30/8/09
Jezus, Icoon van de levende God
De nieuwtestamentische schrijvers hielden er niet één gemeenschappelijke theologische visie op na. Edward Schillebeeckx laat dat op overtuigende wijze zien in het tweede deel van zijn wereldberoemde trilogie over Jezus, Gerechtigheid en liefde. Alleen Jezus zelf belichaamt de eenheid van het Nieuwe Testament. Hij is degene naar wie de verhalen en gedachten verwijzen van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes – of van degenen die zich achter deze namen schuil houden. Hetzelfde geldt voor de auteurs van de nieuwtestamentische brieven. Allen verkondigen Jezus’ geschiedenis, zijn leven, lijden en dood in samenhang met zijn nieuwe leven ‘over de dood heen’. Ook de Engelse exegeet James Dunn stelde met een iets ander accent vast dat het Nieuwe Testament een diversiteit aan visies en verhalen bevat. Maar in al die diversiteit komt één gemeenschappelijke overtuiging van de eerste christenen naar voren, namelijk het besef dat zij dankzij Jezus in een kwalitatief nieuwe verbondenheid met God zijn komen te leven. Wat hen ten deel viel, had zich eerst getoond in Jezus.
Mens geworden
Vanaf het begin worden er door christenen twee dingen over Jezus gezegd. Ten eerste dat wie God wil kennen, zich in Jezus moet verdiepen. In zijn leven – historisch en concreet zoals alle mensenlevens, zwak en kwetsbaar zoals de meeste mensenlevens, gekwetst en gebroken en vroegtijdig beëindigd zoals de talloze mensenlevens die vaak als mislukt gelden – komt aan het licht hoe God is en wat het betekent in relatie met deze God te leven. Vandaar dat de evangelies gedetailleerd over hem vertellen. Vandaar dat gelovigen episoden uit zijn leven uitbeelden en erover mediteren. Vandaar dat mensen naar het land reizen waar hij geleefd heeft, op de plaats willen staan waar hij geboren is en gegeten heeft, willen zijn waar hij sprak, willen zien waar hij leed en stierf. Vandaar ook dat christenen, toen de kritische geschiedwetenschap ontstond, op zoek gingen naar wat er over hem historisch te achterhalen viel. Als er maar weinig bekend leek, werden zij onrustig. Het argument dat wij toch de verhalen over hem hebben die ons kunnen inspireren, overtuigde nooit echt. God is volgens de christelijke verkondiging immers geen verhaal of bijbelse tekst geworden. God is méns geworden. Hiermee zijn we bij het tweede dat vanaf het begin over Jezus wordt gezegd. Zijn levensgeschiedenis is niet te begrijpen tenzij verdisconteerd wordt dat zijn leven op een bijzondere manier met God verbonden is.
Wat er met en in hem gebeurde, getuigt steeds van die innige verbondenheid. Hij sprak niet alleen over God, hij geloofde niet alleen in God, hij handelde niet alleen in de naam van God – dat deed hij ook allemaal –, maar God was bij zijn geschiedenis op een speciale manier betrokken. Hij reikte niet alleen naar God, zoals alle mensen op hun manier het mysterie dat aan hun oorsprong ligt, dat hen draagt en waarop zij gericht zijn, willen doorgronden. God reikte ook naar hem, en via hem naar alle mensen en naar de wereld. Hij noemde niet alleen God zijn Vader, God behandelde hem ook als zijn welbeminde kind. Gods Woord sprak in hem en handelde door hem. Gods Geest bezielde zijn leven. Zelfs toen hij aan het einde was en gewelddadig werd gedood, was God niet afwezig. De God van leven was daarbij, zo verkondigt het Nieuwe Testament, en versloeg in hem van binnenuit de dood. Hij stond op tot een nieuw leven. Sindsdien is het koninkrijk van God reëel begonnen, het leven van mensen in de genadevolle en heilzame ruimte van Gods nabijheid. Dat was het dat hij verkondigde en al doende present stelde. Dankzij hem en dankzij hun nieuwe leven in relatie met hem, leefden de eerste christenen naar eigen overtuiging in een nieuwe betrokkenheid op elkaar en op God. In de doop stierven zij met hem en legden zij het oude leven af, en verrezen zij met hem tot een nieuw leven met God. In de eucharistie deelden zij zijn lichaam en verbonden zij zich in zijn bloed, zo steeds opnieuw zijn nieuwe lichaam wordend. Dit gebeurt nog altijd.
Incarnatie en ontlediging
Het is wat mij betreft de onvervreemdbare eigenheid van het christendom: de verkondiging dat God te vinden is in en via deze historische, breekbare en gebroken mens. Daarmee is de menselijke geschiedenis de ruimte geworden van Gods presentie. Gods Woord van wijsheid dat ordent en schept, dat leven wekt en koestert, is in hem ‘vlees’ geworden. Zo zegt het evangelie van Johannes het in ieder geval: God heeft zich in hem verbonden met onze wereld van vreugde en hoop, angst en verdriet, mogelijkheden en gevaren. Zonder reserve en geheel en al overgeleverd aan ons bestaan waar kwaad, dood en ondergang reële mogelijkheden zijn. ‘Incarnatie’, zegt het latere christendom om dit aan te duiden: vleeswording, menswording. ‘Kenosis’, zegt de apostel Paulus bovendien in een hymne die hij waarschijnlijk niet zelf geschreven heeft, maar die hij in zijn brief aan de Filippenzen noteert: ontlediging en vernedering. Gods grootheid heeft de gestalte aangenomen van kleinheid, Gods verhevenheid de vorm van nederigheid, Gods bevrijdende kracht de gedaante van overgave aan lijden en dood. Juist zo wil God groot, verheven en krachtig bevrijdend zijn.
Incarnatie, kenosis: met regelmaat wordt gesuggereerd dat we ook wel zonder dergelijke woorden kunnen. We zouden met name af moeten van ingewikkelde denkschema’s die het mysterie schenden door te suggereren dat het begrepen kan worden. Terug naar de eenvoud van de mens Jezus, weg met de speculatie dat – zoals eeuwen later concilies plechtig vaststelden – Jezus Christus één in wezen (homo-ousios) is met God de Vader, één persoon in twee naturen, een goddelijke en een menselijke. Nu het christendom verdwijnt, laat het Jezus als zijn nalatenschap achter, suggereerde Harry Kuitert in 1998. Waar de indruk bestaat dat het gelovigen gaat om het doorgronden en aanhangen van filosofische schema’s, is het inderdaad goed om tijdelijk afstand te nemen van de overgeleverde leer over Jezus als de Christus, de tweede persoon van de goddelijke Drie-eenheid. Dan is het zaak de verhalen over Jezus opnieuw te vertellen, zijn geschiedenis voor ogen te brengen en hem in woord, daad en gezindheid na te volgen. Dan is het van belang zichtbaar te maken dat het leven van alle mensen op een eigen manier hoopvol reikt naar God, zoals deze zich in het leven van Jezus toont. Het gaat uiteindelijk niet om Jezus, het gaat om de relatie tussen God en alle mensen, zijn zusters en broeders.
Jezus is dus niet de enige en trekt als Gezalfde van God niet alle aandacht naar zich toe. Jezus is de eerste, de voorganger, de toegang. Eerstgeborene, zegt Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen. Jezus is de Gezalfde van God door Gods rijk van ‘voluit goed leven’ te belichamen, te doen oplichten en te doen aanbreken. Als hij zieken geneest, is dat niet om zijn goddelijke macht te bewijzen en duidelijk te maken dat hij onze enige toegang tot God is, zoals Joseph Ratzinger suggereert in zijn boek over Jezus dat in 2006 verscheen. Het gaat erom dat het leven zoals God dat in de schepping bedoelt, wordt teruggewonnen: vreugde en vrijheid in plaats van pijn en beperking. Zo ís Jezus in zijn handelen de Zoon van God en dit waarachtig doorzien is in hem geloven. Zijn parabels hebben hun autoriteit niet omdat ze vertellen over het rijk Gods en omdat hij de mogelijkheid en de bevoegdheid om dat te onthullen rechtstreeks van God heeft ontvangen. Zijn parabels openbaren een nieuw zicht op het leven zoals het werkelijk is. Via de klaarblijkelijke autoriteit van de verhalen toont zich de autoriteit van de verteller; in de openbarende kracht van zijn spreken en handelen blijkt dat hij Gods openbaring is. Daarom benadrukt Schillebeeckx geregeld: het begon met een ervaring. Dankzij Jezus en in zijn voetspoor ontdekken christenen hoe het leven bedoeld is en iets daarvan zien zij al oplichten. Op die manier komt op ontledigde wijze Gods verhevenheid aan het licht.
Zwakte als kracht
Het hoort bij de incarnatie en de kenosis dat het niet steeds duidelijk is hoe je ze goed ter sprake kunt brengen. Als God zo intiem met de menselijke geschiedenis verweven is geraakt dat God en geschiedenis niet meer los van elkaar gedacht kunnen worden, dan is ook het spreken over deze verbondenheid tijds- en plaatsbepaald. Zo moeten wij bijvoorbeeld anders over God en Gods betrokkenheid, en dus over Jezus, spreken nadat wij onontkoombaar ontdekten dat er beelden en denkpatronen in de christelijke traditie zijn die de Shoah hebben bevorderd. Of een ouder voorbeeld: als Barthelomé de Las Casas (1484-1566) zegt dat in het lijden van de Indianen Christus opnieuw gekruisigd wordt, formuleert hij niet alleen een nieuwe visie op de oorspronkelijke bewoners van Amerika als volwaardige mensen. Hij verbindt Jezus, en daarmee God, direct met hun lijden.
Hier ligt voor mij het blijvende belang van de traditionele belijdenis. Waarom zou er nog altijd naar Jezus woorden moeten worden geluisterd en zouden zijn daden moeten worden nagevolgd? Niet, zo zou ik zeggen, omdat hij naar de gebruikelijke maatstaven indrukwekkend is. Hoewel geregeld het tegenovergestelde is gesuggereerd, is Jezus geen held of spirituele krachtpatser. Dat de herinnering aan hem nog leeft, is zelf al een wonder. Immers, zijn boodschap van heil bracht hem de ondergang. Het spreekt daarom niet vanzelf dat het verhaal van zijn woorden en daden nog steeds het doorvertellen waard zou zijn. De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) wees er graag op dat het christendom gebaseerd is op een mislukking. Inderdaad, het koninkrijk van God dat Jezus verkondigde, is niet ondubbelzinnig aangebroken en hijzelf schoot er het leven bij in. Maar precies daarin, zo zou ik zeggen, schuilt de uniciteit van het christendom en van Jezus als de Christus, die de traditie steeds geclaimd heeft, maar die tegenwoordig zoveel aanstoot geeft. Gods betrokkenheid spreekt in een geschiedenis die op geen enkele wijze van God lijkt te getuigen! De hoogste autoriteit wordt toegekend aan iemand die deze autoriteit nu juist lijkt te ontberen. Jezus’ uniciteit als verkondiger van God, zijn merkwaardige autoriteit, wordt zichtbaar in zijn kruisiging. Niet dat het uniek was om te worden gekruisigd, integendeel. Maar het is uniek dat Gods verhevenheid verbonden wordt met de ultieme vernedering van het kruis.
Deze uniciteit kunnen christenen niet claimen als een unique selling point voor hun religie. Deze autoriteit roept juist christenen zelf steeds weer tot de orde. Verbinden jullie je met de gekruisigden van deze wereld en hun roep op verlossing? Horen jullie die in hun zwakte verborgen autoriteit, die uiteindelijk de autoriteit van God is? Dit is het ultieme criterium. Als Gods Woord vlees geworden is, zwak en kwetsbaar, vernederd en vernietigd, dan moet God gezocht worden bij het zwakke, kwetsbare, vernederde en vernietigde. Niet uit masochisme, maar omdat daar de waarachtige bevrijding zal aanbreken. Dat is in Jezus’ leven als een universele belofte zichtbaar geworden, menen christenen. Dat zal in zijn voortgaande leven in verbondenheid met ons opnieuw zichtbaar worden. Daarom blijft het nog altijd van belang om zo menselijk en nuchter mogelijk over Jezus en zijn geschiedenis te praten en te denken. En het is goed om via de spiegel van Jezus over ons leven en onze geschiedenis te spreken, na te denken en te handelen. Dan wordt zichtbaar hoe God is.
Erik Borgman
Dr. Erik Borgman is hoogleraar systematische theologie aan de Universiteit van Tilburg. Hij onderzoekt onder meer de betekenis van christelijk sociaal denken voor de hedendaagse samenleving. Bovenstaande tekst is de inleiding op het boek met alle artikelen van de VolZin-serie ‘Jezus de enige ware? Debat over de uniciteit van Jezus’ dat onder redactie van Jan van Hooydonk dit jaar bij Uitgeverij Meinema is verschenen (96 blz., € 14,50).
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.