28/8/08
Jezus en de anderen
Christenen hebben de waarheid niet in pacht
Het is vandaag niet meer denkbaar dat je in een puur homogeen katholieke of zuiver protestantse wereld zou kunnen leven, zoals vijftig jaar geleden. Zelfs niet in bijvoorbeeld Italië of in Ierland. Het feit dat er godsdienstige tradities naast de onze bestaan, veel ouder soms of opvallend jonger, en die soms ook dankzij de christelijke traditie zijn ontstaan, leren we vroeg of laat onder ogen te zien. Een wat volgehouden verdieping van onze eigen godsdienst brengt ons vanzelf al op het spoor van het jodendom. Maar ook de islam of het boeddhisme zijn vandaag in het Westen niet meer weg te denken uit onze media.
De confrontatie met die veelheid aan godsdiensten kan christenen koud laten. Ze hebben genoeg aan het goede nieuws van hun traditie. Het kan hen ook nieuwsgierig maken: wat leeft er dan bij de anderen? Hoe gaan die anderen om met de grote levensvragen van lijden en dood, geluk en waarheid? Hun levensfilosofie, hun vasten of hun gemoedsrust maken indruk: kunnen we iets van hen leren, misschien zelfs iets met hen delen? Het kan ook ongerust maken: is dit geen bedreiging? Het kan zelfs inwerken als een forse uitdaging: moeten we die anderen niet tot betere gedachten brengen? Leven ze niet in de leugen, aangezien er toch maar één waarheid kan bestaan?
Zo komt men tot een ware typologie van mogelijke reacties op het feit dat er meer godsdienstige tradities naast elkaar bestaan. Achter elke reactie kan men beroemde namen en grote bewegingen uit de geschiedenis plaatsen. Wat we daarbij moeten bedenken, is dat binnen het jodendom, de islam of het boeddhisme de confrontatie met datzelfde feit eveneens een analoge waaier van reacties heeft uitgelokt en blijft uitlokken. Het fijnere beluisteren van de reacties bij de anderen zou misschien wel een grote overeenkomst in de typologie aan het licht kunnen brengen: zoals er bij ons mensen zijn die met dat verschil geen weg weten, zo is het ook bij de anderen. Maar er zijn ook grote accentverschillen op te merken. In het hindoeďsme bijvoorbeeld denkt men overwegend positief over andere religieuze tradities, terwijl elders vooral de schier onoverbrugbare tegenstelling flink benadrukt wordt. Een hindoe die in het buitenland vertoeft, zal het niet ongewoon vinden om zich aan te sluiten bij christelijke vieringen: in zijn ogen is er maar één grote godsdienstigheid. Gevaar voor syncretisme of enige vorm van vervreemding kent hij niet. De drie abrahamitische godsdiensten onderscheiden zich duidelijk in dat opzicht: zij hellen over naar intolerantie. Omgekeerd, daar waar met name christenen hoge waarde hechten aan het historische karakter van hun openbaring, in tegenstelling tot wat men mythen pleegt te noemen, vinden andere culturen die uniciteit gefundeerd op de historiciteit vaak een uiterst zwak en arm punt, tegenover de grootse verhalen – mythen – die geschiedenis en eeuwige tijd samen opnemen. De waardering van de vergankelijke tijd is omgekeerd evenredig bij de een en bij de ander. Dat dit alles vooral met cultuur te maken heeft, is vandaag een evidentie geworden. Als ik echter op mijn eigen theologische eiland opgesloten blijf, kom ik onmogelijk tot zulke nieuwe evidenties.
Woordeloos samenzijn
Als christenen hebben wij niet het monopolie op Jezus. ‘Jezus’ leeft ook elders, met name bij de moslims, maar ook in verschillende takken van het hedendaagse hindoeďsme. Zelfs in het verre Japan is Jezus, los van ons kerkelijk spreken, een referentie in het denken van bijvoorbeeld zenmeesters. Zo zei ooit een roshi (zenmeester): “Degene die gesproken heeft over ‘de lelies in het veld’ en ‘de vogels die niet zaaien noch maaien’, of over ‘de zon die opgaat over goeden en kwaden zonder onderscheid’, die man heeft het grote Licht gezien. Zijn derde oog is open.” Dit besef, dat we Jezus niet kunnen noch hoeven te monopoliseren, stemt tot nederigheid, eerbied en diepe vreugde.
We putten het geheim van het bestaan niet uit met onze originele toegang: Jezus en zijn Vader. En dat is waar voor elke traditie: niemand als denker en geen enkele traditie kan het geheel uitputtend verklaren. God is groter. Wat elk van ons weet, is belachelijk weinig in vergelijking met wat we niet weten. En ook al brengen we het weten van alle grote tradities samen, dan nog is hetgeen we samen niet weten ontzaglijk veel groter dan de som van al ons weten over het goddelijke Geheim, de ultieme Werkelijkheid of het Absolute, zoals deze ook bij boeddhisten wordt genoemd.
Ook dit inzicht maakt een mens nederig en mild, open en ontvankelijk. Het stil omgaan met onze onwetendheid, als we dat samen beoefenen, heb ik telkens mogen ervaren als een grote genade. Zo gingen de trappisten van Tibhirine in Algerije maandelijks op bezoek bij soefi’s in Medea: ze zaten in een kring, moslim en christen, door elkaar, staken in alle stilte een kaars aan en zwegen. Niemand eigende zich enige gebedsformule uit de eigen traditie toe: ze hielden het uit in pure stilte. De ene blik van de Ene lieten ze toe, woordeloos. Dat bracht hen dichter en dichter bij elkaar, ondervonden ze in de loop der jaren.
Ontmoeting
Christenen beroepen zich op Jezus als hun Heer en hun redder, als de middelaar bij uitstek tussen God en mensen: ze hebben zich gewonnen gegeven aan zijn verhaal, aan het getuigenis over hem, aan zijn Naam en de openbaringskracht die hij meedeelt. Gelovig treden ze binnen in een ruimte van licht en vrijheid. Hun geworteld bestaan kenmerkt zich door een diepe, blijvende dankbaarheid, wat er ook in hun leven mag gebeuren, want ooit mochten ze inzien en ervaren dat de grond van de dingen genade is. De kwaliteit van vrijheid en heiligheid die de consequente verdieping in de christelijke visie op het leven bewerkt, leidt, mijns inziens, niet tot veroordeling, diskwalificatie, suprematie of iets van dien aard ten opzichte van de anderen. Als nederigheid bij voorbeeld en zachtmoedigheid tot de kern behoren van wat de Zachtmoedige en Nederige van hart ons te leren heeft (zie Matteüs 11,28-30), dan kunnen we, gevormd in die school, moeilijk arrogant, misprijzend of onverschillig zijn ten opzichte van elk ander geloof of zelfs ongeloof. Ik geloof in de gemeenschap van de nederigen. Hun universalisme is onweerstaanbaar en onweerlegbaar. De vraag die de ontmoeting met andere geloven mij telkens weer stelt is: “Zijn we wel nederig genoeg?”
De ware ontmoeting met de ander in zijn of haar doorleefde vrijheid – zo kan ik althans uit ervaring getuigen – leidt tot verruiming en tot een feestelijk besef van iets heerlijks en nieuw. Toen een zenmeester ons de drie stadia van zijn gebruikelijke meditatie uiteenzette en in het laatste doorstootte tot ‘het Grote Bewustzijn’, (“Noem het goddelijk als u wilt”), was er niemand onder de aanwezigen die niet even deelde in het milde licht waarin hij ons stralend toesprak.
Zich op die weg begeven vraagt uiteraard tijd, studie, geduld, overwinning van allerlei obstakels, vooral in onszelf, van psychologische of culturele aard. De vrucht van een dergelijk proces kan zijn: grotere mildheid, bredere compassie, diepere stilte.
Parfum
Voor sommigen althans heeft dit avontuur geleid tot een grote zegen. Op die weg zijn enkele pioniers ons voorgegaan. We staan als grote groepen nog steeds aan een begin. Binnen onze christelijke beweging zien we een Clemens van Alexandrië (einde tweede eeuw, begin derde) zulk pionierswerk verrichten: platonische en stoďcijnse tradities bewoonden hem diep en hielpen hem zijn christelijke visie uit te bouwen. De Catalaans-Indische theoloog Raimon Panikkar (geboren in 1918) is binnen onze generatie een van de zeer moedige denkers die de interreligieuze ruimte onderzocht heeft, zonder ooit zijn christelijke wortels te negeren, of zijn Indisch erfgoed te verraden.
We staan aan een begin. Kunnen we nog terug? Ik denk van niet. Met grote sprongen zal de vooruitgang zeker niet geschieden: men mag eerder denken aan een olievlek die niet te stuiten is of aan een parfum: als de hals van het vaasje eenmaal is opengebroken, wie zal dan nog het parfum weer in het vaasje kunnen opsluiten?
Waar ik voortdurend op hoop, is een nederig, open en verheven christendom. Nederig, want verzoend met het laagste. Open, want in dialoog met het Al, gericht op het universele, en wel op een niet-totalitaire wijze, zoals alleen armen en nederigen dat kunnen. En verheven, want vertrouwd met het sublieme en het paradoxale.
Wat mogen we dan verwachten? Een boeddhist uit Japan liet op het einde van zijn verblijf in West- Europese abdijen de volgende Chinese spreuk vallen: “Als je een jaspissteen nog schoner wilt maken, dan moet je die polijsten met een andere jaspissteen, ontleend aan een andere berg.” Het ‘nog schonere’ is onze hoge verwachting, en ik kan niet anders dan te getuigen: het daagt reeds.
Benoît Standaert
Benoît Standaert, benedictijn van de Sint-Andriesabdij van Brugge, is auteur van De Jezusruimte, Ten
Have/Lannoo. Bovenstaande bijdrage is overgenomen uit VolZin van 22 augustus 2008 (www.volzin.nl).
Reacties
Dwaze stelling: er is maar een waarheid.
Over vaststaande feiten zou men dat kunnen beweren.
Maar bij alle godsdiensten spelen meningen, opvattingen, ideeën een beslissende rol, nooit de feiten. Over God vooral.
Daarom kunnen godsdienstleraren zich beter niet uitlaten DE waarheid te bezitten.
Enerzijds is het terrein waar waarheid speelt immens groot, anderzijds is het begrip DE waarheid zuiver platonisch, een boven alles uitstijgend begrip. zoals DE schoonheid. Het zijn filosofische abstracties, buiten de feitelijlkheden om, erboven uitstijgend.
Over DE waarheid is dus niet menselijk te discussieren, alleen over iets als waar aannemen zonder de verplichting dat aan anderen op te leggen.
Ben Ravelli - Bilthoven
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.