar belijden, en mensen die moslim worden terwijl ze eerder christen waren, worden niet vervolgd. Voor een gelijkwaardig gesprek tussen beide wereldreligies is het noodzakelijk, dat beide daadwerkelijk de ruimte scheppen en verdedigen waarin mensen hun vrije geloofsbeslissing kunnen nemen.

Zolang in de landen van tal van ondertekenaars van Een Gemeenschappelijk Woord  mensen worden vervolgd omdat ze publiekelijk getuigen van hun christelijk geloof of omdat ze vanuit de islam tot de christelijke kerk toetreden, is een oproep aan ons adres tot wederzijdse welwillendheid niet volledig geloofwaardig.

2. De procedurele vraag is, waar in het gesprek tussen christenen en moslims het jodendom in beeld komt. Alleen al om godsdiensthistorische redenen zou het merkwaardig zijn als christenen en moslims zouden zoeken naar een common ground zonder terug te grijpen op de Israëlitische traditie. Daar immers liggen de vroegste bronnen van onze beide geloofstradities, en datgene wat wij volgens ‘Gemeenschappelijk Woord’ als gezamenlijk vertrekpunt hebben, kan niet anders zijn dan de erfenis van het bijbelse Israël.

De relatie met Israël en het jodendom is een pijnlijke, complicerende factor, vanwege de huidige politieke situatie in het Midden-Oosten (en vanwege de rol die de christelijke wereld heeft gespeeld in het ontstaan van die situatie). Maar juist omdat deze situatie onze volle aandacht en toewijding verdient, mogen christenen en moslims niet in onderling gesprek van hun Israëlitische en joodse wortels weglopen.

3. De principieel-inhoudelijke vraag is, of datgene wat Een Gemeenschappelijk Woord  als onze voorgegeven common ground specificeert, werkelijk een gemeenschappelijke basis voor moslims en christenen (en joden) is. Kort gezegd noemt de open brief als gemeenschappelijk vertrekpunt de belijdenis van God/Allah als de Éne (die geen medegenoot heeft), en de plicht om God en de naaste lief te hebben.

Het is ons nu niet begonnen om theologische haarkloverijen, of om een steekspel waarbij bijbelteksten en koranteksten tegenover elkaar in stelling worden gebracht. Het gaat ons om de vraag, of we onder God/Allah als de Éne wel hetzelfde verstaan.

Juist als God de Éne is, bepaalt ons godsbegrip alles: ons geloven en onze daden, ons zelfbeeld en ons beeld van de medemens, onze ethiek en onze politiek. Het spreekt voor ons niet vanzelf dat de God die ons in Tenach wordt geopenbaard en die ons in Jezus Christus nabijgekomen is, dezelfde is die spreekt in de soera’s van de Koran. Juist daarover zou een intens gesprek tussen joden, moslims en christenen gevoerd moeten worden, zonder al te snel te veronderstellen dat hier sprake is van een gedeelde basis. Het spreken over een common ground werkt hier eerder vertroebelend dan verhelderend.

We benadrukken dat we met deze vaststelling geen verwijdering tussen christenen, joden en moslims bepleiten, integendeel: onze roeping is, elkaar in vrede en vriendschap te beluisteren en te bevragen, elk getuigend van datgene wat ons in onze traditie is geschonken.

Bij de derde vraag noteren we nog enkele aandachtspunten die zijn ingegeven door de tekst van Een Gemeenschappelijk Woord.

          a. De status van de Bijbel en de Koran

Willen we als joden, christenen en moslims samen zoeken naar een common ground, dan is wel vereist dat we op een gelijkwaardige wijze integer omgaan met elkanders openbaringsbronnen. Zolang moslims staande houden dat joden en christenen zich op gecorrumpeerde bronnen beroepen, terwijl zij van ons eisen dat wij de onaantastbaarheid van de Koran erkennen, kan van een gelijkwaardig gesprek geen sprake zijn.

De christelijke traditie kent, deels in verbondenheid met de joodse traditie, een lange geschiedenis van bijbels-theologische reflectie en van kritische exegese, waarin (behoudens in stromingen die op een moderne manier ’ behoudend’  zijn) gevoeligheid voor de menselijke en kwetsbare aspecten van de bijbelse overlevering gepaard gaat met openheid voor de manier waarop God in die overlevering tot spreken komt.  Liever dan van hen te vragen om ook voor de Koran het historisch-theologisch onderzoek en de tekstgeschiedenis te laten meespreken, willen wij aanbevelen om het gesprek tussen moslims, christenen en joden over de verschillende opvattingen van het omgaan met onze wederzijdse openbaringsbronnen nadrukkelijk op de agenda te zetten. Alleen dan nemen we de moslims serieus als gesprekspartners.

          b. De God van Israël

Wij geloven niet in een God in het algemeen, maar in de Ene zoals Hij openbaar geworden is in de weg die Hij met het volk Israël is gegaan, en zoals Hij ons nabij gekomen is in de jood Jezus Christus. Die bijzondere weg en die bijzondere gestalte kwalificeren alles wat wij over God belijden. De ervaring met de Ene die niet de machtigen maar de zwakken kiest, die zijn volgelingen niet in hun heldendom bevestigt maar tot grensverleggende gerechtigheid roept, en die telkens de kaders van elke vanzelfsprekende godsdienstigheid doorbreekt, weerspreekt  alle natuurlijke religiositeit. Deze ervaring heeft de bijbelse auteurs gebracht tot een anti-heroïsch besef van kwetsbaar en dankbaar menszijn, met humor en milde zelfspot.

We geven onmiddellijk toe dat deze eigenschappen in de geschiedenis van het christendom (en het jodendom) telkens weer ten onder gaan als ons geloof ondergeschikt wordt gemaakt aan collectieve macht en individuele zelfhandhaving. Maar van groot belang is het om te zien dat deze eigenschappen niet zomaar deugden zijn, maar ten nauwste samenhangen met het begrip van hoe de Ene  ‘God’ is.  

          c. De weg van Jezus Christus

In het verlengde van dit Godsbegrip ligt de christelijke belijdenis, dat God zich heeft geopenbaard in de weg die Jezus gegaan is door leven, lijden en dood heen. Juist in de keuze van Jezus om zich met Gods liefde en waarheid kwetsbaar uit te leveren aan de mensen en krachten om hem heen, herkennen wij de radicale keuze van de Ene om de God van feilbare en kwetsbare mensen te zijn.

Juist in het kruislijden van Jezus, teken van zegenende weerloosheid, is Jezus voor ons de openbaring van Gods diepste wezen. Dat het voor islamitisch besef onbestaanbaar is dat de Almachtige zich weerloos maakt en dat de Ene de vloek op zich neemt, geeft aan hoe diametraal verschillend wij de grootheid van God zien. Waar het wordt uitgesloten dat Gods messias lijdt en sterft om het diepste lot van de mensheid te delen, verdampt de common ground van een gemeenschappelijk godsbesef.

Dat maakt het des te nodiger dat we intens met elkaar over God in gesprek zijn, maar laat dan helder zijn dat we niet ‘eigenlijk in hetzelfde geloven’, want dat is niet het geval.

          d. De éne God

In de bijbelse traditie is de belijdenis van de éne God geen uitspraak over het al of niet bestaan van andere goden, en ook geen uitspraak over het alleen-zijn van God. Het is een uitspraak over de onverdeelde toewijding van God aan de mensen met wie Hij een weg gaat, en over de onverdeelde toewijding van die mensen aan de Ene. Wij zijn niet overgeleverd aan de grillen van een kosmische godenstrijd waarin we diverse krachten te vriend moeten houden; en we hoeven niet te vrezen dat we uit de aandacht van de Ene vallen. De eenheid van God functioneert in het bijbelse denken altijd in relatie tot zijn verbond met mensen: voor degenen met wie Hij zich verbindt, is Hij er helemaal, in onverdeelde aandacht en trouw, en zonder dubbele agenda.

Wij hebben de indruk, dat de islamitische belijdenis van Gods eenheid in tal van Koran-teksten een polemische strekking heeft die gericht is tegen de christelijke leer van Gods drie-eenheid. Ook in A Common Ground  wordt de belijdenis aangehaald dat Allah geen ‘medegenoot’ heeft. In combinatie met de overtuiging dat Allah geen lijden kent en oneindig verheven is boven ons lot, schept deze opvatting van Gods een-zijn een volstrekt ander godsbesef en godsgeloof.

Liever dan het een-zijn van God op voorhand als gemeenschappelijk vertrekpunt te aanvaarden, willen wij aanbevelen om het gesprek tussen moslims, christenen en joden over de verschillende opvattingen van Gods eenheid nadrukkelijk op de agenda te zetten. Waar de islamitische uitspraken over Gods eenheid een tegen het christendom gerichte polemische pointe hebben, is het voor een eerlijk gesprek van belang dat dit van meet af aan helder is. 

          e. De kwetsbare mens

Het joodse en christelijke Godsbesef geeft mensen de moed om kwetsbaar te zijn, om de fragiliteit van hun lichaam en leven te aanvaarden, en om zonder zelfhaat hun feilbaarheid te erkennen. Het bijbelse getuigenis over de Ene en het evangelie van Jezus Christus geven tegenwicht aan heroïek en mannelijke eer (machismo). Volharding in weerloze liefde wordt in de Bijbel hoger aangeslagen dan kracht en macht. Het is de weg die Jezus ging en waarvan de validiteit door de dood heen is bevestigd in de opstanding.

In de christelijke wereld delven deze waarden telkens weer het onderspit tegen de ‘wereldse’ waarden van eer, macht en rijkdom; maar vanuit de Bijbel en de traditie klinkt dan telkens weer het getuigenis dat ons tot omkeer roept. Wij benadrukken hier nog eens dat deze waarden rechtstreeks voortvloeien uit het bijbelse Godsbegrip, en dus alles te maken hebben met de manier waarop wij in de éne God geloven.

In het gesprek met moslims zouden wij met klem de vraag willen stellen, hoe de roeping om in alle kwetsbaarheid drager van Gods liefde te zijn, in het islamitische geloof is verankerd. Onze indruk is dat de islam, ook vanuit haar bronnen, in sterke mate de waarden van kracht, macht en mannelijke eer koestert. Vanuit het Godsbegrip lijkt in de islam onkwetsbaarheid een hogere waarde dan kwetsbaarheid, en (mannelijke) kracht een hogere waarde dan weerloze liefde. Dat heeft ook voor de ethiek en de politiek grote gevolgen.  

          f. Vrede

Wij zoeken allen naar vrede. Dat is één van de belangrijke motieven om het gesprek tussen de religies te voeren. Te vaak is religieuze identiteit een bron van geweld en haat, terwijl joden, christenen en moslims er van overtuigd zijn dat hun geloof een vredeskracht zou moeten en kunnen zijn.

Maar ook vrede is een begrip dat nauw samenhangt met onze visie op God, mens en wereld, en dus met ons Godsbegrip. Wij bevelen aan om in het interreligieuze gesprek het verlangen naar vrede niet zonder meer als gezamenlijk vertrekpunt voor lief te nemen, maar om van meet af aan te verhelderen wat we onder vrede verstaan. Met name zal de vraag moeten zijn, hoe vrede zich verhoudt tot vrijheid, en hoe de menselijke vrijheid zich verhoudt tot de heerschappij van de Ene. Wil een gezamenlijk streven naar vrede van moslims, joden en christenen maatschappelijk en politiek relevant zijn, dan moet helder zijn, welke religieuze en maatschappelijke agenda’s  wij met het begrip vrede verbinden. De ervaringen van christelijke kerken in islamitische samenlevingen, en het vrijwel ontbreken van gelovig-islamitische tegenstemmen die het opnemen voor geloofsvrijheid voor andersgelovigen, geven ons niet het goede gevoel dat we als moslims en christenen leven vanuit één visioen van vrede.

