26/12/09
In Memoriam Edward Schillebeeckx (1914-2009)
Edward Cornelis Florent Alfons Schillebeeckx werd geboren als de zesde van de veertien kinderen van zijn vader Constant en zijn moeder Johanna Calis. Hij zag het levenslicht op 12 november 1914 in Antwerpen, waar zijn familie korte tijd verbleef vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Hij groeide op in Kortenberg in Vlaams Brabant, waar zijn vader werkte als registeraccountant voor de Belgische regering. Evenals de meeste van zijn broers bezocht hij het jezuïetencollege. Hier genoot hij een klassieke opleiding in het Frans, onder een regime dat hij als te strikt ervoer. Dit weerhield hem ervan in navolging van een oudere broer in te treden in de Sociëteit van Jezus.
Edward koos voor de dominicanen en trad in als bijna twintigjarige in hun klooster te Gent. Na een jaar noviciaat studeerde hij daar drie jaar filosofie. In deze tijd werd hij sterk beïnvloed door Domien De Petter, geestelijk begeleider van de studenten en hun meest prominente docent filosofie, die een persoonlijke synthese had ontwikkeld van het denken van Thomas van Aquino en het eigentijds fenomenologisch en personalistisch denken. De Petter moedigde Schillebeeckx aan zelf te filosoferen. Tijdens zijn militaire dienst kon Schillebeeckx als religieus vrijwel ongestoord verder studeren. Deze periode ging praktisch naadloos over in de vierjarige theologiestudie in het dominicanenklooster van Leuven, die nauwelijks verstoord werd door de inmiddels uitgebroken Tweede Wereldoorlog. Na de open filosofie in Gent, was de formele en gesloten theologie die hem in Leuven werd gepresenteerd voor hem een teleurstelling. Hij ontleende zijn inspiratie aan het lezen van de ‘levenstheologie’ van Karl Adam.
In 1943 werd Schillebeeckx tijdelijk theologiedocent in het dominicaanse studiehuis in Leuven. Zodra de omstandigheden het toelieten, werd hij naar Parijs gestuurd om zijn studie af te ronden. Hier liep hij college zowel in het dominicaanse studiehuis Le Saulchoir als aan de Sorbonne, de École des Hautes Études en het Collège de France, onder meer bij zijn medebroeders Marie-Dominique Chenu en Yves Congar. Bovendien maakte hij kennis met het na-oorlogse existentialisme, het (christelijke) marxisme en de beweging van priesterarbeiders in de Franse kerk. Na zijn terugkeer in Leuven kreeg Schillebeeckx de opdracht de hele dogmatiek te doceren. Dit bood hem de mogelijkheid een nieuwe benadering te ontwikkelen, tegelijkertijd historisch en systematisch, die gebaseerd was op hetgeen hij geleerd had van De Petter, Chenu en Congar. Deze benadering vond haar neerslag in een omvangrijke eerste publicatie, De sacramentele heilseconomie (1952, een bewerking van zijn dissertatie), en in een aantal zeer uitgebreide collegedictaten. Vanaf het begin van zijn Leuvense periode was hij ook nauw betrokken bij algemene culturele en spirituele bewegingen en tijdschriften: Kultuurleven en vooral Tijdschrift voor Geestelijk Leven, waarvoor hij talrijke bijdragen schreef die ook theologisch van groot belang bleken. Dit geldt eveneens voor zijn kleine boekje over Maria en velerlei artikelen zowel op academisch als op populair niveau. Mede daardoor raakte hij bekend als auteur en spreker zowel in Vlaanderen als in Nederland.
Van 1957 tot 1983 was Schillebeeckx’ leven en theologische ontwikkeling nauw verbonden met de Nijmeegse theologische faculteit.
Gedurende zijn Vlaamse periode, als vruchtbaar publicist en veelgevraagd spreker, had Schillebeeckx naam gemaakt als een theoloog die de katholieke traditie wist te presenteren niet als de starre, vaststaande leer waarin zij zich toen vaak voordeed, maar als een denkende, met de concrete menselijke geschiedenis en de cultuur verbonden uitdrukking van levend geloof in de levende God. Door achtergrond en studie was Schillebeeckx verbonden met de ingrijpende vernieuwingen die in de periode na de oorlog met name in de Franse theologie plaatsvonden. Inzet was het katholieke geloof opnieuw in verbinding te brengen met de eigentijdse samenleving en de eigentijdse cultuur. De Nederlandse katholieke theologie was vanouds sterk gericht op het kerkelijk leven en het pastoraat in het eigen land. Schillebeeckx bracht de internationale discussie binnen die een theologische bijdrage wilde leveren aan de reflecties op eigentijdse vragen en dilemma’s.
In het bijzonder werd Schillebeeckx gewaardeerd om zijn baanbrekende visie op de sacramenten, die hij had uiteengezet in De sacramentele heilseconomie (1952). Deze studie maakte duidelijk dat doop, vormsel, priesterwijding, huwelijk, ziekenzalving, biecht en vooral eucharistie geen geheimzinnige, haast magische rituelen waren, maar het christelijk geloof in zijn volheid vierden, uitdrukten en present stelden. Velen zagen in de jaren vijftig de noodzaak de katholieke liturgie te vernieuwen en Schillebeeckx’ studie werd beschouwd als een belangrijke theologische onderbouwing van deze vernieuwing.
Vanuit zijn brede achtergrond begon Schillebeeckx in 1958 in Nijmegen college te geven aan de theologische faculteit, maar ook voor studenten van andere faculteiten.
Het Tweede Vaticaans Concilie, dat paus Johannes XXIII op 25 januari 1959 onverwacht aankondigde, zou van grote invloed zijn op Schillebeeckx’ loopbaan. Hij raakte snel intensief betrokken bij de voorbereidingen ervan en werd de belangrijkste adviseur van de Nederlandse bisschoppen. Hij schreef voor hen in 1960 een herderlijke brief over de betekenis van het concilie die internationaal opzien baarde en waardoor de Nederlandse kerk als ‘progressief’ bekend kwam te staan.
De lezingen die Schillebeeckx hield in Rome tussen 1963 en 1965, de periode van het feitelijke verloop van het concilie, bezorgde hem internationale bekendheid. Door zijn nauwe relatie met het toenmalige Nederlandse episcopaat en zijn optreden op de Nederlandse televisie werd hij beschouwd als de theologische stem van het Nederlandse katholicisme. In belangrijke mate dankzij hem werd de Nederlandse theologie, en in het bijzonder die aan de Nijmeegse theologische faculteit, internationaal bekend vanwege zijn vernieuwende en open, kwalitatief hoogwaardige theologiebeoefening.
Evenals andere vernieuwingsgezinde theologen beschouwde Schillebeeckx het concilie aanvankelijk vooral als mogelijkheid eindelijk praktische consequenties te trekken uit eerdere theologische ontwikkelingen. In haar feitelijke verloop was het concilie veel meer. Het stelde volgens Schillebeeckx op indringende wijze de vraag naar de verhouding van de katholieke kerk tot de eigentijdse wereld. Niet langer zou de kerk zich los en zelfs in contrast met de wereld profileren, maar zij zou voortaan nauw verbonden zijn met haar “vreugde en hoop, verdriet en angst”. Aan het ontwikkelen van een bij een dergelijk katholicisme passende theologie zou hij de rest van zijn leven blijven werken, ook toen het optimisme van de conciliejaren al lang verdwenen was.
Schillebeeckx heeft zich steeds ingezet voor een theologie die betekenis had voor een breed publiek. In 1960, in de aanlooptijd tot het concilie, had hij het initiatief genomen tot het Tijdschrift voor Theologie, dat gerichtheid op eigentijdse vragen wilde verbinden met wetenschappelijke theologische bezinning. In 1965 richtte Schillebeeckx met een aantal andere prominente concilie-theologen – Y. Congar, H. Küng, J.B. Metz en K. Rahner – op initiatief van uitgever P. Brand het internationale theologische tijdschrift Concilium op, dat de open, wereldkerk-brede discussie en de gerichtheid op de eigentijdse vragen die het concilie hadden gekenmerkt, wilde voortzetten. Beide tijdschriften bestaan nog altijd.
De verhouding van geloof en cultuur, kerk en wereld, is steeds het centrale thema van Schillebeeckx’ theologie geweest. In de periode na het concilie zocht hij, naar hij zelf schreef ‘met koortsachtige aandrang’, naar een theologie voor een kerk die onverbrekelijk verbonden was met de wereld, maar in deze wereld geconfronteerd werd met een snel voortschrijdende secularisatie en met andere ingrijpende maatschappelijke en culturele veranderingen. Zijn weigering zich theologisch voor deze ontwikkelingen af te sluiten hadden hun doorwerking ook aan de Nijmeegse theologische faculteit, waar met name in de jaren zeventig en tachtig alle vooronderstellingen van geloof en theologie indringend bevraagd en onder kritiek gesteld werden.
In de jaren zeventig schreef Schillebeeckx zijn twee baanbrekende studies over Jezus en diens betekenis: Jezus, het verhaal van een levende (1974) en Gerechtigheid en liefde: Genade en bevrijding (1977). Zij maakten duidelijk dat een wetenschappelijke en een gelovige visie op de Nieuwtestamentische geschriften en de vroege kerkgeschiedenis niet met elkaar in strijd zijn. Tevens lieten zij zien dat het christelijk geloof voor hedendaagse, zich voor verandering van de wereld inzettende mensen van fundamentele betekenis kan zijn. Schillebeeckx hield zich intensief bezig met vormen van maatschappijkritische theorie. Hij voelde zich verwant aan de zogenoemde politieke theologie van Johann Baptist Metz en vanaf het ontstaan ervan met de Latijns-Amerikaanse theologie van de bevrijding. In 1979 verleende de Nijmeegse universiteit een eredoctoraat aan de Peruaanse bevrijdingstheoloog Gustavo Gutiérrez, waarbij Schillebeeckx optrad als promotor.
Schillebeeckx bleef zich ook intensief bezighouden met meer binnenkerkelijke ontwikkelingen. Theologisch schreef hij indringend en geruchtmakend over de vormgeving van de kerk en speciaal van het priesterambt in Kerk en ambt (1980) en Pleidooi voor mensen in de kerk (1985). Als adviseur van het episcopaat in de jaren zestig en zeventig, raakte hij ook betrokken bij de conflicten die de ontwikkelingen binnen de kerk, en met name binnen het Nederlands katholicisme opriepen, zowel op nationaal niveau als op het niveau van de wereldkerk. Tot drie keer toe werd hij in de na-conciliaire periode voor zijn theologische ideeën ter verantwoording geroepen door de Romeinse instanties. Geen van zijn opvattingen werden veroordeeld, maar er ontstond een sfeer van verdenking rond zijn werk die grote verontwaardiging opriep bij de velen die zich in zijn visie herkenden. Ook Schillebeeckx zelf voelde zich erdoor miskend, maar dit leidde nooit tot vijandigheid ten aanzien van de institutionele kerk.
Tegenover de binnenkerkelijke kritiek staan tal van eredoctoraten en andere onderscheidingen. In 1982 ontving Schillebeeckx uit handen van Prins Bernhard de prestigieuze Erasmusprijs.
Vanaf zijn emeritaat in 1983 tot kort voor zijn dood is Schillebeeckx steeds theologisch actief gebleven. Na het verschijnen van Mensen als verhaal van God (1989) waarmee hij zijn geplande trilogie over Jezus voltooide, vijftien jaar na het verschijnen van het eerste deel ervan, vatte hij het plan op zijn grote studie over de theologische betekenis van de liturgie en de sacramenten uit de jaren vijftig te herschrijven. In 2000 verraste hij velen met een artikel in Tijdschrift voor Theologie waarin hij intensief in gesprek ging met recente ontwikkelingen binnen de antropologie en de zogenoemde Ritual Studies. De tekst, en de lezingen die hij erover gaf, straalde het gelukkige en verwachtingsvolle besef uit op de drempel van nieuwe, belangwekkende ontdekkingen te staan. Dat hij dit gevoel tot op zo’n hoge leeftijd heeft gehouden, tekent deze theoloog die boeklange interviews liet publiceerde onder de titel God is ieder ogenblik nieuw (1982) en Sono un teologo felice (1994; ‘Ik ben een gelukkig theoloog’, niet verschenen in het Nederlands).
Door de ongemakken van zijn ziekte heeft hij zijn geplande studie over rituelen en sacramenten niet kunnen afronden. Ziekte en dood blijven wat Schillebeeckx zelf een ‘contrastervaring’ genoemd heeft, een ervaring die duidelijk maakt dat het in de bijbelse geschriften beloofde en in het christendom verhoopte ‘rijk van God’ wel geanticipeerd kan worden, maar dat het nog niet ten volle is aangebroken.
De theologie van Schillebeeckx wordt nog steeds op tal van plaatsen in de wereld intensief bestudeerd met het oog op de vernieuwing van geloof en kerk in hun relatie tot de hedendaagse wereld. Dit zal na zijn dood zeker voortgaan. Aan de Nijmeegse theologische faculteit is een leerstoel ingericht die onder de titel Theologie en cultuur zijn erfenis levend houdt. Deze leerstoel is momenteel onbezet, maar er is uitzicht op een nieuwe bezetting ervan. Maar bovenal weten velen in katholiek theologisch Nederland zich, met alle ingrijpende veranderingen die zich de laatste decennia in samenleving, kerk en universiteit hebben voorgedaan, mede drager van Schillebeeckx’ erfenis. De door hem voorgestane combinatie van openheid en gevoeligheid voor culturele en maatschappelijke ontwikkelingen, theologische reflectie van het hoogste wetenschappelijke niveau op basis hiervan, en de gerichtheid op het blijvende mysterie als bron en doel van de werkelijkheid dat velen God noemen, staat ook hen voor ogen.
Dat Edward Schillebeeckx mag rusten in het mysterie waar hij met hart en verstand steeds naar hunkerde.
Erik Borgman
Prof. dr. Erik Borgman schreef bovenstaand In Memoriam, namens de Stichting Edward Schillebeeckx waarvan hij adviseur is, voor de website van deze stichting.
Reacties
Ondanks dat ik helaas niet de vooropleiding heb om de werken van prof. Schillebeeckx te begrijpen, heb ik wél van hem geleerd, dat het ondanks alles beter is deze (R.K.) Kerk NIET te verlaten.
Theo Thier - Wijchen
De schampere reactie van het Vaticaan over de theoloog Schillebeeckx op de dag voor zijn begrafenis getuigt van liefdeloosheid en een gebrek aan elementair respect. Zo ga je niet om - en zeker als christen niet - met iemand met wie je van mening verschilt, zo ga je ook niet om met iemand die zelf bij al zijn verschil van opvatting met het Vaticaan door en door een man van kerk en traditie is gebleven. Maar.. de reactie van Rome ligt geheel in een lijn die zich almaar meer aftekent: zich afzetten tegen de inzichten van het eigen (2e) Vaticaans Concilie. Vorig jaar omstreeks deze zelfde tijd haalde Rome bewust de leden van het Piusgezelschap binnen boord, dat juist is opgericht tegen dit Vaticanum II, inclusief
alle antijudaïstische en antisemitische smetten die het aankleeft (juist ook tegen het document van Vaticanum II over het jodendom verzette dit gezelschap zich). Nu, één jaar later, verguist men postuum de man die de inzichten voor dit Concilie heeft aangedragen.
André Zandbelt - Almelo
Op deze morgen waarop mijn oud-leermeester Edward Schillebeeckz wordt begraven (waarbij ik tot mijn grote spijt niet aanwezig kan zijn) lees ik dat een Italiaanse bisschop, Franco Brambilla, hem nog even een trap na geeft. Zijn hele leven heeft het Vaticaan Schillebeeckx al op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Je zou verwachten dat er nu toch minstens een excuus van die kant zou komen. Mocht het Vaticaan niets met dit artikel te maken hebben, dan zou het bovengenoemde bisschop minstens toch kunnen wijzen op zijn fijngevoeligheid om op de juiste dag zo verkeerd na te trappen. Dit heeft niks meer te maken met 'Het verhaal van een Levende'!
joost tibosch sr - valkenswaard
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.