Verlangen en vertrouwen  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Spiritualiteit > Verlangen en vertrouwen
Dr. Piet van Hooijdonk
14/3/09

                              Verlangen en vertrouwen

Toen wij in de 70er jaren over kerkopbouw schreven, schreven wij vanuit een gevoel dat in kerkopbouw nog van alles mogelijk was. In die tijd werkten wij nog samen met de sociologen van 3 praktisch-theologische faculteiten: Jan Hendriks, Bert de Loor en Piet van Hooijdonk. Wij schreven in een kerkelijke context van disciplinaire onwetendheid. Kerkopbouw was nog een theologische handelingsdiscipline aan het worden. Wij vertrouwden: met die discipline in handen zouden kerkleiders, pastores en kerkbesturen op een kundige wijze de vernieuwing van de kerk kunnen aanpakken. Nu 30 jaar later lijkt minstens in de r.-k. kerk in Nederland het klimaat totaal veranderd te zijn. We schrijven opnieuw in een kerkelijke context van disciplinaire onwetendheid. Maar nu nadat de discipline kerkopbouw in de laatste decennia wel ingevoerd werd, maar steeds minder de grote structurele en inhoudelijke veranderingen bepaalt, zeker in de r.-k. kerk die mij bekend is.

In deze tijd van kerkelijke armoede schrijft de bovengenoemde Jan Hendriks een handboek van gemeenteopbouw: ‘Verlangen en vertrouwen’. Hij schrijft niet over het omhulsel dat vaak ergernis en distantie opwekt, maar over het hart van de gelovige, dat door God geraakt is. De vernieuwing die hij voorstaat, betreft niet allereerst de kerk, maar het handelen van de gelovigen die deel uitmaken van de kerk. Niet dat de kerk uit het oog verloren wordt, maar je verliest het gevoel voor kerkelijke verhoudingen als je de gelovige mens niet op de eerste plaats stelt. Gemeenteopbouw moet kijken naar zijn houding en zijn motivatie. Zeker nu stromingen en bewegingen van kerkelijke gelovigen zich manifesteren, die vooral buiten de kerk hun weg zoeken, nu de kerkelijke wereld afbrokkelt, inert en moedeloos wordt.

Als Hendriks onze ogen allereerst wil richten op het hart van gelovige mensen om aan kerkopbouw te werken, zegt hij nogal wat. Je veronderstelt dan mensen die het geloof ter harte gaat en daarvoor de kerk als een onmisbaar instrument zien. Hij is zich natuurlijk bewust van de kritiek op de kerk en wijst zelf naar de blunders die de huidige kerken nog steeds maken. Maar om kerkmensen te bewegen tot veranderen, moet je hun hart raken. Daarin is ‘verlangen’ de sterkste, een naar vernieuwing stuwende kracht. Het moet anders in de kerk. In welke richting? Verlangen krijgt zijn vervulling in een concrete utopie: het komen van het Koninkrijk Gods. Het eerste deel van het boek handelt hierover.

Het verlangen zoekt een bedding. Dit beeld werkt Jan uit door twee oevers te tekenen:

  • oog hebben voor mensen
  • vertrouwen in God.

De ene oever: oog hebben voor mensen.

Verlangen als een stuwende kracht naar vernieuwing zoekt een weg, een methode om de visie “het komen van het Koninkrijk Gods” mogelijk te maken. Dit geschiedt samen met anderen, oftewel “zien met de ogen van anderen” en daardoor bewogen worden en in beweging komen. Op weg naar Naïn ontmoet Jezus een moeder die haar zoon gaat begraven. Hij ziet haar, kijkt als het ware door haar ogen. Hij leert niet alleen haar problemen kennen, maar ook haar verdriet. Daardoor wordt hij tot in zijn diepste wezen bewogen. Dat zet hem in beweging: hij neemt het niet en doet het onmogelijke (pagina 156). Zien met de ogen van anderen is niet eenvoudig, zeker niet als men zelf niet getroffen wordt door leed. Dan wordt over de getroffen ander gemakkelijk afstandelijk en rationeel gepraat, omdat men de ervaring van het getroffen zijn niet heeft. “Zien met de ogen van de ander” ontwikkelt zich in een gemeente het beste, als wij elkaar ontmoeten. De kracht van de open, gastvrije kerk.