Alles wat wij hier te berde brengen, zou kunnen worden beluisterd als een reeks argumenten tégen de interreligieuze dialoog. Het zou kunnen worden gelezen als een uiting van christelijke argwaan tegen de islam. Maar zo is het niet bedoeld. Wij zijn diep overtuigd van de bevrijdende kracht van het christelijk geloof hoe vaak die kracht ook door menselijk kwaad in zijn tegendeel is verkeerd. Wij nemen aan dat moslims diep overtuigd zijn van de kracht en waarde van het islamitische geloof. Het is van groot belang dat we elkaar vanuit die overtuigingen nauwkeurig en met warme belangstelling beluisteren, en dat we oefenen in goed nabuurschap en onderlinge dienstvaardigheid.

Wij menen dat het voor een oprecht gesprek van belang is, de verschillen helder te maken, ook als ze schuilgaan achter schijnbare overeenkomsten. Het verhullen van verschillen leidt tot verborgen agenda’s  en ijdel vlagvertoon, en ondermijnt het wederzijds respect. Op den duur leidt het er ook toe dat we de voeling verliezen met het bijzondere dat ons in onze eigen traditie is geschonken.

Het is niet aan ons, een eindoordeel te vellen over de waarheid en waarde van de islam. Het is aan ons, om te getuigen van de liefde van God die wij in Jezus Christus hebben leren kennen. Daarbij is er alle ruimte om aandachtig te beluisteren wat onze islamitische medemensen draagt en beweegt, en om te zoeken naar een waardige en heilzame manier om samen de wereld te bewonen.

Utrecht,  25 juli 2009

Initiatiefnemers:

Dr. Hebe Kohlbrugge, Utrecht
Dr. Piet van Veldhuizen, Hendrik-Ido-Ambacht
Dr. Hans Kronenburg, Zeist 
Henk Stolk, Utrecht
 

Medeondertekenaars: 

Mevr. Gijsje van den Akker, Driebergen
Drs. Jils Amesz, Rotterdam
Jeannette van Andel                       
Dr. Ton van den Beld, Utrecht
Koos van den Berg, Hendrik-Ido-Ambacht         
Dr. Joop Boendermaker, Hilversum         
Dr. Rudolf Boon, Amsterdam                                           
Drs. Frans Bos, Waddinxveen                                         
J.A.H.Brok, em.pred., Zeist 
Drs. W. Brombacher, Kleinroda, Duitslsand
Ds. L. den Breejen,  Delft                          
Drs W. Dekker, staflied IZB, Amersfoort                         
Adriaan Deurloo, Amsterdam                               
Dr. Karel Deurloo, Amsterdam                             
Ds. Sybrand van Dijk, Hekelingen
Bernard Dijkdrenth, Amersfoort                            
Dr. Arie Eikelboom, ’s-Gravenhage         
Gé en Anneke van der Feijst, Hendrik-Ido-Ambacht
Ds. W.Ganzevoort, Zeist                                         
Ds Gerard Geitenbeek, Rotterdam
Jan Geursen, em.pred., Haarlem                         
Ds. J. Goorhuis, Groningen                                   
Dr. Margriet Gosker, Venlo                       
Dr. ir. J. van der Graaf, Huizen                              
Elly de Haan-Verduyn,   Maastricht          
Hans van Halsema, Hilversum                              
Ds. Paul van der Harst, Amersfoort          
Ds. Jan R.F. Heine, Bennekom                            
Drs. Arthur Hegger, Utrecht                                   
Dr. P. van den Heuvel, Bunnik                              
Dr. J. Hoek, Veenendaal                           
Dr. Sonny Hof, Amsterdam                                   
Ds. H.P. van der Horst, Boxmeer                         
Ds. Ietske Jansen, Driebergen                             
Ds. Kasper Jansen, Utrecht                                  
Ds. Gijs Jonkers, Utrecht                           
Ellen Keja- Balk, Odijk
Dr. L.A. Kopmels, Delft                              
Ds LaurensKorevaar, Rotterdam                         
Dr. Otto Kroesen, Delft                              
Ds. BertKuipers, Rotterdam                                 
Dr. W. J. Lamfers, Weesp                         
Dr. H. de Leede, Amersfoort                                 
Ds. Henk Lensink, Amsterdam                             
Bea Lindemans, Hendrik-Ido-Ambacht                           
Ds. Nico Ter Linden, Amsterdam                         
Dr. Gerrit Manenschijn, Amstelveen                     
Ds. Huib Marchand, Nieuwerkerk a/d Ijssel                    
Dr. Corja Menken- Bekius, Zeist                          
Dr. Piet van Midden, Bergambacht          
Ds. Hendrik Jan Nieuwenhuis, Ede                     
Ries Nieuwkoop, em.pred., Zwolle                      
Wil Noordergraaf, Rotterdam
Drs. Agaath van Ommen – van Oortmerssen, Winterswijk         
Dr. At Polhuis, Rotterdam                          
Cees en Adrie Put, Hendrik-Ido-Ambacht           
Ds. Leen de Ronde, Tiel                            
EllySchillern-Baakman, Rotterdam                                  
Margreeth Schopenhauer, Middelburg                
Drs. Henry Schep, Elst (U)                        
Dr. Niek Schuman, Duivendrecht                         
Dick Seinstra, Oisterwijk                           
Ds. A. Sevenster, Haren                                                   
Dr. Bettine Siertsema, Amstelveen          
Ds. Nico Sjoer, Apeldoorn                        
Dr. Adriaan Soeting, Amsterdam                         
Jan Starreveld en Jetty Haveman, Zeist  
Ds. Huib Stolk, Lelystad                                        
Lia van Stuijvenberg, Hendrik-Ido-Ambacht        
Dr. Daan Thoomes, Bilthoven                               
Hans Treurniet, Vlaardingen                                 
Jeane van der Velden- de Kreij, Utrecht              
Jan van Veldhuizen, ‘s-Graveland                        
Dr. Maarten Verduin, Zeist                        
Aline Verhoog, ’s-Gravenhage                                         
Dr. Evert Jan Vledder, Rotterdam                        
Dr. Henk Vreekamp, Epe                          
Drs. Eppo Vroom, Veendam                                
Ds. Barend Wallet, Houten                        
Dr. Jaap Wiegers, Olst                                          
Jos Wienen, Katwijk                       
Jan H. Witte, Boxmeer                                           
Jeanine Wisse, Rotterdam
Anneke van Wijngaarden, Rotterdam
Barend van Wijngaarden, Rotterdam                              
Dr. Heleen Zorgdrager, Elst (U)                
Ds. Joop Zuur, Den Haag                          

Bovenstaande brief is overgenomen van deze website.

o – o – o – o - o

Open brief 138  moslim geleerden

Aan het einde van de Ramadan 13 oktober (2007) hebben 138 moslim geleerden een open brief geschreven met een oproep aan paus Benedictus XVI en een aantal patriarchen, bisschoppen en protestantse raden van kerken. De brief was tevens gericht aan andere christenen, aan joden en aan alle mensen.

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

Een gemeenschappelijk woord

In de naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige. En vrede en zegeningen over de profeet Mohammed.

K. 16: 125: “Roep op tot de weg van jouw Heer met wijsheid en goede aansporing en twist met hen op de beste manier. Jouw Heer kent wie van Zijn weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het bestI Liefde tot Go

Liefde tot God in de islam
De geloofsgetuigenissen
De centrale geloofsbelijdenis van de islam bestaat uit twee geloofsgetuigenissen of shahada’s (1). Deze luiden: “Er is geen god behalve God, Mohammed is de boodschapper van God”.
De islam kan niet zonder deze twee getuigenissen. Wie ze uitspreekt en aanvaardt, is moslim; wie ze ontkent is geen moslim. Bovendien zei de profeet Mohammed: Het beste dat je in je geheugen kunt prenten is: Er is geen andere god dan God.(2)
Het beste dat alle profeten hebben gezegd
Toen hij hierover uitwijdde zei de profeet Mohammed: “Het beste wat ik zelf heb gezegd en de profeten vóór mij, is: Er is geen andere god dan God. Hij alleen heeft geen partners, Hem komt de heerschappij toe en de lof. Hij heeft macht over alle dingen. (3). Deze zinnen die op de eerste geloofsbelijdenis volgen, komen alle uit de Edele Koran. Ze beschrijven alle een wijze om God lief te hebben en Hem te dienen. De woorden Hij alleen herinneren moslims eraan dat hun harten (4) aan God moeten zijn toegewijd. Alleen, want God zegt in de Edele Koran: 33: 4: “God heeft voor een man niet twee harten in zijn binnenste gemaakt”. God is Absoluut en daarom moet de toewijding aan Hem oprecht en volledig zijn.
De woorden Hij heeft geen partners herinneren moslims eraan dat zij God alleen moeten liefhebben, zonder gelijken in hun ziel want God zegt in de Edele Koran: 2: 165: “Er zijn mensen die aannemen dat er naast God nog gelijken zijn die zij even liefhebben als God maar zij die geloven hebben God meer lief”. K. 39: 23: “ … bij hen die hun Heer vrezen lopen de rillingen over hun huid”.
De woorden Aan hem komt de heerschappij toe herinneren moslims eraan dat hun verstand of geest geheel aan God toegewijd moet zijn want de heerschappij is precies alles in de schepping en alles wat de geest kan kennen. Alles is in Gods hand want Hij zegt in de Edele Koran: 67: 1:“Gezegend zij Hij in wiens hand de heerschappij is en Hij is almachtig.”
De woorden Aan hem komt de lof toe herinneren moslims eraan dat zij God dankbaar moeten zijn en hun vertrouwen moeten stellen in Hem bij al hun gevoelens en emoties. God zegt in de Edele Koran  29: 61-63 :“Maar als jij hun vraagt wie de hemelen en de aarde geschapen en de zon en de maan dienstbaar gemaakt heeft, dan zeggen zij: “God’. Hoe kunnen zij dan zo zijn afgekeerd? God voorziet ruimschoots in het levensonderhoud van wie Hij wil en ook met beperking voor wie Hij wil. God is alwetend.” En als je hun vraagt wie uit de hemel water laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was dan zeggen zij: ‘God’. Zeg: “Lof en dank zij God”. Maar de meesten van hen begrijpen  het niet”. (5)
Voor al deze gaven en nog andere moeten  mensen altijd dankbaar zijn in oprechte toewijding: K 14: 32-34: “ God is het die de hemelen en de aarde geschapen heeft en die uit de hemel water heeft laten neerdalen  en die daarmee vruchten heeft voortgebracht voor jullie levensonderhoud. En Hij maakte voor jullie schepen dienstbaar om op Zijn bevel op zee te varen en Hij maakte voor jullie de rivieren dienstbaar. En Hij maakte voor jullie de zon en de maan dienstbaar in hun vaste loop en Hij maakte voor jullie de dag en de nacht dienstbaar. Hij heeft jullie van alles wat jullie Hem gevraagd hebben gegeven en als jullie Gods genade willen tellen, dan kunnen jullie het niet opsommen. De mens is werkelijk onrechtvaardig en ondankbaar”. (6)
Inderdaad, de Fâtiha  K: 1 ; 1–7,  het meest verheven hoofdstuk in de Edele Koran (7), begint met de lofprijzing van God:
1 In de naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige.
2 Lof zij God, de Heer van de wereldbewoners,
3 de Erbarmer, de Barmhartige,
4 de heerser op de oordeelsdag.
5 U dienen wij en U vragen wij om hulp.
6 Leid ons op de juiste weg,
7 de weg van hen aan wie U genade geschonken hebt, op wie geen toorn rust en die niet dwalen.
De Fatiha, dagelijks minstens zeventien maal gereciteerd in de verplichte gebeden, brengt ons in herinnering dat we God moeten prijzen en danken voor Zijn ontelbare weldaden en zijn ruime barmhartigheid, die niet beperkt blijft tot dit leven maar ons uiteindelijk bijeenbrengt op de dag van de rekening (8), als het erop aankomt en wanneer we hopen dat onze zonden worden vergeven.
De Fatiha eindigt dan ook met een gebed om genade en leiding zodat we met wat begint als lofzegging en dank kunnen eindigen met heil en liefde want God zegt in de Edele Koran 19: 96: “Zij die geloven en de goede daden verrichten, aan hen zal de Erbarmer liefde doen toekomen”.
De woorden Hij is almachtig herinneren moslims eraan dat zij Gods almacht indachtig moeten zijn en God dus moeten vrezen (ittaqâ) (9). God zegt in de Edele Koran 2: 194-195 :“… en vreest God en weet dat God met de godvrezenden is. Geeft bijdragen op Gods weg en stort jullie niet eigenhandig in de ondergang, en doet goed. God bemint hen die goed doen”. K.2: 196 “…vreest God en weet dat God streng is in de afstraffing”
Door de vrees voor God moeten de handelingen, de bekommernis en de kracht van moslims geheel gewijd zijn aan God. Hij zegt in de Edele Koran 9: 36: “ En weet dat God met de godvrezenden is”.
K. 9: 38-39: Julllie die geloven. Wat is er met jullie, wanneer tot jullie gezegd wordt: Rukt uit op Gods weg’ dat jullie dan bezwaard ter aarde zijgen. Bevalt het tegenwoordige leven jullie dan meer dan het hiernamaals? Maar het genot van het tegenwoordige leven is in verhouding tot het hiernamaals maar gering. Als jullie niet uitrukken, zal hij jullie bestraffen met een pijnlijke bestraffing en andere mensen in jullie plaats zetten; en jullie brengen Hem geen enkele schade toe. God is almachtig”.
De woorden Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig herinneren moslims eraan dat zoals alles in de schepping God looft, zo ook alles in hun ziel aan God toegewijd moet zijn: K 4: 1: “Wat er op de hemelen en op aarde is, prijst God. Hij heeft de heerschappij en Hem zij lof; Hij is almachtig”. Want inderdaad, alles wat in de ziel van mensen omgaat is bekend bij God en daarvan moet rekenschap worden afgelegd. K 64: 4: “Hij weet wat er in de hemelen en op aarde is en Hij weet wat jullie verhullen en wat jullie onthullen; God weet wat er binnen in de harten is”.
Zoals we kunnen zien in bovengenoemde citaten, wordt aan zielen in de Edele Koran drie eigenschappen toebedeeld: de geest of het verstand, gemaakt om de waarheid te omvatten; de wil, gemaakt om vrij te kunnen kiezen en gevoelens, gemaakt om te houden van het goede en schone (10). Anders gezegd, de ziel van de mens begrijpt de waarheid door het verstand, grijpt het goede door de wil en voelt de liefde voor God door deugdzame emoties. Verderop in hetzelfde hoofdstuk beveelt God mensen K. 64: 16:“Hem zoveel mogelijk te vrezen, naar Hem te luisteren (en zo de waarheid te begrijpen); Hem te gehoorzamen (en zo het goede te willen) en geeft bijdragen; dat is beter voor jullie zelf. En wie voor de eigen hebzucht behoed worden dat zijn zij die succesvol zijn”. 
Kort samengevat: als we de hele zin Hij alleen heeft geen partners, Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig combineren met de geloofsgetuigenis Er is geen andere god dan God, dan herinnert dat de moslims eraan dat hun hart, hun ziel en al hun geestelijke vermogens (of eenvoudigweg hun hart en ziel) volledig toegewijd moeten zijn aan God en aan hem gehecht. Zo zegt God in de Edele Koran aan Mohammed: K. 6: 162-164: “ Zeg: Mijn gebed (salaat) en mijn opoffering, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners. Hij heeft geen metgezel. Dat is aan mij bevolen en ik ben de eerste van hen die zich (aan God) overgeven. Zeg : Zal ik een ander dan God als Heer begeren, terwijl Hij toch de Heer van alles is? Iedere ziel begaat (het slechte) slechts ten koste van zichzelf. Niemand is belast met de last van een ander…”.
Deze verzen vatten de totale en diepe devotie samen van de profeet Mohammed voor God.
De Edele Koran gebiedt dan ook moslims die God waarlijk liefhebben zijn voorbeeld (11) te volgen zodat God hen op hun beurt liefheeft.(12). K 3: 31: “Zeg (Mohammed, tegen de mensen): Als jullie God liefhebben, volgt mij dan en God zal jullie liefhebben en jullie je zonden vergeven. God is vergevend en barmhartig”.
De liefde tot God maakt dus deel uit van de complete en totale toewijding aan God. Het is geen louter voorbijgaande gedeeltelijke emotie. Zoals we boven zagen, gebiedt God in de Edele Koran:“Mijn gebed en mijn opoffering, mijn leven en mijn sterven behoren God toe, de Heer van de wereldbewoners. Hij heeft geen metgezel”. De oproep om met hart en ziel geheel aan God te zijn toegewijd en met Hem volledig te zijn verbonden, heeft niets te maken met een oproep tot louter emotie of gemoedstoestand, het is in werkelijkheid een opdracht die een alles omvattende constante en actieve liefde tot God vereist. Het vereist een liefde waaraan het diepst inwendige geestelijke hart en de gehele ziel – met verstand, wil en gevoel – deelnemen door toewijding.
 Niemand komt met iets beters
We hebben gezien hoe de gezegende zinnen Er is geen andere god dan God, Alleen Hij heeft geen metgezel. Aan hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig expliciet maken wat besloten ligt in de beste herinnering (Er is geen andere god dan God) en wat dit vereist en tot gevolg heeft in zake de toewijding aan Hem. Rest ons nog te zeggen dat deze formule alleen al een heilige aanroep is, als het ware een uitbreiding van het eerste deel van de geloofsgetuigenis (Er is geen andere god dan God). De rituele herhaling hiervan kan met Gods genade een bepaalde godsdienstige houding met zich meebrengen die nodig is, namelijk God liefhebben en Hem toegewijd zijn met heel zijn hart, heel zijn ziel, heel zijn geest, met heel zijn wil en kracht en zijn gevoel.
Vandaar dat de profeet Mohammed aanraadde zich het volgende vaak voor de geest te halen: “Wie honderd keer op een dag zegt: “Er is geen andere god dan God, Alleen Hij heeft geen metgezel. Aan hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig” is gelijk aan iemand die tien slaven bevrijdt.
Honderd goede daden worden voor hem opgeschreven en honderd slechte daden uitgewist. Het beschermt hem op die dag tot aan de avond tegen de duivel. En niemand kan iets beters geven behalve degene die nog meer doet.(13)
Met andere woorden, deze gezegende formule vereist en veronderstelt niet alleen dat moslims totaal aan God moeten zijn toegewijd en Hem moeten liefhebben uit heel hun hart, heel hun ziel met alles wat in hen is, het is tevens door de herhaling (14) het begin van het waarmaken van deze liefde met alles wat ze zin zich hebben aan menselijkheid. God zegt in de Edele Koran K 73: 8 :“Gedenk dus de naam van jouw Heer en wijd jezelf geheel aan hem toe (tabattala)”.
De liefde tot God als het eerste en grootste gebod in de Bijbel
De shema’ Israel in Deuteronomium 6: 4-5, een centrale tekst in het Oude Testament en de joodse liturgie, luidt: “Luister, Israël, de Heer, onze God, is één. Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten”. (15). Op dezelfde manier antwoordt Jezus in het Nieuwe Testament, als men hem naar het grootste gebod vraagt (Matt. 22: 34-40): “Nadat de Farizeeën hadden vernomen dat hij de Sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar.  Om hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
En verder Markus 12: 28-3:“Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” En het andere is daaraan gelijk: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.
Het gebod God volledig lief te hebben is dus het eerste en voornaamste gebod in de Bijbel.
Men kan het inderdaad op een aantal plaatsen vinden dwars door de hele Bijbel heen. Bijvoorbeeld Deuteronomium 4: 29; 10: 12; 11: 13 (deel van de shema’); 13: 3; 26: 16; 30: 2; 30: 6; 30: 10; Joshua 22: 5; Markus 12: 32-33 en Lukas 10: 27-28. Maar op diverse plaatsen in de Bijbel komt het voor met lichte variaties. In Mattheüs 22: 37 (Hij antwoordde: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand”.) is het Griekse woord voor ‘hart’ kardia, het woord voor ‘ziel’ psyche en het woord voor verstand dianoia. In de versie van Markus 12: 30 (“Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.”) wordt het woord kracht toegevoegd, de vertaling van het Griekse ischus. De woorden van de wetgeleerde in Lukas 10: 27 (die door Jezus Christus worden bevestigd in Lukas 10: 28) bevatten dezelfde vier termen als in Markus 12: 30. De woorden van de Schriftgeleerde in Markus 12: 32 (die door Jezus Christus worden goedgekeurd in Markus 12: 34) bevatten de drie termen kardia (hart), dianoia (geest), en ischus (kracht).
In de shema` van Deuteronomium 6 : 4-5 staat: “ Luister, Israël, de Heer, onze God, is één. Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten”. In het Hebreeuws is het woord voor hart lev, voor ziel nefesh,  en voor krach me’od.
In Joshua 22: 5 wordt zo de Israelieten door Joshua geboden God lief te hebben en aan Hem toegewijd te zijn : “Alleen, volbrengt zeer nauwgezet het gebod en de wet, welke Mozes, de knecht des Heren, u geboden heeft: dat gij de Here, uw God, zoudt liefhebben, in al zijn wegen wandelen, zijn geboden onderhouden, Hem aanhangen (dabaq), en Hem dienen (&abad) met geheel uw hart en met geheel uw ziel”. (NBG).
Wat al deze versies gemeenschappelijk hebben, ondanks de verschillen in taal tussen het Hebreeuwse Oude Testament, de oorspronkelijke woorden van Jezus Christus in het Aramees en het Griekse Nieuwe Testament, is het gebod God geheel lief te hebben met hart en ziel en volledig aan Hem te zijn toegewijd. Dit is het eerste en belangrijkste gebod voor alle mensen.
We hebben gezien wat het gezegende woord van Mohammed noodzakelijk inhoudt en oproept : “Het beste wat ik heb gezegd, ik en de profeten die voor mij kwamen, is : Er is geen andere god dan God, Hij alleen, Hij heeft geen partner. Aan Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig.” In dit licht kunnen we de woorden ‘het beste wat ik heb gezegd en de profeten die voor mij kwamen’ verstaan als overeenkomend met de formule “Er is geen andere god dan God, Hij Alleen, Hij heeft geen naamgenoot, aan Hem komt de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig” en met het eerste en belangrijkste gebod om god lief te hebben met heel zijn hart en ziel zoals het op verschillende plaatsen in de Bijbel staat. Dat betekent, met andere woorden, dat de Profeet Mohammed, misschien onder inspiratie, naar het eerste gebod van de Bijbel verwees en erop zinspeelde. God mag het weten. Maar hoe dan ook, deze formules hebben ongetwijfeld dezelfde betekenis.
Bovendien weten we ook, zoals men in de eindnoten kan zien, dat beide formules nog een andere opmerkelijke parallel kennen: ofschoon ze in een aantal versies voorkomen die nauwelijks van elkaar verschillen, benadrukken ze toch steeds de algehele liefde tot en toewijding aan God.(17)
                                                                     II Liefde tot de naaste
Liefde tot de naaste in de islam
Er zijn in de islam ontelbare bevelen over de noodzaak en het belang van de liefde tot en medelijden met de naaste. De liefde tot de naaste is wezenlijk en kan niet los worden gemaakt van het geloof in God en van de liefde tot God want in de islam is er geen waar geloof in God en geen echte godsvrucht (taqwa) mogelijk zonder de liefde tot de naaste. De Profeet Mohammed zei:“Niemand van jullie heeft het geloof als je niet voor je broeder wilt wat je voor jezelf wilt”(18). En:“Niemand van jullie heeft het geloof als je niet voor je naaste wilt wat je voor jezelf wilt”(19). Maar empathie en sympathie voor de naaste en zelfs het volbrengen van de verplichte gebeden is niet genoeg. Ze moeten gepaard gaan met vrijgevigheid en zelfopoffering. God zegt in de Edele Koran 2: 177: “Vroomheid is niet dat jullie je gezichten (20) naar het oosten en het westen wendt, maar vroom is wie gelooft in God, in de laatste dag, in de engelen, in het boek, in de profeten, en wie zijn bezit, hoe lief hij dat ook heeft, geeft aan de verwanten, de wezen, de behoeftigen, aan hem die onderweg is, aan de bedelaars, en voor (de vrijkoop van) de slaven, en wie het gebed verricht en de (verplichte) aalmoes geeft. En wie hun verbintenis nakomen, als zij een verbintenis zijn aangegaan, en wie volhardend zijn in tegenspoed en rampspoed, en ten tijde van strijd. Zij zijn het die oprecht zijn en dat zijn de godvrezenden.”
En ook nog: K. 3: 92:“Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven. En wat jullie ook aan bijdragen geven, God weet ervan”. Als we de naaste niet geven waar we zelf van houden, houden we niet van God en niet van de naaste.
De liefde tot de naaste in de Bijbel
We hebben al de woorden de Messias, Jezus Christus, geciteerd over het onmiskenbare belang van de liefde tot
de naaste, direct na de liefde tot God.
Matteus 22: 38-40: “Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’
En Markus 12: 31:“Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.”
We hoeven slechts toe te voegen dat dit gebod ook in het Oude Testament te vinden is. Leviticus 19: 17-18:“Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren. Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de Heer.”
Zo vraagt het tweede gebod evenals het eerste vrijgevigheid en zelfopoffering en deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.
                                                              III Kom tot een gezamenlijk woord (1)
Islam en christendom zijn duidelijk verschillende godsdiensten en we willen de formele verschillen zeker niet minimaliseren. Toch is het duidelijk dat de twee belangrijkste geboden een gemeenschappelijk terrein en een gemeenschappelijke band vormen tussen de Koran, de Tora en het Nieuwe Testament. Wat aan de twee geboden in de Tora en het Nieuwe Testament voorafgaat en waaruit deze twee geboden voortkomen is de eenheid van God, dat er slechts één God is. Want de Shema` in de Tora begint: Deut. 6: 4:“Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige!”. Jezus zei eveneens (Markus 12: 29): “Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer”. Zo zegt God op dezelfde wijze in de Koran (112: 1-2: “Zeg, Hij is God als enige. God de bestendige”. Zo vormen dus de eenheid van God, de liefde tot God en tot de naaste een gemeenschappelijke grond waarop islam, christendom (en jodendom) zijn gegrond. 
Dit kon ook niet anders aangezien Jezus gezegd heeft: (Mattheus 22: 40):“Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.”
Bovendien bevestigt God in de Edele Koran dat de Profeet niets wezenlijk nieuws bracht. K. 41: 43: “Aan jou wordt slechts gezegd wat al aan de gezanten voor jouw tijd gezegd was”. En K. 46: 9 : “ Zeg (Mohammed), ik vertegenwoordig niet iets ongehoords onder de gezanten. Ik weet ook niet wat er met mij of met jullie zal gebeuren. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt en ik ben alleen maar een duidelijke waarschuwer”.      Zo bevestigt God ook in de Edele Koran dat dezelfde eeuwige waarheden van eenheid van God, de noodzaak van algehele liefde en toewijding tot God (en dus het vermijden van valse goden), en de noodzaak van liefde voor de medemens (en dus rechtvaardigheid) de basis zijn van elke ware godsdienst: K. 16: 36 : “En Wij hebben toch in elke gemeenschap een gezant laten opstaan: “Dient god en vermijdt de Taghoet”. Een gedeelte van hen heeft God op het goede pad geleid en voor een gedeelte is de dwaling waar geworden. Reist dus op aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars”.
K. 57: 25: “Wij hebben Onze gezanten met de duidelijke bewijzen gezonden en wij hebben het Boek en de weegschaal met hen neergezonden, opdat de mensen de rechtvaardigheid in stand houden…”
Komt tot een gezamenlijke woord
In de Edele Koran (K 3: 64) zegt de Allerhoogste dat moslims de volgende oproep moeten doen aan christenen (en joden, de Mensen van het Boek): “Zeg: “Mensen van het Boek. Komt tot een uitspraak die voor jullie en voor ons gezamenlijk juist is. (Kramers: Kom tot een woord dat gelijk is tussen ons en u.) Dat wij alleen God dienen, dat wij niets aan Hem als metgezel toevoegen en als zij zich echter afkeren, zeg dan: “Getuigt dat wij ons (aan God) overgeven.”
Het is duidelijk dat de woorden dat wij niets aan hem als metgezel toevoegen slaan op de eenheid van God. Ook is duidelijk dat  alleen God dienen slaat op geheel aan God toegewijd zijn en dus op het eerste en belangrijkste gebod. Volgens een van de oudste en meest gezaghebbende commentaren (tafsîr) op de Edele Koran – Jâmi’ Al-Bayan fi ta’wîl al-Qur’ân van Abu Ja’far Muhammad bin Jarîr Al-Tabâri (gestorven in 310 islamitische jaartelling/ 923 christelijke jaartelling) betekent dat wij elkaar niet als heren naast god nemen ‘dat niemand van ons moet gehoorzamen als dit ongehoorzaamheid is aan wat God heeft geboden’. ‘Noch zouden we hen moeten eren door ons ter aarde te werpen op dezelfde manier zoals zij dat doen voor God’. Met andere woorden, moslims, christenen en joden zouden ieder vrij moeten zijn om op te volgen wat God hun geboden heeft en zich niet ter aarde werpen voor koningen en hun gelijken.(21).
Koran K.2: 256: “Er is geen dwang in de godsdienst”. Dit slaat duidelijk op het tweede gebod en de liefde tot de naaste, waarvan rechtvaardigheid (22) en vrijheid van godsdienst een wezenlijk onderdeel zijn. God zegt in de Edele Koran K 60: 8: “Maar God verbiedt niet dat jullie hen die niet wegens de godsdienst tegen jullie gestreden hebben en die jullie niet uit jullie woningen verdreven hebben, met respect en rechtvaardig te behandelen. God houdt van hen die rechtvaardig handelen”.
Als moslims nodigen we dus christenen uit zich Jezus’ woorden te herinneren van het evangelie (Markus 12: 29-31: “Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht”.
Het op één na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’
Als moslims zeggen we tegen christenen dat wij niet tegen hen zijn en dat de islam niet tegen hen is, zolang ze geen oorlog voeren tegen moslims vanwege hun godsdienst, hen onderdrukken en hen uit hun huizen verdrijven (in overeenstemming met aangehaald vers). God zegt bovendien in de Edele Koran 3: 113-115: “Zij zijn niet (allen) gelijk. Onder de mensen van het boek is er een gemeenschap die standvastig Gods tekenen  gedurende de nacht voorleest , terwijl zij zich eerbiedig neerbuigen. Zij geloven in God en de laatste dag, zij gebieden het behoorlijke, verbieden het verwerpelijke en wedijveren in goede daden. Zij zijn het die tot de rechtschapen behoren. Het goede dat zij doen, daarvoor zullen zij niet als ondankbaar worden behandeld. God kent de godvrezenden”.
Is het christendom per se tegen moslims? In het evangelie zegt Jezus (Mattheus 12: 30) “Wie niet met mij is, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen”. En Markus 9: 40: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”. En Lukas 9: 50: ‘Wie niet tegen jullie (ons) is, is voor jullie (ons)’.
Volgens De Uitleg van het Nieuwe Testament van zijne heiligheid Theophylactus (23) spreken deze beweringen elkaar niet tegen want de eerste bewering (in de huidige Griekse tekst van het Nieuwe Testament) verwijst daar demonen, terwijl de tweede en derde bewering naar de mensen verwijzen die Jezus erkenden maar geen christenen waren. Moslims erkennen Jezus Christus als de Messias maar niet op dezelfde manier als christenen. (Christenen zelf zijn het trouwens nooit eens geworden over de natuur van Christus), Moslims erkennen Jezus op de volgende wijze: K.4: 171: “De masieh, Isa, de zoon van Maryam is Gods gezant en Zijn woord dat Hij wierp naar Mariam en een geest bij Hem vandaan”. Daarom nodigen wij christenen uit moslims niet te beschouwen als tegen hen maar met hen, overeenkomstig de woorden van Jezus christus hier.
Tenslotte vragen wij als moslims en gehoorzamend aan de Edele Koran christenen om samen overeenstemming te bereiken over de gemeenschappelijke wezenlijke  zaken van onze twee godsdiensten… (K.3: 64) “dat wij alleen God dienen, dat wij niets aan Hem als metgezel toevoegen en dat wij elkaar niet tot heren naast God  nemen”. 
Moge dit gemeenschappelijk fundament de basis zijn van elke interreligieuze dialoog tussen ons want op dit gemeenschappelijk fundament is gebaseerd heel de wet en alle profeten (Matt. 22: 40). God zegt in de Edele Koran 2: 136-137: “ Zeg, (moslims), ‘wij geloven in God, in wat naar ons is neergezonden en in wat naar Ibrahiem, Isma`iel, Ishaaq, Ja`koeb en de stammen is neergezonden en in wat aan Moesa en `Isa is gegeven en in wat aan de profeten door hun heer gegeven is. Wij maken geen verschil tussen één van hen en wij hebben ons aan Hem overgegeven. Als zij dan in hetzelfde geloven waarin jullie geloven dan hebben zij zich op het goede pad laten brengen. Maar als zij zich afkeren dan zij zij het oneens. God zal voor jullie dan genoeg zijn tegen hen. Hij is de horende, de wetende”.
Gemeenschappelijk
Een gemeenschappelijk fundament tussen moslims en christenen is niet enkel een zaak van een beleefde oecumenische dialoog tussen enkele geselecteerde religieuze leiders. Christendom en islam zijn respectievelijk de grootste en de op één na grootste godsdienst in de wereld en in de geschiedenis. Zijvormen, naar men zegt, resp. een derde en een vijfde deel van de mensheid. Samen maken zij meer den 55% uit van de wereldbevolking. Daarom zijn goede betrekkingen tussen deze twee godsdienstige gemeenschappen een van de belangrijkste factoren voor de bijdrage aan de verspreiding van vrede over de hele wereld. Als moslims en christenen geen vrede kennen, kan de wereld geen vrede kennen. Nu het wapenarsenaal in de moderne wereld afschrikwekkende vormen aanneemt en moslims en christenen overal door elkaar wonen als nooit te voren, kan geen van beide partijen unilateraal een conflict winnen dat zou gaan tussen meer dan de helft van de wereldbevolking. Onze gemeenschappelijke toekomst staat dus op het spel.
Misschien staat zelfs het overleven van de hele wereld op het spel. En aan degenen die desalniettemin zich verheugen over onenigheid en vernietiging voor eigen baat of er uiteindelijk gewin uit hopen te halen, zeggen wij dat onze eigen ziel ook op het spel staat als we falen om eerlijke pogingen te ondernemen om vrede te stichten en in harmonie samen te leven. God zegt in de Edele Koran 16: 90 “God gebiedt rechtvaardig te handelen, goed te doen, en aan de verwanten giften te geven en Hij verbiedt wat gruwelijk, verwerpelijk en gewelddadig is. Hij spoort jullie aan, misschien laten jullie je vermanen”. En Jezus Christus zei Matt. 5: 9: “Gelukkig de vredestichters..” en Matt. 16: 26:“Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet?”
Laat onze verschillen dus geen haat en onenigheid veroorzaken. Laten we met elkaar slechts wedijveren in oprechtheid en goede werken. Laten we elkaar respecteren, eerlijk, rechtvaardig en vriendelijk zijn voor elkaar en leven in oprechte vrede, harmonie en wederkerige welwillendheid. God zegt in de Edele Koran 5: 48: “En wij hebben het boek met de waarheid naar jou neergezonden ter bevestiging van wat er van het boek voordien al was en om erover te waken. Oordeel dan tussen hen volgens wat God heeft neergezonden en volg hun neigingen niet, in afwachting van wat van de waarheid tot jou is gekomen. Voor een ieder van jullie hebben wij een norm en een weg bepaald en als God het gewild had, zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben maar Hij heeft jullie in wat jullie gegeven is op de proef willen stellen. Wedijver dus in goede daden. Tot God keren jullie allen terug. Hij zal jullie dan meedelen waarover jullie het oneens waren.
Vrede zij met U, Pax vobiscum

2007 C.E., 1428 A.H(2)., The Royal Aal al-Bayt Institute for Islamic Thought, Jordan.
See: www.acommonword.org or: www.acommonword.com

NOTEN

1 In het Arabisch: La ilâha illa Allah wa Muhammad rasul Allah. De twee getuigenissen zijn beide, zij het apart,  als zinsdelen te vinden in de Edele Koran (in resp. Muhammad 47: 19, en Al-Fath 48: 29).

2 Sunan Al-Tirmidhi, Kitab Al-Da’awat, 462/5, no. 3383; Sunan Ibn Majah, 1249/2.

3 Sunan Al-Tirmidhi, Kitab Al-Da’awat, Bab al-Du’a fi Yawm ‘Arafah, Hadith no. 3934.

Het is belangrijk op te merken dat de zinsdelen Hij alleen heft geen metgezel, aan hem is de heerschappij en de lof en Hij is almachtig alle uit de Edele Koran komen, in precies dezelfde vormen, zij het op verschillende plaatsen. Hij alleen, wat naar God verwijst, wordt minstens zes keer in de Edele Koran gevonden gevonden (7: 70; 14: 40; 39: 45; 40: 12; 40: 84 and 60: 4). Hij heeft geen metgezel wordt minstens één maal in precies die vorm gevonden (K. 6: 173). Aan Hem is de heerschappij en de lof en Hij is almachtig vindt men zo in K. 64: 1, en delen ervan worden een aantal keren  vermeld, bijvoorbeeld de woorden Hij is almachtig vindt men minstens vijf maal: 5: 120; 11: 4; 30: 50; 42: 9 and 57: 2.

4 Het hart: in de islam is het geestelijke hart, niet het lichamelijke, het orgaan dat geestelijke en metafysische kennis waarneemt. Van één van de grootste visioenen van de Profeet Mohammed zegt God in de Edele Koran 53: 11 : “Het (innerlijke) hart loog niet over wat hij zag”. Inderdaad, elders in de Edele Koran zegt God: 22: 46: “…Toch zijn de ogen niet blind maar de harten, die in de borsten zijn, zijn blind.” (zie het hele vers en ook K. 2: 9-10; 2: 74; 8: 24; 26: 88-89; 48: 4; 83: 14 en elders.) In feite zijn er meer dan honderd vermeldingen van het hart en zijn synoniemen in de Edele Koran.

Nu zijn er onder moslims meerdere opvattingen over het directe Zien van God, wat het tegenovergestelde is van geestelijke werkelijkheid, in dit leven of hierna. God zegt in de Edele Koran over de dag van de opstanding: 75: 22-23 “Stralende gezichten zijn er op die dag, die naar hun Heer kijken”.

Toch zegt God ook in de Edele Koran: 6: 102-104: “ dat is God jullie heer, er is geen god dan Hij, de schepper van alle dingen ; dient hem dus , Hij zorgt voor alles. Hem bereiken de blikken niet,  maar Hij bereikt de blikken wel. Hij is de welwillende, de welingelichte. Tot jou zijn al inzichtelijke bewijzen van jouw Heer gekomen. Als iemand dus inzicht heeft, dan is het in zijn eigen voordeel. En als iemand blind is, dan is het in zijn eigen nadeel. En ik ben niet iemand die over jullie waakt”.

Hoe dan ook, het is duidelijk dat de moslim opvatting over het (geestelijke) hart niet veel verschilt van de christelijke opvatting van het (geestelijke) hart zoals te zien is in Jezus’ woorden in het Nieuwe Testament: “Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien” . en Paulus zegt: 1 Cor. 13: 12: “Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.”

5 Cf. : Luqman, 31: 25.

6 Cf. : Al-Nahl, 16: 3-18.

7 Sahih Bukhari, Kitab Tafsir Al-Qur’an, Bab ma Ja’a fi Fatihat Al-Kitab (Hadith no.1); zie ook : Sahih Bukhari, Kitab Fada’il Al-Qur’an, Bab Fadl Fatihat Al-Kitab, (Hadith no.9), no. 5006.

8 de Profeet Mohammed zei: “ God heeft honderd genadegaven. Hij heeft er een van neergezonden naar djinns, mensen en dieren. Daarom hebben mensen voeling met elkaar en dieren met hun kroost.
En God heeft 99 genadegaven uitgesteld. Hij zal deze aan zijn dienaren schenken op de dag van de opstanding Sahih Muslm, Kitab Al-Tawbah; 2109/4; no. 2752; cf.  Sahih Bukhari, Kitab Al-Riqaq, no. 6469).

9 De vreze des Heren is het begin van de wijsheid

Van de Profeet Mohammed wordt gezegd: het voornaamste deel van de wijsheid is de vreze Gods, Hij zij verheven Musnad al-Shahab, 100/1; Al-Dulaymi, Musnad Al-Firdaws, 270/2; Al-Tirmidhi, Nawadir Al-Usul; 84/3; Al-Bayhaqi, Al-Dala’il and Al-Bayhaqi, Al-Shu’ab; Ibn Lal, Al-Makarim; Al-Ash’ari, Al-Amthal, en passim)
Dit komt duidelijk overeen met de woorden van de profeet Salomon in de Bijbel, Spreuken 9 : 10: “ Wijsheid begint met ontzag voor de HEER, inzicht is vertrouwdheid met de Heilige” en 1: 7: “De vreze des Heren is het begin der wetenschap”.

10 het verstand, de wil en het gevoel in de Edele Koran

God richt zich tot de mensheid in de Edele Koran opdat zij in Hem te gelooft en hem aanroept (en daarbij het verstand te gebruikt) met ontzag (rahba) (dat de wil aanzet) en met hoop (en dus met gevoel), K. 32: 15-17 : “Slechts zij geloven aan Onze tekenen die, wanneer zij ermee vermaand worden, neervallen in eerbiedige buiging en de lof van hun Heer prijzen, terwijl zij niet hoogmoedig zijn. Zij houden zich er verre van op hun zijden op hun rustplaatsen te liggen, maar roepen hun Heer aan in vrees en begeerte en geven bijdragen van wat Wij hun voor hun levensonderhoud geven. En niemand weet wat voor vreugde voor hem verborgen is als beloning voor wat zij gedaan hebben.”
En K. 7: 55-56: “Bidt in deemoed en in het verborgene tot jullie Heer; Hij bemint de overtreders niet.  Brengt geen verderf op de aarde, nadat zij in orde gemaakt is en roept Hem aan in vrees en begeerte. Gods barmhartigheid is dicht bij hen die goed doen.”
Verder beschrijft de Edele Koran de Profeet Mohammed in termen die kennis (en dus verstand) laten zien en de hoop opwekken (en dus gevoel) en ontzag en vrees inboezemen (dus de wil aansporen)

K. 33: 45 O profeet, wij hebben jou als getuige, als verkondiger van goed nieuws en als waarschuwer gezonden.” En K. 48: 8 : “Wij hebben jou gezonden als getuige, als verkondiger van goed nieuws en als waarschuwer.”

11 Een goed voorbeeld 

De liefde en de algehele toewijding van de Profeet Mohammed aan God is voor moslims het model dat zij proberen na te leven. God zegt in de Edele Koran: “33: 21: Jullie hebben toch in Gods  gezant een goed voorbeeld voor wie op God en de laatste dag hopen en God veel gedenken”.
Deze algehele totale liefde is onverenigbaar met het streven naar aardse zaken en met eigenliefde en is in zichzelf iets moois en aantrekkelijks. God Zegt in de edele Koran: K. 49:7: “En weet dat de gezant van God in jullie midden is. Als hij jullie in veel van het beleid zou gehoorzamen dan zouden jullie het moeilijk krijgen. Maar God heeft het geloof bij jullie geliefd gemaakt en het in jullie harten aantrekkelijk gemaakt. En Hij heeft jullie het ongeloof, de schandelijkheid en de ongehoorzaamheid laten verafschuwen. Zij zijn het die zich op de goede weg bevinden”.

12 Deze ‘bijzondere liefde’ komt bovenop Gods algemene genade, die alles omvat (K. 7: 156)
Maar God weet het beter.

13 Sahih Al-Bukhari, Kitab Bad’ al-Khalq, Bab Sifat Iblis wa Junudihi; Hadith no. 3329.

Andere versies van deze verheven hadieth

Dit verheven  gezegde van de Profeet Mohammed kan men in tientallen hadieths (woorden van de Profeet Mohammed) in verschillende contexten met kleine variaties.
Het citaat in de tekst (Er is geen god Dan God, Hij alleen. Hij heeft geen metgezel. Hem behoort de heerschappij toe en de lof en Hij is almachtig) is de kortste versie. Men kan het vinden in Sahih al-Bukhari: Kitab al-Adhan (no. 852); Kitab al-Tahajjud (no. 1163); Kitab al‘Umrah (no. 1825); Kitab Bad’ al-Khalq (no. 3329); Kitab al-Da‘awat (nos. 6404, 6458, 6477); Kitab al-Riqaq (no. 6551); Kitab al-I‘tisam bi’l-Kitab (no. 7378); in Sahih Muslim: Kitab al-Masajid (nos. 1366, 1368, 1370, 1371, 1380); Kitab al-Hajj (nos. 3009, 3343); Kitab al-Dhikr wa’l-Du‘a’ (nos. 7018, 7020, 7082, 7084); in Sunan Abu Dawud: Kitab al-Witr (nos. 1506, 1507, 1508); Kitab al-Jihad (no. 2772); Kitab al-Kharaj (no. 2989); Kitab al-Adab (nos. 5062, 5073, 5079); in Sunan al-Tirmidhi: Kitab al-Hajj (no. 965); Kitab al-Da‘awat (nos. 3718, 3743, 3984); in Sunan al-Nasa’i: Kitab al-Sahw (nos. 1347, 1348, 1349, 1350, 1351); Kitab Manasik al-Hajj (nos. 2985, 2997); Kitab al-Iman wa’l-Nudhur (no. 3793); in Sunan Ibn Majah: Kitab al-Adab (no. 3930); Kitab al-Du‘a’ (nos. 4000, 4011); en in Muwatta’ Malik: Kitab al-Qur’an (nos. 492, 494); Kitabal-Hajj (no. 831).

Een langere versie voegt  yuhyi wa yumit toe: (Er is geen god Dan God, Hij alleen. Hij heeft geen metgezel. Hem behoort de heerschappij toe en de lof. Hij doet leven en sterven. Hij is almachtig) is te vinden in Sunan Abu Dawud: Kitab al-Manasik (no. 1907); in Sunan al-Tirmidhi: Kitab al-Salah (no. 300); Kitab al-Da‘awat (nos. 3804, 3811, 3877, 3901); and in Sunan al-Nasa’i: Kitab Manasik al-Hajj (nos. 2974, 2987, 2998); Sunan Ibn Majah: Kitab al-Manasik (no. 3190).

Een nog langere versie voegt bi yadihi al-khayroe: (Er is geen god Dan God, Hij alleen. Hij heeft geen metgezel. Hem behoort de heerschappij toe en de lof. In Zijn hand is het goede en  Hij doet leven en sterven. Hij is almachtig) is te vinden in Sunan Ibn Majah: Kitab al-Adab (no. 3931); Kitab al-Du‘a’ (no. 3994).

De langste versie voegt de woorden toe: yuhyi wa yumit wa Huwa Hayyun la yamut bi yadihi alkhayr: (Er is geen god Dan God, Hij alleen. Hij heeft geen metgezel. Hem behoort de heerschappij toe en de lof. Hij doet leven en sterven. Hij is de levende die niet sterft. In Zijn hand is het goede en  Hij is almachtig) is te vinden in  Sunan al-Tirmidhi: Kitab al-Da‘awat (no. 3756) and in Sunan Ibn Majah: Kitab al-Tijarat (no. 2320), met dit verschil dat deze laatste hadieth luidt: bi yadihi al khayr kulluhu), in Zijn hand is al het goede.

Het is echter belangrijk op te merken dat de Profeet Mohammed alleen van de eerste (de kortste) versie heeft gezegd: het beste wat ik heb gezegd, ik en de profeten die voor mij kwamen. En slechts van die versie heeft de Profeet gezegd: Niemand komt met iets beters dan dat behalve degene die meer doet dan dit.

Deze citaten verwijzen naar het genummerde werk van The Sunna Project’s Encyclopaedia of Hadith (Jam‘ Jawami‘ al-Ahadith wa’l-Asanid), in samenwerking met de geleerden van al-Azhar, dat inhoudt Sahih al-Bukhari, Sahih Muslim, Sunan Abu Dawud, Sunan al-Tirmidhi, Sunan al-Nasa’i, Sunan Ibn Majah, en Muwatta’ Malik.)

14 Veelvuldige herinnering van God in de Edele koran

De Edele Koran staat vol aansporingen om God vaak aan te roepen of in herinnering te brengen.

K. 76: 25: “En gedenk de naam van jouw Heer, ’s ochtends en ’s avonds.”

K. 4: 103: “ (En wanneer jullie de salaat beëindigd hebben,) gedenkt dan God staand, zittend En op jullie zij liggend”.

K. 7: 205: “En denk in jezelf aan jouw Heer in deemoed en in vrees en zonder luid te spreken, in de morgenstond en in de avond. En behoor niet tot de onoplettenden.”

En tot Zacharia: K. 3: 41 …En gedenk jouw heer veel en lofprijs (Hem) in de avond en ‘s ochtends vroeg."

K. 33: 41-42: “Jullie die geloven. Gedenkt God veelvuldig en prijst Hem ’s ochtends en ’s avonds.”

 Cf.  K. 2: 198-200; 2: 203; 2: 238-239; 3: 190-191; 6: 91; 7: 55; 7: 180; 8: 45; 17: 110;  22: 27-41; 24: 35-38; 26: 227; 62: 9-10; 87: 1-17, en passim.

De Edele Koran staat eveneens vol met verzen die het grote belang onderstrepen van het gedenken van God, zie  2: 51-7; 5: 4; 6: 118; 7: 201; 8: 2-4; 13: 26-28; 14: 24-27; 20: 14; 20: 33-34; 24: 1; 29: 45; 33: 35; 35: 10; 39: 9; 50: 37; 51: 55-58; en 33: 2; 39: 22-23 en 73: 8-9,reeds geciteerd, en elders), en de kwalijke gevolgen van het niet-gedenken (cf. 2: 114; 4: 142; 7: 179-180; 18: 28; 18: 100-101; 20: 99-101; 20: 124-127; 25: 18; 25: 29; 43: 36; 53: 29; 58: 19; 63: 9; 72: 17  en elders; zie ook 107: 4-6).

Vandaar dat God uiteindelijk in de Edele Koran zegt K. 57: 16: Is het voor hen die geloven niet tijd dat hun harten zich verootmoedigen om God te gedenken…”.

K. 20: 42 : “( Ga heen, jij en jouw broeder met Mijn tekenen en wordt niet moe Mij te gedenken”.

En K. 18: 24 “En gedenk jouw heer als je het vergeten hebt..” (nl. toe te voegen ‘als God wil’ bij het plannen van toekomstige zaken)

15 De Engelse vertaling (3) komt van de the New King James Version. Copyright © 1982 by Thomas Nelson, Inc.

16 Sunan Al-Tirmithi, Kitab Al-Da’wat, Bab al-Du’a fi Yawm ‘Arafah, Hadith no. 3934. Op. cit..

17 In de beste gestalte

Christendom en islam hebben vergelijkbare ideeën over de schepping van de mens in de beste gestalte en door Gods adem. Het boek Genesis zegt: “God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.”.
En Genesis 2: 7 : “Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.
En de Profeet Mohammed zei: Zeker, God schiep Adam naar zijn eigen beeld.

 (Sahih Al-Bukhari, Kitab Al-Isti’than, 1; Sahih Muslim, Kitab Al-Birr 115; Musnad Ibn Hanbal, 2: 244, 251, 315, 323 enz. en elders)

K. 7:11: “Wij hebben jullie geschapen en vervolgens gevormd. Toen zeiden wij tot de engelen: "Buigt eerbiedig neer voor Adam." en zij bogen zich eerbiedig neer, behalve Iblies, die niet behoorde bij hen die zich eerbiedig neerbogen.”

K. 95: 1- 8 : “Bij de vijgenboom en de olijfboom. Bij de berg Sinaï. Bij deze veilige stad. Wij hebben de mens in de mooiste gestalte geschapen. Daarna laten we hem weer diep zakken, behalve hen die geloven en goede daden verrichten. Voor hen is er immers een ononderbroken loon. Dus wie kan hierna nog tegen jou liegen over het komende oordeel?”

K. 40: 64 : “God is het die voor jullie de aarde tot een vaste grond heeft gemaakt en de hemel tot een gebouw, die jullie gevormd heeft ? een mooie vorm heeft Hij jullie gegeven ? en die met goede dingen in jullie onderhoud voorziet. Dat is God, jullie Heer. Gezegend zij dus God, de Heer van de wereldbewoners.”

K. 30: 29-30 “Maar nee, zij die onrecht plegen volgen zonder kennis slechts hun eigen neigingen. Wie kan er dan aan iemand die door God tot dwaling is gebracht de goede richting wijzen? Zij hebben geen helpers.  En richt je aangezicht naar de godsdienst als een aanhanger van het zuivere geloof, de van God afkomstige aanleg die Hij de mensen ingeschapen heeft. Gods schepping is niet te veranderen. Dat is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.

K. 38: 71- 72: “Toen jouw Heer tot de engelen zei: "Ik ga een mens uit klei scheppen. En als Ik hem gevormd heb en hem iets van Mijn geest heb ingeblazen, valt dan in eerbiedige buiging voor hem neer."

K. 2: 30-35: “Toen jouw Heer tot de engelen zei: "Ik ga op aarde een plaatsvervanger aanstellen", zeiden zij: "Gaat U daar iemand aanstellen die er verderf brengt en bloed vergiet, terwijl wij U lofprijzen en Uw heiligheid eren?" Hij zei: "Ik weet wat jullie niet weten."  En Hij onderwees Adam alle namen. Toen legde Hij hen aan de engelen voor en zei: "Deelt mij de namen van dezen maar mee, als jullie gelijk hebben."  Zij zeiden: "U zij geprezen! Wij weten slechts wat U ons hebt onderwezen. U bent de wetende, de wijze Hij zei: "Adam, deel hun hun namen mee." Toen hij hun dan hun namen meedeelde zei Hij: "Had Ik jullie niet gezegd dat Ik het onzichtbare van de hemelen en de aarde ken en weet, wat jullie openlijk en in het verborgene doen."  Toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt eerbiedig neer voor Adam", bogen zij zich eerbiedig neer, behalve Iblies; hij weigerde en was hoogmoedig, want hij was een van de ongelovigen. En Wij zeiden: "Adam, jij en je echtgenote mogen de tuin bewonen en jullie mogen ervan in overvloed eten waar jullie maar willen, maar jullie mogen deze boom niet benaderen, want dan behoren jullie tot de onrechtplegers."

18 Sahih Al-Bukhari, Kitab al-Iman, Hadith no.13.

19 Sahih Muslim , Kitab al-Iman, 67-1, Hadith no.45.

20 De klassieke commentatoren van de Edele Koran (cf. Tafsir Ibn Kathir, Tafsir Al-Jalalayn) zijn het er in het algemeen over eens dat dit slaat op (de laatste bewegingen van) het moslim gebed.

21Abu Ja’far Muhammad Bin Jarir Al-Tabari, Jami’ al-Bayan fi Ta’wil al-Qur’an, (Dar al-Kutub al-‘Ilmiyyah, Beirut, Lebanon, 1st ed, 1992/1412,) tafsir of Aal-‘Imran, 3:64;Volume 3, pp. 299-302.

22 Volgens de grammaticaopstellers, door Tabari geciteerd (op. Cit.) betekent het woord “gemeenschappelijk”(sawâ’) in ‘een gemeenschappelijk woord tussen ons’) tevens ‘rechtvaardig’ ‘billijk, correct’. (&âdil, munsif)

23 Zijne Heiligheid Theophylactus (1055-1108 christelijke jaartelling) was de orthodoxe aartsbisschop van Ochrid (Macedonië) en Bulgarije (1090-1108 chr. jaart.). zijn moedertaal was het Grieks , waarin Nieuwe Testament werd geschreven. Zijn Commentaar in het Engels gemakkelijk beschikbaar bij Chrysostom Press.

Ondertekend door(4) (in alfabetische  rangorde)

His Royal Eminence Sultan Muhammadu Sa’ad Ababakar

The 20th Sultan of Sokoto; Leader of the Muslims of Nigeria 

H.E. Shaykh Dr. Hussein Hasan Abakar
Imam of the Muslims, Chad; President, Higher Council for Islamic Affairs, Chad
H.E. Prof. Dr. Abdul-Salam Al-Abbadi
President of Aal Al-Bayt University; Former Minister of Religious Affairs, Jordan
Prof. Dr. Taha Abd Al-Rahman
President of the Wisdom Circle for Thinkers and Researchers, Morocco;
Director of Al-Umma Al-Wasat Magazine, International Union of Muslim Scholars
Imam Feisal Abdul Rauf
Co-founder and Chairman of the Board of the Cordoba Initiative; Founder of the ASMA Society (American Society for Muslim Advancement); Imam of Masjid Al-Farah, NY, NY,USA
Sheikh Muhammad Nur Abdullah
Vice President of the Fiqh Council of North America, USA
Dr. Shaykh Abd Al-Quddus Abu Salah
President of the International League for Islamic Ethics; Editor of the Journal for Islamic Ethics, Riyadh, Saudi Arabia
H.E. Prof. Dr. Abd Al-Wahhab bin Ibrahim Abu Solaiman
Member of the Committee of Senior Ulama, Saudi Arabia
Dr. Lateef Oladimeji Adegbite
Acting Secretary and Legal Adviser, Nigerian Supreme Council for Islamic Affairs
H.E. Amb. Prof. Dr. Akbar Ahmed
Ibn Khaldun Chair of Islamic Studies, American University in Washington D.C., USA
H.E. Judge Prince Bola Ajibola
Former International High Court Judge; Former Minister of Justice of Nigeria; Former Attorney-General of Nigeria; Founder of the Crescent University and Founder of the Islamic Movement of Africa (IMA)
H.E. Prof. Dr. Kamil Al-Ajlouni
Head of National Centre for Diabetes; Founder of the Jordanian University of Science and Technology (JUST), Former Minister and Former Senator, Jordan
Shaykh Dr. Mohammed Salim Al-‘Awa
Secretary General of the International Union of Muslim Scholars; Head of the Egyptian Association for Culture and Dialogue
Mr. Nihad Awad
National Executive Director and Co-founder of the Council on American-Islamic Relations (CAIR), USA
H.E. Prof. Dr. Al-Hadi Al-Bakkoush
Former Prime Minister of Tunisia, Author
H.E. Shaykh Al-Islam Dr. Allah-Shakur bin Hemmat Bashazada
Grand Mufti of Azerbaijan and Head of the Muslim Administration of the Caucasus
H.E. Dr. Issam El-Bashir
Secretary General of the International Moderation Centre, Kuwait; Former Minister of Religious Affairs, SudanH.E. Prof. Dr. Allamah Shaykh Abd Allah bin Mahfuz bin Bayyah
Professor, King Abdul Aziz University, Saudi Arabia; Former Minister of Justice, Former Minister of Education and Former Minister of Religious Affairs, Mauritania; Vice President of the International Union of Muslim Scholars; Founder and President, Global Center for Renewal and Guidance
Dr. Mohamed Bechari
President, Federal Society for Muslims in France; General Secretary of the European Islamic Conference (EIC), France; Member of the International Fiqh Academy
Prof. Dr. Ahmad Shawqi Benbin
Director of the Hasaniyya Library, Morocco
Prof. Dr. Allamah Shaykh Muhammad Sa‘id Ramadan Al-Buti
Dean, Dept. of Religion, University of Damascus, Syria
Prof. Dr. Mustafa Çağrıci
Mufti of Istanbul, Turkey
H.E. Shaykh Prof. Dr. Mustafa Cerić
Grand Mufti and Head of Ulema of Bosnia and Herzegovina
Professor Ibrahim Chabbuh
Director General of the Royal Aal al-Bayt Institute for Islamic Thought, Jordan;
President of the Association for the Safeguarding of the City of Qayrawan, Tunisia
H.E. Prof. Dr. Mustafa Cherif
Muslim Intellectual; Former Minister of Higher Education and Former Ambassador, Algeria
Dr. Caner Dagli
Assistant Professor, Roanoke College, USA
Ayatollah Prof. Dr. Seyyed Mostafa Mohaghegh Damad
Dean of Department of Islamic Studies, The Academy of Sciences of Iran; Professor of Law and Islamic Philosophy, Tehran University; Fellow, The Iranian Academy of Sciences, Iran; Former Inspector General of Iran
Ayatollah Seyyed Abu Al-Qasim Al-Deebaji
Imam Zayn Al-Abideen Mosque, Kuwait
H.E. Prof. Dr. Shakir Al-Fahham
Head of the Arabic Language Academy, Damascus; Former Minister of Education, Syria
Shaykh Seyyed Hani Fahs
Member of Supreme Shia Committee, Lebanon; Founding Member of the Arab Committee for the Islamic-Christian Dialogue, and the Permanent Committee for the Lebanese Dialogue
H.E. Shaykh Salim Falahat
Director General of the Muslim Brotherhood, Jordan
Chief Abdul Wahab Iyanda Folawiyo
Member, Supreme Council for Islamic Affairs of Nigeria; Vice President, Jamaat Nasril Islam
H.E. Shaykh Ravil Gainutdin
Grand Mufti of Russia
Justice Ibrahim Kolapo Sulu Gambari
Justice of Nigerian Court of Appeal; National Vice Chairman, Nigerian Football Association (NFA)
Prof. Dr. Abd Al-Karim Gharaybeh
Historian and Senator, Jordan
H.E. Prof. Dr. Abdullah Yusuf Al-Ghoneim
Director of the Kuwaiti Centre for Research and Studies on Kuwait; Former Minister of Education, Kuwait
H.E. Prof. Dr. Bu Abd Allah bin al-Hajj Muhammad Al Ghulam Allah
Minister of Religious Affairs, Algeria
Prof. Dr. Alan Godlas
Co-Chair, Islamic Studies, University of Georgia, USA; Editor-in-chief, Sufi News and Sufism World Report; Director, Sufis Without Borders
H.E. Shaykh Nezdad Grabus
Grand Mufti of Slovenia
H.E. Shaykh Dr. Al-Habib Ahmad bin Abd Al-Aziz Al-Haddad
Chief Mufti of Dubai, UAE
Shaykh Al-Habib Ali Mashhour bin Muhammad bin Salim bin Hafeeth
Imam of the Tarim Mosque and Head of Fatwa Council, Tarim, Yemen
Shaykh Al-Habib Umar bin Muhammad bin Salim bin Hafeeth
Dean, Dar Al-Mustafa, Tarim, Yemen
Professor Dr. Farouq Hamadah
Professor of the Sciences of Tradition, Mohammad V University, Morocco
Shaykh Hamza Yusuf Hanson
Founder and Director, Zaytuna Institute, CA, USA
H.E. Shaykh Dr. Ahmad Badr Al-Din Hassoun
Grand Mufti of the Republic of Syria
H.E. Shaykh. Sayyed Ali bin Abd Al-Rahman Al-Hashimi
Advisor to the President for Judiciary and Religious Affairs, UAE
Prof. Dr. Hasan Hanafi
Muslim Intellectual, Department of Philosophy, Cairo University
Shaykh Kabir Helminski
Shaykh of the Mevlevi Tariqah; Co-Director of the Book Foundation, USA
H.E. Shaykh Sa‘id Hijjawi
Chief Scholar, The Royal Aal al-Bayt Institute for Islamic Thought; Former Grand Mufti of Jordan
H.E. Prof. Dr. Shaykh Ahmad Hlayyel
Chief Islamic Justice of Jordan; Imam of the Hashemite Court; Former Minister of Religious Affairs
H.E. Amb. Dr. Murad Hofmann
Author and Muslim Intellectual, Germany
H.E. Dr. Anwar Ibrahim
Former Deputy Prime Minister of Malaysia; Honorary President of AccountAbility
H.E. Shaykh Dr. Izz Al-Din Ibrahim
Advisor for Cultural Affairs, Prime Ministry, UAE
H.E. Prof. Dr. Ekmeleddin Ihsanoglu
Secretary-General, Organization of the Islamic Conference (OIC)
H.E. Prof. Dr. Omar Jah
Secretary of the Muslim Scholars Council, Gambia; Professor of Islamic Civilization and Thought, University of Gambia
H.E. Prof. Dr. Abbas Al-Jarari|
Advisor to HM the King, Morocco
Shaykh Al-Habib Ali Zain Al-Abidin Al-Jifri
Founder and Director, Taba Institute, United Arab Emirates
H.E. Shaykh Prof. Dr. Ali Jum‘a
Grand Mufti of the Republic of Egypt
Prof. Dr. Yahya Mahmud bin Junayd
Secretary General, King Faisal Centre for Research and Islamic Studies, Saudi Arabia
Dr. Ibrahim Kalin
Director, SETA Foundation, Ankara, Turkey; Asst. Prof. Georgetown University, USA
H.E. Amb. Aref Kamal
Muslim Intellectual, Pakistan
Professor Dr. ‘Abla Mohammed Kahlawi
Dean of Islamic and Arabic Studies, Al-Azhar University (Women’s College), Egypt
Prof. Dr. Said Hibatullah Kamilev
Director, Moscow Institute of Islamic Civilisation, Russian Federation
Prof. Dr. Hafiz Yusuf Z. Kavakci
Resident Scholar, Islamic Association of North Texas, Founder & Instructor of IANT
Qur’anic Academy; Founding Dean of Suffa Islamic Seminary, Dallas, Texas, USA
Shaykh Dr. Nuh Ha Mim Keller
Shaykh in the Shadhili Order, USA
Prof. Dr. Mohammad Hashim Kamali
Dean and Professor, International Institute of Islamic Thought and Civilization (ISTAC), International Islamic University, Malaysia
Shaykh Amr Khaled
Islamic Missionary, Preacher and Broadcaster, Egypt; Founder and Chairman, Right
Start Foundation International
Prof. Dr. Abd Al-Karim Khalifah
President of the Jordanian Arabic Language Academy; Former President of Jordan
University
H.E. Shaykh Ahmad Al-Khalili
Grand Mufti of the Sultanate of Oman
Seyyed Jawad Al-Khoei
Secretary-General, Al-Khoei International Foundation
Shaykh Dr. Ahmad Kubaisi
Founder of the ‘Ulema Organization, Iraq
Mr. M. Ali Lakhani
Founder and Editor of Sacred Web: A Journal of Tradition and Modernity, Canada
Dr. Joseph Lumbard
Assistant Professor, Brandeis University, USA
H.E. Shaykh Mahmood A. Madani|
Secretary General, Jamiat Ulama-i-Hind; Member of Parliament, India
H.E. Prof. Dr. Abdel-Kabeer Al-Alawi Al-Madghari
Director General of Bayt Mal Al-Quds Agency (Al-Quds Fund); Former Minister of
Religious Affairs, Morocco
H.E. Imam Sayyed Al-Sadiq Al-Mahdi
Former Prime Minister of Sudan; Head of Ansar Movement, Sudan
H.E. Prof. Dr. Rusmir Mahmutcehajic
Professor, Sarajevo University; President of the International Forum Bosnia; Former
Vice President of the Government of Bosnia and Herzegovina
Allamah Shaykh Sayyed Muhammad bin Muhammad Al-Mansour
High Authority (Marja’) of Zeidi Muslims, Yemen
Prof. Dr. Bashshar Awwad Marouf
Former Rector of the Islamic University, Iraq
H.E. Prof. Dr. Ahmad Matloub
Former Minister of Culture; Acting President of the Iraqi Academy of Sciences, Iraq
Prof. Dr. Ingrid Mattson
Professor of Islamic Studies and Christian-Muslim Relations and Director, Islamic
Chaplaincy Program, Hartford Seminary; President of the Islamic Society of North
America (ISNA), USA
Dr. Yousef Meri
Special Scholar-in-Residence, Royal Aal al-Bayt Institute for Islamic Thought, Jordan
Dr. Jean-Louis Michon
Author; Muslim Scholar; Architect; Former UNESCO expert, Switzerland
Shaykh Abu Bakr Ahmad Al-Milibari
Secretary-General of the Ahl Al-Sunna Association, India
Pehin Dato Haj Suhaili bin Haj Mohiddin
Deputy Grand Mufti, Brunei
Ayatollah Sheikh Hussein Muayad
President and Founder, Knowledge Forum, Baghdad, Iraq
Prof. Dr. Izzedine Umar Musa
Professor of Islamic History, King Sa‘ud University, Saudi Arabia
Prof. Dr. Mohammad Farouk Al-Nabhan
Former Director of Dar Al-Hadith Al-Hasaniya, Morocco
Prof. Dr. Zaghloul El-Naggar
Professor, King Abd Al-Aziz University, Jeddah, Saudi Arabia; Head, Committee on
Scientific Facts in the Glorious Qur’an, Supreme Council on Islamic Affairs, Egypt
Mr. Sohail Nakhooda
Editor-in-Chief, Islamica Magazine, Jordan
Prof. Dr. Hisham Nashabeh
Chairman of the Board of Higher Education; Dean of Education at Makassed
Association, Lebanon
H.E. Professor Dr. Seyyed Hossein Nasr
University Professor of Islamic Studies, George Washington University, Washington D.C, USA
Prof. Dr. Aref Ali Nayed
Former Professor at the Pontifical Institute for Arabic and Islamic Studies (Rome);
Former Professor at International Institute for Islamic Thought and Civilization (ISTAC, Malaysia); Senior Advisor to the Cambridge Interfaith Program at the Faculty of  Divinity in Cambridge, UK
H.E. Shaykh Sevki Omarbasic
Grand Mufti of Croatia
Dato Dr. Abdul Hamid Othman
Advisor to the H.E. the Prime Minister of Malaysia
Prof. Dr. Ali Ozek
Head of the Endowment for Islamic Scientific Studies, Istanbul, Turkey
Imam Yahya Sergio Yahe Pallavicini
Vice President of CO.RE.IS., Italy, Chairman of ISESCO Council for Education and Culture in the West, Advisor for Islamic Affairs of the Italian Minister of Interior.
H.E. Shaykh Dr. Nuh Ali Salman Al-Qudah
Grand Mufti of the Hashemite Kingdom of Jordan
H.E. Shaykh Dr. Ikrima Said Sabri
Former Grand Mufti of Jerusalem and All of Palestine, Imam of the Blessed Al-Aqsa Mosque, and President of the Islamic Higher Council, Palestine
Ayatollah Al-Faqih Seyyed Hussein Ismail Al-Sadr
Baghdad, Iraq
Mr. Muhammad Al-Sammak
Secretary-General of the National Council for Islamic-Christian Dialogue;
Secretary-General for the Islamic Spiritual Summit, Lebanon
Shaykh Seyyed Hasan Al-Saqqaf
Director of Dar Al-Imam Al-Nawawi, Jordan
Dr. Ayman Fuad Sayyid
Historian and Manuscript Expert, Former Secretary General of Dar al-Kutub Al-
Misriyya, Cairo, Egypt
Prof. Dr. Suleiman Abdallah Schleifer
Professor Emeritus, The American University in Cairo
Dr. Seyyed Reza Shah-Kazemi
Author and Muslim Scholar, UK
Dr. Anas Al-Shaikh-Ali
Chair, Association of Muslim Social Scientists, UK; Chair, Forum Against Islamophobia and Racism, UK; Academic Advisor, IIIT, UK
Imam Zaid Shakir
Lecturer and Scholar-in-Residence, Zaytuna Institute, CA, USA
H.E. Prof. Dr. Ali Abdullah Al-Shamlan
Director General of the Kuwait Foundation for the Advancement of Sciences (KFAS);
Former Minister of Higher Education, Kuwait
Eng. Seyyed Hasan Shariatmadari
Leader of the Iranian National Republican Party (INR)
Dr. Muhammad Alwani Al-Sharif
Head of the European Academy of Islamic Culture and Sciences, Brussels, Belgium
H.E. Dr. Mohammad Abd Al-Ghaffar Al-Sharif
Secretary-General of the Ministry of Religious Affairs, Kuwait
Dr. Tayba Hassan Al-Sharif
International Protection Officer, The United Nations High Commissioner for Refugees, Darfur, Sudan
Prof. Dr. Muhammad bin Sharifa
Former Rector of Wajda University; Morocco; Fellow of the Royal Moroccan AcademyProf. Dr. Muzammil H. Siddiqui / on behalf of the whole Fiqh Council of North
America
Islamic Scholar and Theologian; Chairman of the Fiqh Council of North America, USA
Shaykh Ahmad bin Sa’ud Al-Siyabi
Secretary General of the Directorate of the Grand Mufti, Oman
Al-Haji Yusuf Maitama Sule
Former Nigerian Permanent Representative to the United Nations; Former Nigerian Minister of National Guidance
Prof. Dr. Muhammad Abd Al-Rahim Sultan-al-Ulama
Deputy-Dean of Scientific Research Affairs, United Arab Emirates University, UAE
Shaykh Dr. Tariq Sweidan
Director-General of the Risalah Satellite Channel
H.E. Shaykh Ahmad Muhammad Muti’i Tamim
The Head of the Religious Administration of Ukrainian Muslims, and Mufti of Ukraine
H.E. Shaykh Izz Al-Din Al-Tamimi
Senator; Former Chief Islamic Justice, Minister of Religious Affairs and Grand Mufti of Jordan
H.E. Shaykh Dr. Tayseer Rajab Al-Tamimi
Chief Islamic Justice of Palestine; Head of The Palestinian Center for Religion andCivilization Dialogue
Prof. Dr. H.R.H. Prince Ghazi bin Muhammad bin Talal
Personal Envoy and Special Advisor of H.M. King Abdullah II; Chairman of the Board of
the Royal Aal al-Bayt Institute for Islamic Thought, Jordan
Prof. Dr. Ammar Al-Talibi
Former Member of Parliament, Professor of Philosophy, University of Algeria
Ayatollah Shaykh Muhammad Ali Taskhiri
Secretary General of the World Assembly for Proximity of Islamic Schools of Thought
(WAPIST), Iran
H.E. Prof. Dr. Shaykh Ahmad Muhammad Al-Tayeb
President of Al-Azhar University, Former Grand Mufti of Egypt
Prof. Dr. Muddathir Abdel-Rahim Al-Tayib
Professor of Political Science and Islamic Studies, International Institute of Islamic
Thought and Civilization (ISTAC), Malaysia
H.E. Amb. Prof. Dr. Abdel-Hadi Al-Tazi
Fellow of the Royal Moroccan Academy
H.E. Shaykh Naim Trnava
Grand Mufti of Kosovo
H.E. Dr. Abd Al-Aziz bin ‘Uthman Al-Tweijiri
Director-General of the Islamic Educational, Scientific and Cultural Organization
(ISESCO)
H.E. Prof. Dr. Nasaruddin Umar
Rector of the Institute for Advanced Qur’anic Studies; Secretary General of the
Nahdhatul Ulama Consultative Council; Lecturer at the State Islamic University Syarif  Hidayatullah, Jakarta, Indonesia
Shaykh Muhammad Hasan ‘Usayran
Jafari Mufti of Sidon and Al-Zahrani, Lebanon
Allamah Justice Mufti Muhammad Taqi Usmani
Vice President, Darul Uloom Karachi, Pakistan
Prof. Dr. Akhtarul Wasey
Director, Zakir Husain Institute of Islamic Studies, Jamia Milla Islamiya University, India
Shaykh Dr. Abdal Hakim Murad Winter
Shaykh Zayed Lecturer in Islamic Studies, Divinity School, University of Cambridge;
Director of the Muslim Academic Trust, UK
Prof. Dr. Mohammed El-Mokhtar Ould Bah
President, Chinguitt Modern University, Mauritania
H.E. Shaykh Muhammad Sodiq Mohammad Yusuf
Former Grand Mufti of the Muslim Spiritual Administration of Central Asia, Uzbekistan; Translator and Commentator of the Holy Qur’an
Prof. Dr. Shaykh Wahba Mustafa Al-Zuhayli
Dean, Department of Islamic Jurisprudence, University of Damascus, Syria
H.E. Shaykh Mu’ammar Zukoulic
Mufti of Sanjak, Bosnia
Deze vertaling van P. Reesink komt uit het blad BEGRIP MOSLIMS CHRISTENEN jrg. 33 nrs 4-5 bl. 147-172.  Bij overname is toestemming van uitgever nodig. Het blad is een uitgave van het RKK. De PKN is participant.

