11/2/08
Jezus van Nazareth - Een studie van Joseph Ratzinger, Benedictus XVI
Het is een novum, dat een Paus zijn persoonlijk gelovig en theologisch denken ter discussie stelt, zoals Joseph Ratzinger, Benedictus XVI dit doet in zijn boek Jezus van Nazareth.
Onder theologen is de discussie op gang gekomen. In katholiek Nederland is het nog opmerkelijk stil. Elders wordt lovend en kritisch commentaar publiekelijk al uitgesproken. Of de paus zelf zich in deze discussie gaat mengen, moet nog blijken. In zijn boek zegt hij, dat hij niet 'ex cathedra' zijn boek heeft geschreven. Hij wekt de indruk ruimte voor een open gedachtewisseling te scheppen.
Voorop zou ik willen zeggen, hetgeen Ratzinger zelf al in zijn voorwoord doet, Ratzinger schrijft dit boek als een gelovige. Hij presenteert zichzelf als gelovige, als gelovige in Jezus van Nazareth, de Zoon van God.
Temidden van de discussies die momenteel ook in katholieke kringen de ronde doen, merk ik, dat ik een gelijksoortig startpunt kies. Een opmerking van Bram van de Beek, hoogleraar dogmatiek aan de VU, in een kort commentaar in Trouw op de belangstelling voor de zichzelf atheďstische dominee noemende Klaas Hendrikse, was mij uit het hart gegrepen: “Het christelijk geloof staat of valt met de belijdenis dat Jezus God is”. “Als we het in de kerk over God hebben, dan hebben we het over een heel concrete persoon: Jezus van Nazareth”. Dit kan ik zeggen en tegelijk een kritisch iemand aanbevelen het boek van Klaas Hendrikse te lezen: 'Geloven in een God die niet bestaat'.
In deze zelfde lijn zie ik Ratzinger zijn boek openen: "In mijn jeugd (het was ook mijn jeugd, PvH), bestond er een hele reeks boeken, waarin bezielend over Jezus geschreven werd... . Al deze boeken tekenden op basis van de evangelies het beeld van Jezus Christus: hoe Hij als mens op aarde leefde, maar - volledig mens - tegelijkertijd God bij de mensen bracht, met Wie Hij als Zoon één was. Vanaf de jaren vijftig veranderde de situatie. "De 'historische Jezus' en de 'Christus van het geloof' raakten van elkaar los en kwamen steeds verder uit elkaar te liggen" .
Zo begint het boek van Ratzinger. Kernachtig omschrijft hij zijn bezorgdheid, in het bijzonder zijn zorg omtrent de historisch-kritische methode van de exegese, zonder deze methode te willen afwijzen. Integendeel; hij behoort bij het intreden van God in onze menselijke geschiedenis. Maar feitelijk verloor het geloof in Jezus als Gods Zoon in de historische Jezusbeelden hoe langer hoe meer zijn oriëntatie.
Ratzinger is een dogmaticus. Hij is zich bewust dat hij in die hoedanigheid dit boek heeft geschreven. Een bevriend exegeet formuleerde het voor mij als volgt:
"Ratzinger schrijft dit boek als een dogmatisch theoloog die zich door de bijbelwetenschappen laat inspireren.
Hij noemt ook de voornaamste auteur op wie hij terugvalt: Rudolf Schnackenburg, uit dezelfde tijd waarin Ratzinger in Duitsland doceerde. Daardoor is zijn schets van de historisch-kritische methode ook gedateerd, en zal zijn commentaar vanuit eenzelfde intentie nú anders moeten luiden. Maar hij gaat door heel zijn boek heen knap met exegetische inzichten om".
Zelf ben ik een praktisch theoloog. De inzichten van de praktische theologie hebben zowel met waarheidsvinding als met waarheidsverkondiging te maken. In de kerk – de kerkelijke gemeenschap – is ook de Waarheid aan de wetmatigheden van de communicatie onderworpen. Bij sommige dogmatici tref ik de neiging waarheid los van deze wetmatigheden te zien. De bovengenoemde observatie van Ratzinger: "De historische Jezus en de Christus van het geloof raakten los van elkaar" wordt door hem onwillekeurig op het conto van de historisch-kritisch werkende exegeten geschoven en niet op het conto van die dogmatici en verkondigers die de onveranderlijkheid van de kerkelijke waarheid omtrent Jezus van Nazareth hoog in hun vaandel schrijven, en deze onveranderlijke waarheid verdedigen tegenover het twijfelzaaiende modernisme.
Als inleiding op enkele artikeltjes over het boek zou ik in dit eerste artikel enkele vragen willen stellen bij de communicatieve kwaliteit van de gedachtegang die Ratzinger in zijn boek uitwerkt.
Ik heb daarvoor drie invalshoeken:
- Moderniteit
- Religieuze bewegingen
- Godsdienstig-kerkelijke beleving in Nederland.
Om de communicatieve kwaliteit van een boodschap te bekijken, is een analyse van de context waarin die boodschap wordt uitgesproken, belangrijk. Ratzinger is zich van deze drie invalshoeken bewust.
1. Moderniteit
Voor een analyse van moderniteit in de Nederlandse samenleving is de in 2006 verschenen studie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid belangrijk: 'Geloven in het publieke domein', verkenningen van een dubbele transformatie.
Daarin lees ik: "De institutionele religie is verlegen met moderniteit." Onder leiding van een katholieke voorzitter, W. van de Donk, hoogleraar in Tilburg, worden door de wetenschappers in dit boek in gematigde bewoordingen over de kerk gesproken: de kerk is verlegen met moderniteit.
De fundamentele bezwaren van de kerken zijn ons bekend. Eenvoudig geformuleerd:
- de ratio als beslissende instantie voor de waarheid
- de secularisatie die geloof en kerk uit de samenleving bant.
Uit gesprekken en toespraken in kerkelijke kringen geef ik mijn indruk weer. Ik voeg daar aan toe: als de kerken zó moderniteit karakteriseren, werken zij aan een self-fulfilling prophecy: de kerk prijst zich uit de moderne wereld.
Beide karakteristieken worden door de onderzoekers aan de orde en onder kritiek gesteld. Dit laatste betekent, dat door de kerken na hún analyse genuanceerder over moderniteit gesproken en geoordeeld moet worden. Dit laatste heeft al direct consequenties. In de kerken is gebruikelijk te zeggen, dat de kerken in de moderne samenleving aan de marge zijn komen te staan. Onderzoekers dichten de kerk een veel centralere plaats toe dan de zijlijn. Tussen privé en staat onderscheiden zij civil society, oftewel het publieke domein, het maatschappelijk midden van de verbanden. Uit hun observaties concluderen de onderzoekers: in het publieke domein spelen de kerken een belangrijke rol; zij verlenen spirituele en praktische bijstand en genereren ook breder sociaal engagement. Meer dan proportioneel zijn de kerkleden onder de maatschappelijke vrijwilligers te vinden. Wat wij de laatste tijd steeds meer horen, zeggen ook deze onderzoekers: de kerken benutten de kansen niet die hun maatschappelijk geboden worden. Zij zijn teveel met hun eigen interne problemen bezig.
Ratzinger wekt in dit boek over Jezus ook de indruk dat hij de moderniteit allereerst als een gevaar voor het religieuze leven ziet. Maar er zijn passages die het uitdagende karakter van moderniteit voor de katholieke kerk onderstrepen.
In de context van moderniteit kan men niet zeggen, dat deze studie er op uit is te behouden wat eens als christelijk geloof heeft gegolden. Als je zoiets schrijft, signaleer je tegenstrijdige gevoelens die samenhangen met zijn disciplinaire maatregelen als prefect van de congregatie van de geloofsleer, die weinig begrip en openheid toonde voor de ontwikkelingen in de theologie.
Joseph Ratzinger is als theoloog niet eenvoudig in te schalen in categorieën van conservatief of progressief theoloog, als hij spreekt over Jezus van Nazareth. Om een zicht op zijn denken te krijgen heb ik teruggegrepen op zijn studie "Dogma und Verkündigung" die hij gepubliceerd heeft vóór de tijd van zijn Romeinse functies, toen hij hoogleraar Dogmatiek was aan de Katholieke Theologische Faculteit van de Universiteit Regensburg (1973). Hij geeft daarin zijn commentaar op de Nieuwe Catechismus, die onder auspiciën van de Nederlandse bisschoppen in 1968 verscheen. In het algemeen karakteriseert hij die Holländische Katechismus als een van de mijlpalen in de religieuze literatuur van onze eeuw. Hij prijst het boek, omdat aan de huidige mens met zijn vragen recht wordt gedaan en temidden van deze vragen het geloven een plaats geeft. "In der erfrischenden Menschlichkeit des Katechismus sehe ich seine eigentliche Stärke und Grösse, in einer Menschlichkeit die von einer tiefen, echten und warmen Religiösität bewegt ist". Hij ziet daarin het geestelijke klimaat van de Nederlanden, waarin de Navolging van Christus geschreven is en de opnieuw in de theologische belangstelling gekomen Erasmus heeft geleefd. Tot de mooiste en indrukwekkendste hoofdstukken rekent hij die over de zonde en over het leven van Jezus van Nazareth. Hermeneutisch acht hij de verbinding tussen de hedendaagse viering van het kerkelijk jaar met de hoogtepunten in het leven van Jezus van grote waarde.
Maar de dogmaticus Ratzinger mist het dogma in de catechismus. Hij ziet de Nieuwe Catechismus vooral als beschrijvend, een zuiver fenomenologisch denken, met nadruk op de menselijke ervaring. De behandeling van deze menselijke ervaringen en het oplichten van het geloof geschieden op hetzelfde niveau. Exegese en dogma staan naast elkaar. De verhouding tussen beiden worden totaal niet doordacht. Door ze naast elkaar te laten, daardoor wordt aan beiden geen recht gedaan.
2. Religieuze bewegingen
In het verlengde van moderniteit en de door de WRR gesignaleerde kansen voor de kerken schenken wij aandacht aan wat ook in kerkelijke beleidskringen genoemd worden: "de religieuze bewegingen". De kerken krijgen er oog voor, dat in onze geseculariseerde samenleving in en naast de ouder wordende grote kerken, nieuwe, vitale en wervende religieuze bewegingen ontstaan, christelijke en niet-christelijke, die van zich laten spreken.
In de ontwikkeling van deze nieuwe religieuze bewegingen speelt voor de kerkelijke overheid de waarheidsvraag een belangrijke rol. De minste moeilijkheid heeft zij met die bewegingen, die voor een orthodox-christelijke geloofsovertuiging staan. Voor hen is Jezus de unieke en onvoorwaardelijke openbaring van God en Gods Heilswil. Zij staan in de lijn van het kerkelijk leergezag. Maar er zijn er ook, die de waarheidsclaim van de kerk geformuleerd in dogma's – op voorhand – niet aanvaarden. Voor hen is de eigentijdse werkelijkheidsbeleving uitgangspunt voor de waarheidsvinding. Zij zijn gevoelig voor de historische veranderingen in de oorspronkelijke Boodschap van Jezus van Nazareth. De verschillende bronnen en formuleringen in de Heilige Schrift zijn daarvoor een ondersteuning. De betiteling van Jezus als Zoon van God is een Oudtestamentisch begrip, dat steeds weer opnieuw vanuit verschillende contexten begrepen moet worden. Voor hen is de onzichtbare God van Exodus (Ex. 33, 18 e.v.) ook beslissend voor het verschijnen van God in Jezus van Nazareth. In de katholieke beeldvorming heeft God in Jezus van Nazareth een zeer menselijke, tastbare gestalte gekregen. Maar in de huidige tijd gaan heel veel gelovigen daarin niet mee. De mens Jezus is eerder een mysterievolle profeet dan Gods Zoon. Zij voelen zich vertrouwd met het Godsbeeld van Exodus 33, 20: "Mijn gezicht zul je niet zien".
Theologen die deze tegenovergestelde uitgangspunten trachten te verzoenen, beginnen allereerst aansluiting te zoeken bij de moderne werkelijkheidsbeleving (van jongeren en jongvolwassenen in deze nieuwe religieuze bewegingen). Zij onderkennen de historische herinterpretatie en herformulering van de evangelische boodschap in deze bewegingen. Daarvoor zijn zij op zoek naar nieuwe waarheidscriteria, die zowel recht doen aan de vanouds verkondigde waarheden als aan herkenbare uitingen van het huidige menselijke levensgevoel. De God die zich niet laat zien aan Mozes in het verhaal van Exodus is vanouds een beeld van de onzichtbare God in de verkondiging van de Kerk. Maar de atheďstische dominee Klaas Hendrikse zal ditzelfde beeld anno 2007 aanhalen om zijn geloof uit te leggen: "in een God die niet bestaat".
Een belijdenis van de onzichtbare God betekent niet dat deze het bestaan van God ontkent. Maar deze belijdenis vraagt wel respect voor de zoekende en tastende mens die God niet kan vatten.
Soms wekken kerkelijke gezagsdragers de indruk dat de kerk alleen ruimte heeft voor 'orthodoxe' religieuze bewegingen. Naarmate je de huidige problematiek van de nieuwe religieuze bewegingen omschrijft en analyseert, ontdek je dat de theologie van Ratzinger de beweging vanuit het levensgevoel wel erkent, maar niet meemaakt en verwoordt. Hij zal allereerst starten bij wat eens, dogmatisch, over Jezus van Nazareth is geformuleerd en zal zich in zijn analyse laten leiden door beelden van de Heilige Schrift en wat de bijbelwetenschappen hem daarover kunnen vertellen.
3. Godsdienstig-kerkelijke beleving in Nederland
De voorgaande paragraaf tekende al een samenhang van cultuurhistorische ontwikkelingen in de gelovige beleving van Jezus van Nazareth. Aan de hand van empirisch onderzoek willen wij nu de studie van Ratzinger plaatsen in de actuele godsdienstige beleving van de katholieke Nederlander.
In het gesprek van Peter Seewald met kardinaal Joseph Ratzinger, neergeschreven in het boek 'Zout der aarde' (oorspronkelijk 1996) lezen wij een opmerkelijke typering van de Nederlandse katholieke kerk: "….omslag van een reeds achterhaalde afzondering naar een nieuwe situatie werd door het Tweede Vaticaans Concilie versneld en heeft toen 'explosieve' kenmerken gekregen. Nu werd plotseling alles in twijfel getrokken… Niet alleen de pastorale strategieën die duidelijk verouderd waren, maar het wezen van de kerk en van het geloof stond zelf ter discussie. Het Tweede Vaticaans Concilie, dat het startschot was voor ingrijpende veranderingen, leek nu een algemene volmacht om alles te verifiëren en alles zoveel mogelijk te veranderen. Zo was al snel de katholieke identiteit nauwelijks nog herkenbaar, alles was immers in een stroomversnelling geraakt… Dat leidde weer ertoe, dat door deze grote ontnuchtering, het geloof en de kerk een nieuw begin konden maken en hun essenties, na alle débâcles, opnieuw probeerden te vinden. Nederland is niet meer een van de contestatiecentra maar toont ons eerder hoe het verder gaat als men op dood spoor is beland".
Het is interessant hoe poly-interpretabel een situatie kan zijn en hoe gekleurd een niet empirisch onderbouwde analyse verloopt.
Empirisch onderzoek naar religieus gedrag in 'God in Nederland' geeft aan dat onder Nederlanders (dus niet alleen de katholieken)
in 1966 59%
in 2006 40% de opvatting deelden, dat Jezus Gods Zoon, of door God gezonden was.
Daartegenover staat een menselijke opvatting van Jezus:
Hij was een bijzondere mens met buitengewone gaven
in 1966 deelde 18%
in 2006 deelde 29% deze opvatting.
Hij was een gewoon mens zoals iedereen
in 1966 deelde 15%
in 2006 18% deze opvatting.
Kijken wij specifiek naar katholieken, dan zeiden in 2006 50% van de katholieken de opvatting te delen, dat Christus de Zoon van God is, of door God is gezonden.
Het onderzoek van 'God in Nederland' geeft verder aan, dat het percentage katholieken dat in Jezus als 'Zoon van God' gelooft stijgt naarmate de banden met de kerk nauwer beleefd en in gedrag omgezet worden.
Het bovenstaande kan men beschouwen als indicaties op basis van schriftelijke vraagstellingen. Naarmate langer met de onderzoekstechniek gewerkt is, worden gegevens betrouwbaarden.
Sociologen zijn geneigd katholieken in hun religieus gedrag steeds meer 'tot de gewone burgers' te rekenen. Zij reageren op gelijksoortige wijze op ontwikkelingen in onze samenlevingscultuur. Maar iedere religieuze groepering ontwikkelt ook zijn eigen gedrag, afhankelijk van de sociale binding met de groep. Bij katholieken wordt het geloof in Jezus van Nazareth duidelijk mede bepaald door hun kerkelijk gedrag. Maar bij gelijk kerkelijk gedrag is het geloof van katholieken verschillend.
Piet van Hooijdonk
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.