De andere oever: het vertrouwen op God

In simpele woorden zegt Hendriks en herhaalt hij: er gaat iemand met ons mee. De dragende bijbeltekst is psalm 127: “Als de Heer het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers”. Bekende theologen werken met deze psalm: Dietrich Bonhoeffer, Christian Möller. Vertrouwen op God die het huis bouwt. En Jan Hendriks zegt nadrukkelijk: vertrouwen op God als persoon en vertrouwen op Jezus in wie God mens geworden is. En vertrouwen in elkaar: onze geloofsgenoten, maar ook de vreemde buiten onze gemeenschap: vertrouwen in onze medeburgers. Vertrouwen op God en vertrouwen in elkaar moet onze leefvorm worden (A.Houtepen).

Vertrouwen op God als iemand die met ons meegaat, behoort tot de bedding van ons verlangen. Maar in een context, in een cultuur waarin het bestaan van God niet zozeer ontkend als wel betwijfeld wordt. God behoort in onze cultuur niet tot de menselijke ervaring. Wanneer wij zeggen dat verlangen en vertrouwen handen en voeten moeten krijgen, moeten wij ons niet door de cultuur laten meeslepen. “Want als wij als christenen de notie van God als persoon, God als Iemand zouden prijsgeven, dan zou dat het einde van het christelijk geloof betekenen”.

Daarom is het in de opbouw van een christelijke kerk een centrale taak, voorwaarden te scheppen voor het ervaren van God, ontmoetingsplaatsen te creëren waar mensen hun verhalen kunnen uitwisselen, ruimten voor stilte en rust en liturgie als een blijvende structuur voor deze ontmoeting en rust.

Mijn reactie hierop

Is dit alles geen vroom geneuzel? Verwachten wij van een handboek over gemeenteopbouw niet een meer zakelijke aanpak? Kerkelijke bestuurders die uit het bedrijfsleven stammen zullen graag instemmen met kerkleiders die momenteel organisatorische en structurele veranderingen in hun bisdom doorvoeren met het heldere argument dat teruglopende kerkelijke financiën en de pastorale personeelstekorten hen daartoe noodzaken. Economisch bepaalde termen van een zo doelgericht en efficiënt mogelijk gebruik van middelen bepalen nu de toon van pastorale beleidsnota’s.

Jan Hendriks is te veel empiricus en pragmaticus om zich te laten verleiden van zijn handboek een zweverig traktaat te maken. Maar ook voor een empiricus geldt, dat gemeenteopbouw een visie nodig heeft, en deze visie wordt ons “van de andere kant” gegeven: het komen van het Rijk Gods. Juist mensen uit het bedrijfsleven beseffen dat het in de kerk niet allereerst om het zakelijke gaat, maar om “iets anders”. Zij zijn teleurgesteld als vernieuwingen blijven hangen in organisatorische en structurele veranderingen van schaalvergroting: samenvoegen van parochies, opheffen van dekenaten en aanstellen van pastorale teams voor een gebied zo groot als een burgerlijke provincie met voorbijzien van kleine gemeenschappen van gelovige leken. Wat levert dat alles op voor de broodnodige verheldering en verdieping van het geloof? Welke religieuze visie steekt achter de vernieuwing? En houdt deze visie dan rekening met een tweede element naast de visie: zich realiseren dat gemeenteopbouw in een bepaalde situatie geschiedt, aan het begin van de 21e eeuw en in een levensbeschouwelijk kritisch Nederland. Dit vraagt om een betrouwbare kennis. In dit handboek wordt gebruik gemaakt van een brede schat aan empirisch onderzoek en theorievorming omtrent de geestesvorming van de moderne mens. De literatuurlijst bewijst dit.

Wegen en modellen

Je kunt een visie voor ogen hebben, je de situatie realiseren, waarin deze visie ontwikkeld moet worden, maar dat is niet genoeg. Van de discipline gemeenteopbouw wordt een 3e element verwacht: de wegen tekenen en de modellen en strategieën ontwikkelen om de voorwaarden voor het realiseren van de visie in onze tijd daadwerkelijk aan te pakken. Deze methodische veranderingen moeten ingaan op relevante ontwikkelingen in de samenleving.

Mij valt op dat Jan Hendriks bij herhaling hamert op de invoering van de methode van ‘de lerende gemeente’. Deze methode ontwikkelt hij vanuit de praktische theologie, dus vanuit een theologische handelingswetenschap. En deze is gericht op het vernieuwen van het handelen van gelovigen. Hij richt zich op de innerlijke krachten, die dat handelen bepalen: verlangen en vertrouwen.

De empirische voorwaarden voor de invoering van die methode moeten wij niet onderschatten. Ik zeg niet dat wij het daarom niet moeten doen. Maar Hendriks haalt de praktisch theoloog Bäumler aan, die spreekt van een diepgeworteld complex van autoritaire structuren in de kerk, zowel bij de leiding als bij de leden. Voor een lerende gemeente wordt van de leiding, zowel pastores, bestuurders als vrijwillige leiders gevraagd, dat zij de (mede)gelovigen als subjecten van kerk-zijn benaderen, die mede de identiteit, de doelstellingen en taken en de structuur van de lokale geloofsgemeenschap bepalen.

De lerende parochie/gemeente vraagt stimulerende leiders die hun taak opvatten als dienst. De goede leider is in de eerste plaats dienaar; iemand die aanwezig is als iemand die dient. Een heel goede typering vind ik in zijn wervingsadvies: wij moeten in de werving niet op zoek gaan naar goede leiders en hen vervolgens vragen hun taak als dienst op te vatten. Wij moeten op zoek gaan naar mensen die als het ware van nature dienaars zijn, en hen vragen de leiding op zich te nemen.

Manager en leider

Hij plaatst managementtype en leiderschapstype naast elkaar met de volgende karakterisering:

Management staat voor hiërarchische verhoudingen, is taak- en resultaatgericht, laat zich leiden door zakelijkheid en efficiency, is uit op controle van processen en mensen en is vooral gefocust op het belang van de eigen ‘club’.

Leiderschap staat voor relaties, is gespitst op dromen en een totaalvisie, is er op uit mensen en groepen te stimuleren en te dienen en voelt zich medeverantwoordelijk voor de maatschappij als geheel (pag. 100).

Wij weten allemaal hoe groot het verzet onder pastores is tegen het ‘manager-zijn’ in het pastoraat. De ervaring leert dat dit verzet alleen bepaalde aspecten kan betreffen en de rest in tact laat. Daarom is een subtiele benadering nodig om aspecten van het managerstype en van het leiderschapstype in de pastores zelf te herkennen. Pastores zouden met en voor elkaar criteria moeten opstellen die beide typeringen karakteriseren. Daarbij zou het misschien kunnen helpen niet zozeer de twee typen als polen te gebruiken die tegenover elkaar staan, maar als balken te tekenen waarop criteria een meer en minder aangeven.

Corresponderend aan het leiderschapstype staat in de lerende gemeente de aandacht voor de ‘gewone’ parochianen centraal. “Ruim baan voor het ambt van alle gelovigen”, zegt Jan Hendriks als gereformeerd gelovige. Dit heeft consequenties voor de structuur: “In het algemeen geldt dat een hiërarchische structuur de vitaliteit belemmert”. Als katholiek praktisch theoloog vind ik deze opmerking te algemeen. Een theologisch agoog moet dienstbaar kunnen zijn aan een katholieke hiërarchisch gestructureerde parochie. Ook een door de bisschop aangestelde katholieke pastor heeft de taak een hermeneutisch leider te zijn en samen met zijn parochianen een agogisch leerproces aan te gaan waarin parochianen ruimte krijgen om hun geloven en dienen mede gestalte te geven.

Aan de hand van de stappen die Jan hiervoor tekent zouden wij dit agogisch proces als volgt kunnen tekenen:

In de voorbereiding is het door de open onderlinge en externe communicatie mogelijk, problemen verder dan hun oppervlakteverschijnselen uit te diepen. Daarmee kun je bereiken dat je ook diepere lagen in de motivatie raakt om ingrijpende veranderingen toe te passen.

In de uitvoering vraagt Hendriks aandacht voor een nieuwe tot nu toe door hem niet vermelde benadering, the appreciative inquiry: stel de succesverhalen centraal. Verandering kan worden bewerkstelligd als wij ons richten op wat goed werkt. In de startfase moeten positieve ervaringen naar boven worden gehaald. Al te zeer hebben wij momenteel aandacht voor wat misgaat. Daarnaast wordt in dit proces de waarde van ieder kerklid onderstreept. In beginsel moeten allen gezien en gehoord worden. Het is de moeite waard de samenvatting van deze methode op pag. 120 e.v. te lezen.

In de evaluatie moeten de vragen centraal staan, of de problemen zijn opgelost, of het goede uit het verleden zijn kansen heeft gehad. Maar in de evaluatie moeten ook de dragers van het proces aan de orde komen: hebben wij elkaar serieus genomen; is de motivatie gegroeid.

Trends in kerk en samenleving

Deze stappen van de lerende gemeente moeten ingaan op de relevante trends in kerk en samenleving. Hendriks tekent deze als volgt:

Differentiatie: de leefwereld van de huidige mens valt uiteen in een veelheid van wereldjes. Dat betekent niet, dat de kerk marginaliseert, maar de kerk is niet de enige instantie die de mens in zijn zoeken naar zin moet kunnen aanspreken.

Commercialisering: Jan Hendriks waarschuwt: de kerk dreigt in handen van economen te komen met een denken in termen van product en effectiviteit. Medegelovigen zijn geen cliënten maar mensen, die een thuis, een herberg zoeken.

Afbrokkeling van zware verbanden: wat betekent het dat gelovigen in een afwijzen van de kerk hun antipathie richten op het instituut? Dat betekent niet dat zij hun leven graag zien opgaan in “gulzige small communities” . Juist op spiritueel terrein is de mens zeer mobiel en stelt inhoudelijk zeer persoonlijke eisen.

De moderne mens is geen godloochenaar, maar hecht grote waarde aan het persoonlijk ervaren van God. De parochie moet een plaats zijn waar mensen op het spoor van God komen. Als zij de kerk verlaten, hebben zij dát gemist. Voor ons kerkgangers geldt dan de vraag: nemen wij kerkverlating serieus? Pastores staan voor de keus: moeten wij door ingrijpende veranderingen trouwe kerkgangers voor het hoofd stoten?

Wij formuleerden de conclusie: Als wij er niets aan doen, verdwijnt de kerk. Maar het probleem is niet: er wordt niets aan gedaan, maar dat de inzichten in wat er aan gedaan moet worden, nogal verschillen.

Johannes XXIII heeft met zijn Aggiornamento als karakteristiek voor het 2e Vaticaans Concilie hoop gewekt de kerk weer bij de tijd te brengen. Op een lager echelon en bescheidener, maar met even grote overtuiging wil Hendriks met de lerende gemeente de parochie weer bij de tijd brengen.

Piet van Hooijdonk

De auteur bespreekt: Het hart van gemeenteopbouw, geschreven door Jan Hendriks, 2008, uitgeverij Kok, Kampen. Deze bespreking is een bewerking van een tekst die eerder verschenen is in WKO (Werkverband Kerkelijk Opbouwwerk) Nieuwsbrief van oktober/november 2008, nr.68.

 


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol