17/11/06
Van soloreligieus naar transreligieus
Toen wij een jaar geleden in de Rode Hoed bijeen kwamen om voor het eerst over het verschijnsel ‘soloreligieus’ te debatteren, vroeg ik mij hardop af of ik ook zelf bij de categorie solo-religieuzen hoorde. Ik had het artikel van Jan Oegema erover in Trouw (19 maart 2005) gelezen en twijfelde: ergens kon ik me wel in de typering van de soloreligieus herkennen.
Ook ik heb nooit veel heil gezien in dat wat Oegema ‘traditioneel kerkelijk christendom’ noemt. Vooral het vrouwbeeld lag mij zwaar op de maag. Ook bij mij is weinig overgebleven van het door de vaderen geformuleerde dogmatische geloofsgoed. Al vele jaren geleden nam ik afscheid van een supranaturalistisch patriarchaal godsbeeld – van een vadergod die boven deze wereld zweeft. Ik werd geïnspireerd door de inmiddels dertig jaar oude woorden van de theologe en filosofe Mary Daly: als God mannelijk is, is het mannelijke God. Op een vlijmscherpe manier legde zij de vanzelfsprekende verbinding tussen het mannelijke en het goddelijke bloot, en de machtsfactoren die in kerk en samenleving daarachter schuilgaan.
Religieuze transformaties
Inmiddels geloven ook veel kerkgangers en randkerkelijken niet meer in zo’n godsbeeld – tenminste als wij op opiniepeilers en de bijdragen aan de discussie over ‘de persoonlijke God’ in Trouw en VolZin mogen afgaan. En zelfs dominees en kerkelijke hoogleraren, zoals de Kampense theoloog Frits de Lange, geven nu volmondig toe niet meer in een buiten deze werkelijkheid gesitueerde God te geloven. Zij allen geven aan ‘de grond van het bestaan’, ‘het geheim’, ‘het mysterie van het diepste van ons leven’ nieuwe namen en nieuwe invullingen.
Maar terug naar mezelf. Ik vertoon zeker trekken van een soloreligieus als het om het afscheid nemen van het ‘oude dogmatische’ gaat, maar als ‘echte’ solo-religieus zou ik dan ook kerk en theologie moeten verlaten: mij niet meer “gelovig” noemen – hoe afwijkend ook – niet meer af een toe naar de kerk gaan omdat ik van de bezinning en het gezamenlijke zingen en de rituelen houdt. Ik zou als autonoom individu op zoek moeten gaan naar een ‘vrij beleefde religiositeit’. Maar wie bepaalt eigenlijk wat ‘vrij beleefde religiositeit’ is? Waarom moet ik definitief afscheid nemen van een traditie die nog steeds aan transformatie onderhevig is? Is een religieuze traditie werkelijk zo monolithisch en beknellend als de soloreligieus ons wil doen geloven? Is er geen inspiratie, waarde en richting meer te vinden in religieuze tradities? Zijn ze te vereenzelvigen met de instituten die daaruit zijn voortgekomen? Allemaal vragen die de publicatie van Jan Oegema in mij opriep, waarvoor mijn dank, Jan, ze scherpen mijn geest. Alleen denk ik, dat ‘de’ Geest op een veel vrijere manier waait dan de soloreligieus voor waar wil houden. Ik zal u daarvan een voorbeeld geven.
Moderne devoties
Samen met Inez van der Spek, mijn collega op het Dominicaans Studiecentrum en met Ida Overdijk, eveneens theologe en programmamaker bij IKON televisie, heb ik een boek gemaakt dat de titel heeft gekregen: Moderne devoties. Daarvoor hebben wij 14 vrouwen, afkomstig uit verschillende religieuze tradities, gevraagd of zij een persoonlijk essay willen schrijven over wat en hoe zij geloven. Wat inspireert hen in hun eigen religieuze traditie en wat hebben zij daarin achter zich gelaten? Welke rol speelt geloven in hun dagelijks leven en binnen het werk dat zij doen?