 


 

(1)  Leemhuis vertaalt: Kom tot een gezamenlijke juiste uitspraak; Picthall schrijft Come to an agreement between us and you.  Shakir : Come to an equitable proposition between you and us; Yusuf Ali : Come to common terms as between us and you.(noot P.R.)

(2) A.H. staat voor de islamitische jaartelling, het jaar (Anno) van de hidjrah (Hegirae) (noot P.R.)

(3) Wij (P.R.) gebruiken voor de Bijbel meestal de NBV vertaling. Voor de tekst van de brief  baseren we ons,  in geval van onduidelijkheid  in de Engelse vertaling , op de Arabische tekst.

(4) De titels en functies van de ondertekenaars zijn om praktische redenen niet vertaald. Intussen heeft de lijst zich uitgebreid tot meer dan 210 personen.

Reacties

- De brief van Kohlbrugge c.s. geeft duidelijk aan welke geschilpunten binnen de PKN bestaan t.a.v. de dialoog met de islam. Als zodanig moet dit geluid dan ook zeker serieus worden genomen. - Wanneer men nagaat waarop de standpunten van de briefschrijvers berusten blijkt het om eigen veronderstellingen te gaan. Ofwel, het gaat niet om verschilpunten die met moslims zijn besproken, en waarbij het resultaat van dit overleg vervolgens aan ons wordt gepresenteerd, maar men gaat er van uit dat er door moslims zus en zo wordt gedacht. Elke verwijzing ontbreekt! - De bedoeling die de briefschrijvers voor ogen staat komt in de laatste twee alinea's duidelijk naar voren. Men is voorstander van een oprecht gesprek, maar dan uitgaande van de verschillen en niet van (schijnbare) overeenkomsten. De mogelijkheid dat er wellicht ook overeenkomsten tussen islam en christendom zouden kunnen zijn, wordt niet eens genoemd. Dat schaadt de voor de dialoog noodzakelijke objectiviteit.
Rob Steinbuch - Driebergen



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Christendom en Islam" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol