18/2/09
Vervolging Wilders is niet los te zien van internationale afspraken over racisme en discriminatie
De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in de zaak Wilders heeft een stofwolk van tegenstrijdige reacties uitgelokt. Ik wil die stofwolk niet opnieuw aanblazen, maar aandacht vragen voor internationale aspecten die onderbelicht zijn gebleven.
Het Hof heeft, zoals het iedere Nederlandse rechter betaamt, het nationale recht als uitgangspunt gekozen. Tegelijkertijd heeft het Amsterdamse Hof het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens als toetsingskader gehanteerd. Dit is vast gebruik geworden in de Nederlandse rechtspraak en illustreert de verwevenheid van de Nederlandse rechtsorde en de Europese rechtsorde. Prof. Rick Lawson heeft in zijn Podiumbijdrage van 24 januari deze band op duidelijke wijze toegelicht.
De internationale aspecten waarop ik wil ingaan zijn van een enigszins andere orde. De normen en waarden die in de zaak Wilders in het geding zijn, zijn gerelateerd aan internationale ontwikkelingen en opvattingen die de rechtshandhaving in Nederland mede bepalen. Het betreft in de eerste plaats de ontstaansgrond en inbedding van de kerndelicten haatzaaierij en groepsbelediging, die door het Amsterdamse Hof uitvoerig besproken zijn.
Het was niet zonder reden dat de delicten van haatzaaierij en groepsbelediging in de jaren dertig van de vorige eeuw in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen. Zij waren een reactie op vanuit nazi-Duitsland aangewakkerde haatcampagnes tegen met name joodse medeburgers en migranten. Vervolgens zijn de desbetreffende strafbepalingen in het begin van de jaren zeventig aangescherpt in het Verdrag inzake Uitbanning van de Rassendiscriminatie van de Verenigde Naties. Dit verdrag, waaraan Nederland gebonden is, is het belangrijkste internationale juridische instrument dat zich richt tegen rassenscheiding, etnisch geweld, stelselmatige uitsluiting en discriminatie. Het schrijft een breed scala van maatregelen voor, waaronder de strafbaarstelling van racistische en etnische haatzaaierij. Het schrappen van de desbetreffende Nederlandse strafbepalingen, zoals dezer dagen door het Tweede Kamerlid Rutte geopperd, zou onverenigbaar zijn met een kernelement van het VN-verdrag.
Internationale regels en verdragen zouden weinig effectief zijn zonder toezicht op de naleving. Daarom bestaan er binnen de Verenigde Naties comités van onafhankelijke deskundigen. Verdragspartijen moeten aan deze comités verantwoording afleggen over de toepassing van de verdragen. De uitlatingen van de heer Wilders en de reacties daarop in Nederland zullen zonder twijfel in het comité tegen rassendiscriminatie uitvoerig aan de orde komen en getoetst worden aan het internationale verdragskader.
Inmiddels hebben drie onafhankelijke VN-rapporteurs, die zich bezighouden met godsdienstvrijheid, racisme en meningsvrijheid, na het verschijnen van de film ’Fitna’, in een gezamenlijke publieke verklaring hun diepe bezorgdheid hierover uitgesproken. Zij werden hierin op uitdrukkelijke wijze bijgevallen door de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens en ook door de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties Ban ki-Moon. Hier is sprake van een reeks unieke stappen met het oog op mogelijke internationale repercussies.
Een niet minder opvallende internationale beoordeling is afkomstig van de gezaghebbende Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie van de Raad van Europa (waarvan o.a. een voormalige Nederlandse minister van justitie deel uit maakt). In een recent rapport met betrekking tot Nederland wijdt deze commissie een zorgwekkend slothoofdstuk aan islamofobie in Nederland. Zij merkt op, met een duidelijke toespeling op de heer Wilders en de PVV, dat Nederlandse politici zich de afgelopen jaren niet hebben laten weerhouden van stereotyperende, stigmatiserende en soms ronduit racistische uitspraken over moslims. Zij wijst op het spreken over moslims in termen van ’tsunamis die het land overspoelen’.
Naar de mening van velen zijn de grenzen van de strafbepalingen tegen racisme overschreden. Toch constateert de raad dat haar in Nederland geen gevallen bekend waren van handhaving van deze wetsbepalingen tegenover politici. Een treffende vingerwijzing naar Nederland toe.
De zaak Wilders speelt zich in de eerste plaats af binnen het Nederlandse politieke bestel en de Nederlandse maatschappelijke en juridische orde. Niettemin heeft deze zaak aspecten die de kern raken van het internationale mensenrechtelijke debat. Hier zijn principiële beginselen aan de orde, ook over de omvang en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Tegen deze achtergrond is het van wezenlijk belang dat in Nederland de zaak Wilders wordt voorgelegd aan de onafhankelijke rechter, zoals werd beschikt door het Amsterdamse Hof. Dat deze rechtsgang tijdrovend zal blijken moeten wij maar voor lief nemen.
Theo van Boven
Dr. Th. van Boven is emeritus hoogleraar internationaal recht van de Universiteit van Maastricht en voormalig lid van het comité tegen rassendiscriminatie van de Verenigde Naties. Bovenstaande bijdrage verscheen eerder in Trouw van 29 januari 2009 (www.trouw.nl).
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.