Wij hoopten als redactie op mooie bijdragen, maar wat wij toegestuurd kregen waren juweeltjes. Eén voor één gunnen de auteurs de lezer een kijkje in hun leven. Zij vertellen met open vizier en een groot vermogen tot zelfreflectie over de inspiratie die zij uit ‘geloven’ halen; wat zij kwijt willen uit hun religieuze traditie en wat zij willen meenemen. En daarbij maken zij zelf uit wat heilzaam is en wat niet, zelfbewust en kwetsbaar tegelijk. Nieuwsgierigheid, openheid naar de ander en naar andere religies zijn kenmerkend voor deze vrouwen. Zij laten zich door de dagelijkse realiteit religieus inspireren, en zij zien geloven niet als iets dat door het verleden is bepaald, maar als iets dat je in het hier en nu opnieuw vorm kunt geven. Soms in breuk en soms in continuïteit met het verleden. Hart en verstand komen in deze verhalen bij elkaar wat maakt dat ze zowel ontroerend zijn als ook uitnodigen tot verdergaande reflectie.
Religieuze diversiteit
Er zijn veel lovende recensies verschenen. Jan Greven meende zelfs in Trouw dat dit de weg is die de religieuze reflectie zal gaan: “De weg van de vrouwen, vanuit dagelijkse ervaring. Niet die van de mannen.” Zelf hoop ik eigenlijk dat het ook de weg van de mannen zal zijn of misschien zal worden, omdat ik de indruk heb, dat de manier waarop deze vrouwen de vragen naar waarde en richting in hun leven benaderen een belangrijke route voor vrouwen én mannen kan zijn – weg van het dogmatische, weg van het of/of denken; op zoek naar een manier van leven van en/en. Dingen worden niet bij voorbaat gecensureerd of uitgesloten.
Zo laten de auteurs zich inspireren door verschillende religieuze tradities zonder zich door het verwijt van syncretisme te laten afschrikken. Er gebeuren cross-overs, van één religie naar een andere en men vraagt zich geen moment af of dat wel mag. Religieuze diversiteit wordt niet als bedreigend ervaren, maar als een verrijking gezien.
Zo beschrijft Annemiek Schrijver, opgegroeid in een streng gelovig vrijgemaakt gereformeerd gezin, hoe ze zich laat inspireren door het Tibetaanse boeddhisme. Toen haar stiefzoon Michael plotseling bij een verkeersongeluk om het leven kwam, gaf iemand haar het Tibetaanse boek van leven en sterven van Sogyal Rinpoche. Begrippen als vrede, mededogen, wijsheid, die haar van jongs af aan vertrouwd waren maar toch heel abstract bleven, kwamen tot leven. Zij verdiepte zich in boeddhistische spiritualiteit en deze wierp een nieuw licht op haar eigen christelijke traditie. Ook de joodse publiciste en rabbijn in opleiding Tamarah Benima, heeft een andere religieuze traditie in haar leven opgenomen: het soefisme. Voor haar is het niet moeilijk om een diepere laag in de verschillende religies te vinden. Zij ervaart de religieuze tradities, waarmee zij zich existentieel verbonden voelt als een verrijking in haar leven. Zij schrijft: „Net zoals ik het prettig vind om vloeiend Engels en vloeiend Duits te kunnen spreken, en me te kunnen behelpen in het Frans en het Hebreeuws, zo vind ik het prettig om verschillende religieuze talen te spreken, zodat ik met anderen in hun religieuze taal kan communiceren.“
Religieuze identiteit is hier niet gebonden aan één religie. Noch verdedigt men de eigen religie koste wat kost, noch zet men zich er krampachtig tegen af. Men wikt en weegt en neemt uiteindelijk dat mee wat als heilzaam wordt ervaren. En men staat open voor tot nu toe nog onbekende religieuze en levensbeschouwelijke invloeden en vindt daarin nieuwe inspiratie. In de theologie wordt dit steeds vaker voorkomende fenomeen aangeduid met het begrip multiple religious belonging.
Denken in veelvoud
Staat de soloreligieus open voor deze manier van ‘religieuze flexibiliteit’*, die ook weer terug kan leiden naar de eigen of naar andere religieuze tradities? Mag het om ‘transformatie van geloven’ gaan of is geloven op zichzelf uit den boze? Gert Peelen schreef als “begin van een antwoord” op de vraag wat de soloreligieus beweegt op 14 oktober jl. in Trouw :
“In de principiële weigering iets te vinden ligt zijn belangrijkste motief, en in het inzicht dat eerdere antwoorden op eeuwige vragen niet langer bevredigen. Dat laatste geldt zowel de onwankelbare waarheden uit de traditionele godsdienst als de apodictische leerstelligheid van het hedendaags atheïsme. Het is dan ook onzin soloreligieuzen ‘gelovigen’ te noemen.”
Maar creëert de soloreligieus met deze uitspraak niet zelf datgene, waartegen hij zich verzet? Namelijk nieuwe dogma’s, zoals: “Je mag je niet ‘gelovig’ noemen” en “er mag niets gevonden worden”, met als hogepriester Rutger Kopland en diens gebod: “Wie wat vindt heeft slecht gezocht.” Is dit niet ook apodictische leerstelligheid, een theoretische constructie, die diegenen uitsluit, die ook niet langer de onwankelbare waarheden van kerk en atheïsme omarmen, maar die hun zoektocht naar richting en waarde in hun leven wel met “geloven” in verband brengen en voor hun inspiratie niet alleen in kunst en literatuur op zoek gaan maar ook in verschillende religieuze tradities?
Ik zou ervoor willen pleiten de ruimte voor het mysterie, voor de verwondering en de gevolgen ervan niet te snel weer te beperken met alles wat niet mag. Ik voel meer voor het verkennen met open vizier, zoals dat in de verhalen van moderne devoties gebeurt. Laat open of iemand wel of niet iets wil vinden dat waarde en richting aan zijn of haar leven kan geven, binnen of buiten de bestaande religies en hun veelkleurige tradities. Neem afstand van kant en klare kaders, waarin het nieuwe moet passen. Sluit niet bij voorbaat iets uit en bepaal religieuze identiteit niet ten koste van de ander, maar in samenspel. Kortom: leer denken in veelvoud.
De vrouwelijke transreligieus
Net als de soloreligieus horen de auteurs van Moderne devoties niet per se bij een vaste groep. Zij denken en handelen individueel, maar niet individualistisch. Zij zijn gehecht aan vriendschap, liefde, empathie en het ‘er voor elkaar zijn’. In die zin zijn ze niet soloreligieus, maar transreligieus – zij slaan bruggen naar andere mensen, naar andere levensovertuigingen in religieus en seculier opzicht op zoek naar het goede leven voor zichzelf en anderen.
Ik vraag me af of de verschillen die ik zie tussen de solo- en transreligieus genderspecifieke kenmerken zijn. Enerzijds het op communicatie en de ander gerichte denken en doen van de vrouwelijke transreligieus en anderzijds de “lonesome cowboy’ heroïek van de solo-religieus? Mijn indruk is namelijk dat veel vrouwen helemaal niet “de stad willen verlaten, alléén de rivier willen doorwaden en eenzaam in het open veld willen staan”, zoals de soloreligieuze dichter C.O. Jellema het schetst. Zij hebben juist behoefte aan binding en gemeenschap. Zij willen zich wel laten inspireren door kunst en literatuur, maar dat gebeurt te midden van hun dagelijks leven, met partner, met vrienden en vriendinnen, kinderen, katten. De trivialiteit van het alledaagse – boodschappen doen, koken, voor de kinderen zorgen – krijgt een plaats in hun religieuze reflectie. Anders dan bij de mystiek-introspectieve soloreligieus, die de eenzaamheid koestert en afstand zoekt tot de wereld.
Kortom: “ein tiefer garstiger Graben” – een diepe kloof – gaapt tussen de mannelijke soloreligieus en de vrouwelijke transreligieus. Komt het nog goed tussen die twee?
De soloreligieus mag het zeggen!
Manuela Kalsky
Lezing van de auteur in Klooster Wittem tijdens een studiedag op 21 oktober 2006 over: wat beweegt de soloreligieus?
* Onder de noemer ‘religieuze flexibiliteit’ gaat in januari 2007 een nieuwe website van start - www.reliflex.nl - een samenwerkingsproject van Zinweb en het Dominicaans Studiecentrum.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.