Jan van Kilsdonk (1917-2008), hartstochtelijk pastor – In Memoriam  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Spiritualiteit > Jan van Kilsdonk (1917-2008), hartstochtelijk p...
Paul Begheyn
5/8/08

Jan van Kilsdonk (1917-2008), hartstochtelijk pastor

 In Memoriam

Toen Jan van Kilsdonk op negentigjarige leeftijd zijn Amsterdamse jezuďetenhuis inruilde voor het R.-K. Zorgcentrum Sint Bernardus, nam hij slechts enkele boeken mee uit zijn persoonlijke bibliotheek. “Mijn nieuwsgierigheid wil niet slijten”, bekende hij in alle eerlijkheid. Achter bleven de boeken opgesteld in kasten aan drie wanden, voor negentig procent theologische werken, in meerderheid over het Nieuwe Testament en christologie. De bibliotheek van Jan van Kilsdonk gaf een goed beeld van zijn  wetenschappelijke interesse: de structuur en theologie van de vroegste christelijke gemeenten. In al zijn theologisch onderzoek wilde hij doordringen tot de kern van het geloof: wat is essentie, wat is bijzaak en franje? Maar ook liet hij op zijn kamer tientallen boeken achter, waarvan de auteurs voorin een persoonlijke opdracht hadden geschreven: dichters, theologen, politici. Deze verzameling is inmiddels overgebracht naar de afdeling ‘Bijzondere Collecties’ van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, als een bescheiden monument voor de overleden studentenpastor. De theologische werken in buitenlandse talen uit Van Kilsdonks verzameling zijn bestemd voor de theologieopleiding van jezuďeten in Oost-Europa.

Naast boeken werden op zijn kamer een twintigtal stapels van ongeordende papieren aangetroffen, van elk ongeveer dertig centimeter hoog, en kratten met ordners vol getypte afschriften van zijn in krachtige hand geschreven brieven. Zij bieden een beeld van het pastoraat van deze letterlijk tot het laatst onvermoeibare jezuďet, die van meet af aan een scherp oog had voor kerkelijke en maatschappelijke ongerechtigheid, en een groot hart voor mensen in de marge. Zij vormen de weerslag van zijn jarenlang tot diep in de nacht volgehouden bezoeken aan studenten in Amsterdam, van zijn pastorale gesprekken met mensen die hun huwelijk of andersoortige relatie gezegend wilden hebben, van zijn troostrijke woorden aan ouders die hun kind door suďcide verloren hadden. Schoenendozen met agenda’s laten zien hoe zorgvuldig hij zijn tochten langs de studentenflats voorbereidde en evalueerde. Ook waren her en der in deze stapels de eindeloze reeks preken te vinden, die hij in de Studentenecclesia en elders hield, en die na verloop van tijd uitgroeiden tot zorgvuldig gecomponeerde essays, waarin de spreker barokke effecten niet schuwde.

Vroegrijp

In Jan van Kilsdonk zijn de trekken te herkennen van zijn ouders, over wie hij graag en vol bewondering sprak. Zijn vader, een waarachtige patriarch, uit een molenaarsgeslacht in het Brabantse dorp Zeeland, was een zeer zwijgzaam type, bang voor conflicten, maar volstrekt authentiek. Zijn moeder, afkomstig uit het nabije Beers, die mooie brieven kon schrijven en gevoel had voor kunst, overleed na enkele jaren ziekelijkheid, toen Jan tien jaar oud was. Vijf jaar geleden zei hij daarover: “Ik was in alles op een bepaalde wijze vroegrijp. Ik nam mijn vader vaak bij de hand om naar het graf te gaan.” In zijn moeder had hij een soms verrassend religieuze taal ontdekt, wanneer zij het bijvoorbeeld had over “de goddelijke waardigheid van arme mensen”. Zelf kwam hij ook met een andersoortige religieuze taal in aanraking, toen hij als zeventienjarige jongen Art et scolastique van Jacques Maritain en Histoire du sentiment religieux en France van Henri Bremond las. Er kwam een verlangen bij hem op om in een abdij in te treden, maar de benedictijner monnik Pieter van der Meer de Walcheren adviseerde hem om contact op te nemen met de jezuďet Jan van Heugten, studentenpastor in Amsterdam, en eveneens een Brabander. Het priesterschap had bij Jan van Kilsdonk aanvankelijk vooral de gestalte van liturgisch gebed en studie. “Ik had toen gewoonweg geen pastorale dromen.”

In het tweede jaar van zijn noviciaat overviel hem de diepst denkbare geloofstwijfel: “Is dit hele geloofsbeeld niet allemaal illusie, allemaal waan? Daar ben ik nooit helemaal doorheen gekomen, maar wel werd en bleef die crisis draaglijk. Eigenlijk moet ik toegeven dat ik dat zelf niet zo goed begrijp. Die fundamentele twijfel is nooit meer geweken. Zodra een volstrekt niet-gelovige of iemand die dat geloof achter zich heeft gelaten zijn verhaal aan mij vertelt, herken ik het alsof ik het zelf ben. Dat is overigens pastoraal niet zo onvruchtbaar, hoor.” Dankzij deze pastorale attitude van herkenning was hij veel in gesprek met meer niet-gelovige dan gelovige mensen.

Een ander element in de pastorale attitude van Jan van Kilsdonk is steeds zijn hartstocht geweest voor mensen in de knel, gekoppeld aan een instinctieve eerbied voor mensen die lijden. Het was zijn hartstocht die hem in 1944 aanzette om pastor te worden van politieke delinquenten, die na afloop van de oorlog in kampen werden opgesloten. Hij ervoer ten diepste, dat hij als pastor werd geboren in een Maastrichtse kazerne met NSB’ers. Kampen in Valkenburg en Vught volgden, het laatste met meer dan twaalfduizend mensen. Over die periode heeft hij uitgesproken meningen, die hem sindsdien nooit meer hebben losgelaten. Een van die verworven inzichten is: “Schuldige mensen zijn nooit te bekeren door ze te beschuldigen. Alleen door ze te eerbiedigen. Nooit is iemand uit zijn schuld naar boven gekomen als hij werd beschuldigd. Meer heb ik over pastoraat eigenlijk niet te zeggen.”

Heerlijke jaren

Een aanstelling aan het Amsterdamse Ignatiuscollege “met in zilverpapier ingepakte jongetjes” leek hem niet aantrekkelijk, maar hij heeft er tien heerlijke jaren als godsdienstleraar gehad. In die periode heeft hij zich voor het eerst wetenschappelijk in de Bijbel verdiept. Aansluitend werd hij studentenpastor aan de beide Amsterdamse universiteiten. Spoedig ontstond een boeiende studentenecclesia met meer dan vijfhonderd mensen in drie diensten per zondag. Daar is de eerste Nederlandse liturgie ontstaan. “Het sloeg aan, terwijl we niets anders deden dan de Bijbel uitleggen, maar dan met ernst.” Als studentenpastor ontdekte hij de essentie van het pastorale gesprek: “Een volstrekt onbaatzuchtig gesprek waarin niet anders dan, maar onmiskenbaar, de eerbied doorklinkt voor de majesteit van zijn of haar persoon. In die verhouding is hij of zij ineens veel groter dan ooit iemand gedacht heeft. Het pastorale gesprek heeft niet per se een formeel religieuze inhoud, maar het heeft wel een diepgang en een authenticiteit, een vertrouwelijkheid, een weerloosheid. De ander is weerloos, geeft zich als weerloos. Zodra de ander pretenties heeft, is het geen pastoraal gesprek. En evenmin als de pastor pretenties heeft.” Jan van Kilsdonk zag een groot verschil tussen het pastorale gesprek en een bezoek aan een psychiater: “Een van de grootste voorrechten van een pastor is, dat hij geen betalende ‘cliënten’ heeft. Zolang dat blijft, blijft er kerk.”

Jan van Kilsdonk heeft altijd scherpe woorden gewijd aan een bepaald soort kerkelijk leiderschap,  zoals: “De huidige onkerkelijkheid is een absoluut voor de hand liggend antwoord op wat de hiërarchie doet.” Tegelijkertijd zag hij een heropbloei van aandacht voor het religieuze, telkens wanneer jonge mensen met belangstelling afkomen op dopen, huwelijken en uitvaarten.“Je zou dan misduidend kunnen zeggen: ze komen voor de sensatie. Maar er is bijna altijd sprake van een wat dieper idee. Zij voelen dat er echt iets gebeurt. Zij kunnen de goddelijke dingen eigenlijk alleen maar ervaren in zulke incidenten die inslaan in het leven, en niet zozeer op de voorgeschreven zondag.”

Trouw

Toen Jan van Kilsdonk op 7 september 2005 zijn zestigjarig priesterfeest vierde, heb ik hem publiekelijk verteld welke vijf ‘dingen’ ik van hem heb geleerd en waarvoor ik hem dankbaar ben.

Allereerst is dat zijn trouw aan het oorspronkelijke visioen, de onverwoestbaarheid van de oer-roeping, als leidraad bij alles wat je als jezuďet, priester en pastor te doen staat. Geen geschipper, niet buigen voor de macht van satrapen en bange autoriteiten. Voorwaar een zeer ignatiaanse eigenschap.

Ten tweede is er de voortdurende terugbuiging naar de Bijbel, de doorgaande dialoog met Gods woord in mensentaal, de herbronning en de exegese om de Heilige Schrift te kunnen bevrijden uit eigentijdse en vooringenomen vertolking.

Ten derde is er de gevoeligheid voor de mystieke stroom van ons geloof, waar hij uitdrukkelijk mee kennismaakte tijdens zijn stage in het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen.

Ten vierde is er het bijhouden van het vak van theoloog. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de joodse wortels van het christendom en de vroegste vormen en uitdrukkingen van kerk-zijn.

Ten vijfde was er zijn inzet voor marginalen in kerk en maatschappij. Dat begon met het pastoraat onder politieke delinquenten onmiddellijk na de priesterwijding. Het werd gevolgd door godsdienstonderwijs aan scholieren en pastoraat onder studenten. Dat zijn weliswaar geen marginale groepen in eigenlijke zin, maar ze vergen van de pastor een inlevingsvermogen waar de gevestigde orde vaak niet blij mee is. En onder die studenten en via hen was er de nabijheid aan degenen die een dierbare door suďcide verloren.

Ondertussen vertolkte hij onverdroten de gedachten die al langer speelden in de hoofden en harten van katholieke intellectuelen zoals de Adelbertgroep, betreffende de geestelijke dictatuur van de kerkelijke overheid. Ten slotte was er zijn inzet voor die talloze mannen en vrouwen die niet anders kunnen dan liefde te voelen en te tonen voor anderen van hun eigen geslacht, door hem bevrijdend betiteld als “een vondst van de Schepper”. Met name was hij bij hen aanwezig toen aids onder hen een verwoesting aanrichtte, zittend aan hun ziekbed, troostend bij partners, ouders en nabestaanden, zegenend en wierokend rond de kist.

Eeuwige nieuwsgierigheid

Op 20 juni sprak ik voor het laatst met hem. Het was vóór de begrafenis van zijn oud-leerling Kees Fens. Hij zat op een aparte stoel in de kerk van de Amsterdamse Krijtberg, buiten het zicht van camera’s, waarvan hij altijd genoten had in een zweem van verborgen ijdelheid. Maar Jan van Kilsdonk zat er als het ware op de reservebank. Hij hoorde en zag niet meer goed wat er gebeurde, en wie er sprak. Maar hij zat er toch maar, om de overledene eer te bewijzen, zoals hij met talloze  anderen gedaan had. En zoals altijd, wanneer hij scherp wenste te luisteren, had hij zijn hoofd schuin omhoog gericht, met zijn eeuwige nieuwsgierigheid naar een mogelijke verrassing. Ooit zei hij in een interview: “Ik vind het heidens om onsterfelijk te willen zijn. Maar ik heb wel het gevoel dat God mij vasthoudt over de dood heen.”

Paul Begheyn

Historicus Paul Begheyn is jezuďet, directeur van het Nederlands Instituut voor Jezuďeten Studies te Amsterdam, en archivaris van de Nederlandse jezuďeten. Bovenstaande bijdrage is overgenomen uit VolZin van 18 juli 2008 (www.opiniebladvolzin.nl) evenals de foto van Jan van Kilsdonk in zijn werkkamer, gemaakt door Willy Slingerland.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol